HET
ZEGEL
VAN
GOD
"Toen
riep
Hij
met
luider
stem
te
mijnen
aanhoren:
Treedt
nader,
gij,
die
aan
de
stad
de
straf
voltrekken
moet,
ieder
met
zijn
verdelgingswapen
in
de
hand!...
En
Hij
riep
de
man
die
in
linnen
gekleed
was
en
de
schrijfkoker
aan
zijn
zijde
droeg.
En
de
Here
zeide
tot
hem:
Trek
midden
door
de
stad,
midden
door
Jeruzalem,
en
maak
een
teken
op
de
voorhoofden
der
mannen
die
zuchten
en
kermen
over
al
de
gruwelen
die
daar
bedreven
worden.
Tot
de
anderen
zeide
Hij
te
mijnen
aanhoren:
Trek
achter
hem
aan
door
de
stad
en
slaat
neer.
Ontziet
niet
en
hebt
geen
deernis.
Grijsaards,
jongelingen
en
jonge
meisjes,
kleine
kinderen
en
vrouwen,
moet
gij
doden
en
verdelgen;
maar
niemand
die
het
teken
draagt,
moogt
gij
aanraken;
bij
mijn
heiligdom
moet
gij
beginnen.
Toen
begonnen
zij
bij
de
mannen,
de
oudsten,
die
zich
vóór
de
tempel
bevonden."
Ezechiël
9:1-6
Jezus
staat
op
het
punt
het
verzoeningswerk
in
het
hemelse
heiligdom
te
beëindigen,
om
de
klederen
der
wraak
aan
te
doen,
en
Zijn
toorn
in
de
vorm
van
oordelen
uit
te
gieten
over
hen
die
niet
gereageerd
hebben
op
het
licht
dat
God
hen
gegeven
heeft.
"Omdat
het
vonnis
over
de
boze
daad
niet
aanstonds
voltrokken
wordt,
daarom
is
het
hart
der
mensenkinderen
in
hen
begerig
om
kwaad
te
doen."
In
plaats
van
geroerd
te
zijn
door
het
geduld
en
de
verdraagzaamheid
die
de
Heer
hen
bewezen
heeft,
verharden
zij
die
God
niet
vrezen
en
de
waarheid
niet
liefhebben
hun
hart
in
het
bedrijven
van
hun
slechtheid.
Er
zijn
echter
grenzen
zelfs
aan
de
verdraagzaamheid
van
God,
en
velen
overschrijden
deze
grenzen.
Zij
hebben
de
grenzen
van
de
genade
overschreden,
en
daarom
moet
God
ingrijpen
en
Zijn
eigen
eer
rechtvaardigen.
Over
de
Amorieten
zei
de
Heer:
"Het
vierde
geslacht
echter
zal
hierheen
wederkeren,
want
eerder
is
de
maat
van
de
ongerechtigheid
der
Amorieten
niet
vol."
Ofschoon
deze
natie
in
het
oog
viel
vanwege
haar
afgoderij
en
verdorvenheid,
had
zij
de
maat
van
haar
ongerechtigheid
nog
niet
helemaal
vol
gemaakt,
en
God
wilde
niet
het
bevel
geven
tot
haar
volledige
verwoesting.
De
mensen
zouden
op
bijzondere
wijze
een
demonstratie
van
de
goddelijke
kracht
te
zien
krijgen,
zodat
zij
geen
excuus
meer
zouden
hebben.
De
medelijdende
Schepper
was
bereid
om
hun
ongerechtigheid
te
verdragen
tot
aan
het
vierde
geslacht.
Als
er
dan
nog
geen
verbetering
was
opgetreden,
zouden
Zijn
oordelen
hen
treffen.
Met
onfeilbare
nauwkeurigheid
houdt
de
Oneindige
een
verslag
bij
van
alle
naties.
Zolang
Zijn
genade
nog
wordt
vertederd
door
de
oproep
tot
berouw
blijft
dit
verslag
open;
wanneer
echter
het
moment
bereikt
is
dat
God
heeft
vastgesteld,
gaat
Hij
over
tot
de
uitstorting
van
Zijn
toorn.
Het
verslag
wordt
afgesloten.
Het
goddelijk
geduld
eindigt.
Genade
pleit
niet
langer
ten
gunste
van
hun.
De
profeet,
die
de
eeuwen
overzag,
zag
in
visioen
onze
tijd.
De
volkeren
van
onze
tijd
hebben
ongekend
veel
genade
ontvangen.
De
grootste
hemelse
zegeningen
zijn
hun
gegeven,
maar
toenemende
trots,
begeerte,
minachting
van
God
en
ondankbaarheid
worden
tegen
hen
opgetekend.
Zij
maakten
snel
een
einde
aan
Gods
geduld.
Hetgeen
mij
echter
doet
huiveren
is
het
feit
dat
zij
die
het
grootste
licht
en
de
meeste
voorrechten
hebben
ontvangen,
besmet
zijn
geraakt
met
de
heersende
ongerechtigheid.
Beïnvloed
door
de
ongerechtigheid
om
hen
heen,
zijn
velen,
zelfs
van
hen
die
de
waarheid
belijden,
koud
geworden
en
worden
meegesleept
door
de
sterke
stroming
van
het
kwaad.
De
algemeen
voorkomende
bespotting
van
ware
vroomheid
en
heiligheid
brengt
hen
die
geen
nauwe
band
met
God
hebben
ertoe
hun
eerbied
voor
Zijn
wet
de
verliezen.
Als
zij
het
licht
zouden
volgen
en
de
waarheid
met
heel
hun
hart
zouden
gehoorzamen,
zou
deze
heilige
wet
hun
zelfs
nog
dierbaarder
zijn,
nu
deze
zo
veracht
en
aan
de
kant
wordt
gezet.
Naarmate
de
minachting
voor
Gods
wet
duidelijker
wordt,
wordt
de
scheiding
tussen
hen
die
haar
in
acht
nemen
en
de
wereld,
ook
duidelijker
zichtbaar.
Liefde
voor
de
goddelijke
voorschriften
neemt
bij
de
ene
groep
toe
naarmate
bij
de
andere
groep
de
minachting
ervoor
toeneemt.
De
crisis
komt
snel
dichterbij.
De
snel
stijgende
verwording
laat
zien
dat
de
tijd
van
Gods
plagen
bijna
gekomen
is.
Alhoewel
Hij
een
afkeer
heeft
van
straffen,
zal
Hij
zeker
straffen
en
wel
spoedig.
Zij
die
in
het
licht
wandelen,
zullen
de
tekenen
zien
van
het
naderende
gevaar;
zij
mogen
echter
geen
stille
en
onverschillige
houding
aannemen
in
afwachting
van
de
ondergang,
terwijl
zij
zich
troosten
met
het
geloof
dat
God
Zijn
volk
zal
behoeden
in
de
dag
der
bezoeking.
Verre
van
dat.
Zij
moeten
beseffen
dat
het
hun
plicht
is
ijverig
te
werken
om
anderen
te
redden,
terwijl
ze
met
een
sterk
geloof
naar
God
zien
om
hulp.
"Het
gebed
van
een
rechtvaardige
vermag
veel."
Het
zuurdesem
van
de
godsvrucht
heeft
haar
kracht
niet
geheel
verloren.
Tegen
de
tijd
dat
het
gevaar
en
de
inzinking
van
de
gemeente
het
grootst
zijn,
zal
het
kleine
groepje
dat
in
het
licht
staat
zuchten
en
wenen
vanwege
de
gruwelen
die
in
het
land
plaatsvinden.
Maar
bovenal
zullen
hun
gebeden
opstijgen
ten
behoeve
van
de
gemeente,
omdat
haar
leden
zich
gedragen
naar
het
voorbeeld
van
de
wereld.
De
ernstige
gebeden
van
deze
weinige
getrouwen
zullen
niet
vergeefs
zijn.
Wanneer
de
Heer
verschijnt
als
wreker,
zal
Hij
ook
komen
als
beschermer
van
al
degenen
die
het
geloof
in
zijn
zuiverheid
bewaard
hebben
en
zichzelf
onbesmet
bewaard
hebben
van
de
wereld.
God
heeft
beloofd
dat
Hij
op
dat
tijdstip
Zijn
uitverkorenen
recht
zal
verschaffen,
die
dag
en
nacht
tot
Hem
roepen;
hoewel
Hij
lang
geduld
heeft
gehad.
Het
gebod
luidt:
"Trek
midden
door
de
stad,
midden
door
Jeruzalem,
en
maak
een
teken
op
de
voorhoofden
der
mannen
die
zuchten
en
kermen
over
al
de
gruwelen
die
daar
bedreven
worden."
Deze
zuchtende
en
roepende
mensen
hadden
de
woorden
des
levens
hoog
gehouden;
zij
hadden
berispt,
raad
gegeven,
en
gesmeekt.
Sommigen
die
God
onteerd
hadden,
bekeerden
zich
en
vernederden
zich
voor
Hem.
De
heerlijkheid
des
Heren
was
echter
van
Israël
geweken;
ofschoon
velen
de
uiterlijkheden
van
de
godsdienst
nog
voortzetten,
ontbraken
Zijn
kracht
en
aanwezigheid.
In
de
tijd
dat
Zijn
toorn
in
oordelen
openbaar
zal
worden,
zullen
deze
nederige,
toegewijde
volgelingen
van
Christus
door
hun
zielsangst
onderscheiden
worden
van
de
rest
van
de
wereld,
wat
tot
uitdrukking
komt
in
weeklachten
en
geween,
vermaningen
en
waarschuwingen.
Terwijl
anderen
de
bestaande
slechtheid
trachten
te
verhullen,
en
het
grote
kwaad
dat
overal
plaatsvindt
verontschuldigen,
zullen
zij
die
ijver
voor
Gods
eer
en
een
liefde
voor
zielen
hebben,
zich
niet
stil
houden
om
bij
anderen
in
de
gunst
te
komen.
Hun
rechtvaardige
zielen
worden
elke
dag
weer
gepijnigd
door
de
onheilige
werken
en
het
gedrag
van
de
onrechtvaardigen.
Zij
staan
machteloos
om
de
aanstormende
vloed
van
het
kwaad
te
stoppen,
en
daarom
worden
zij
vervuld
met
verdriet
en
verontrusting.
Zij
treuren
voor
God,
omdat
zij
zien
hoe
de
godsdienst
wordt
geminacht
in
de
gezinnen
die
veel
licht
hadden.
Zij
weeklagen
en
hebben
zielenleed,
omdat
trots,
hebzucht,
zelfzucht
en
bedrog
van
bijna
elke
soort
in
de
gemeente
gevonden
worden.
De
Geest
van
God,
die
aanzet
tot
vermaning,
wordt
vertreden,
terwijl
de
knechten
van
Satan
triomferen.
God
wordt
onteerd,
de
waarheid
krachteloos
gemaakt.
Zij
die
niet
rouwen
over
hun
eigen
geestelijk
verval,
noch
treuren
over
de
zonden
van
anderen,
zullen
het
zegel
van
God
niet
ontvangen.
De
Heer
beveelt
Zijn
boodschappers,
de
mannen
met
verdelgingswapens
in
hun
hand:
"Trek
achter
hem
aan
door
de
stad
en
slaat
neer.
Ontziet
niet
en
hebt
geen
deernis.
Grijsaards,
jongelingen
en
jonge
meisjes,
kleine
kinderen
en
vrouwen,
moet
gij
doden
en
verdelgen;
maar
niemand
die
het
teken
draagt,
moogt
gij
aanraken;
bij
mijn
heiligdom
moet
gij
beginnen.
Toen
begonnen
zij
bij
de
mannen,
de
oudsten,
die
zich
vóór
de
tempel
bevonden."
Hier
zien
wij
dat
de
gemeente
--
Gods
heiligdom -- de
eerste
was
die
de
uitwerking
van
God
toorn
zou
voelen.
De
oudsten,
zij
aan
wie
God
veel
licht
had
gegeven
en
die
de
wachters
waren
over
de
geestelijke
belangen
van
de
mensen,
hadden
het
vertrouwen
beschaamd
dat
in
hen
gesteld
was.
Zij
hadden
zich
op
het
standpunt
gesteld
dat
wij
geen
wonderen
en
duidelijke
manifestaties
van
Gods
kracht
hoefden
te
verwachten,
zoals
in
vroeger
tijden;
de
tijden
zijn
veranderd.
Deze
woorden
versterken
hun
ongeloof
en
zij
zeggen:
De
Heer
zal
noch
goed,
noch
kwaad
doen.
Hij
is
te
genadig
om
Zijn
volk
met
een
oordeel
te
treffen.
Zo
is
"vrede
en
rust"
de
roep
van
mannen
die
nooit
meer
hun
stem
als
een
bazuin
zullen
verheffen,
om
Gods
volk
op
hun
overtredingen
te
wijzen
en
het
huis
van
Jacob
op
hun
zonden.
Deze
stomme
honden,
die
niet
willen
blaffen,
zijn
zij
die
de
rechtvaardige
wraak
van
een
beledigde
God
zullen
ervaren.
Mannen,
vrouwen
en
kleine
kinderen
zullen
samen
ten
onder
gaan.
De
gruwelen,
waarover
de
gelovigen
zuchtten
en
weenden,
waren
gruwelen
die
door
menselijke
ogen
konden
worden
gezien;
echter,
de
meest
afschuwelijke
zonden,
die
de
heilige
en
reine
God
het
meest
kwetsten,
bleven
verborgen.
De
grote
Onderzoeker
van
het
hart
kent
elke
zonde
die
door
de
werkers
der
ongerechtigheid
in
het
geheim
worden
begaan.
Deze
personen
voelen
zich
veilig
in
hun
bedrog,
en
omdat
de
Heer
zo
geduldig
is,
zeggen
zij
dat
Hij
niets
ziet
en
gedragen
zij
zich
alsof
Hij
de
aarde
verlaten
heeft.
Hij
zal
hun
hypocrisie
echter
waarnemen
en
zal
aan
anderen
de
zonden
blootleggen,
die
zij
zo
zorgvuldig
verborgen
wilden
houden.
Geen
hoge
rang,
waardigheid
of
wereldse
wijsheid
en
geen
hoge
post
in
de
kerk
zullen
de
mens
ervan
weerhouden
om
beginselen
op
te
offeren,
wanneer
zij
worden
overgelaten
aan
hun
eigen
bedrieglijke
hart.
Zij
die
als
achtenswaardig
en
rechtvaardig
werden
beschouwd,
zullen
de
aanstichters
blijken
te
zijn
van
afvalligheid
en
voorbeelden
van
onverschilligheid
en
misbruik
van
Gods
genade
zijn.
Hun
verdorven
gedrag
zal
Hij
niet
langer
dulden
en
in
Zijn
toorn
rekent
Hij
genadeloos
met
hen
af.
Het
is
met
tegenzin
dat
de
Heer
Zijn
aanwezigheid
terugtrekt
van
degenen
die
gezegend
zijn
geweest
met
veel
licht
en
de
kracht
van
het
woord
hebben
gevoeld,
toen
zij
dit
aan
anderen
brachten.
Eens
waren
zij
Zijn
getrouwe
dienstknechten,
bevoorrecht
door
Zijn
aanwezigheid
en
leiding;
zij
keerden
zich
echter
van
Hem
af
en
brachten
anderen
op
een
dwaalspoor
waardoor
zij
Gods
ongenoegen
hebben
opgewekt.
De
dag
van
Gods
wraak
staat
op
het
punt
te
komen.
Het
zegel
van
God
zal
alleen
worden
geplaatst
op
het
voorhoofd
van
hen
die
zuchten
en
wenen
vanwege
de
gruwelen
die
in
het
land
plaatsvinden.
Zij
die
een
band
hebben
met
de
wereld,
en
eten
en
drinken
met
de
dronkaards,
zullen
zeker
met
de
werkers
der
ongerechtigheid
vernietigd
worden.
"De
ogen
des
Heren
zijn
op
de
rechtvaardigen,
en
zijn
oren
tot
hun
smeking,
maar
het
aangezicht
des
Heren
is
tegen
hen,
die
het
kwade
doen."
Onze
eigen
handelwijze
zal
bepalen
of
wij
het
zegel
van
de
levende
God
zullen
ontvangen
of
dat
wij
neergemaaid
zullen
worden
door
de
verdelgingswapens.
Nu
reeds
vallen
druppels
van
Gods
toorn
op
de
aarde;
wanneer
echter
de
zeven
laatste
plagen
onvermengd
uitgegoten
zullen
worden
in
de
beker
van
Zijn
gramschap,
zal
het
voor
altijd
te
laat
zijn
om
nog
tot
bekering
te
komen
en
een
schuilplaats
te
vinden.
Geen
verzoenend
bloed
zal
dan
de
smetten
van
de
zonde
kunnen
wegwassen.
"Te
dien
tijde
zal
Michaël
opstaan,
de
grote
vorst,
die
de
zonen
van
uw
volk
terzijde
staat;
en
er
zal
een
tijd
van
grote
benauwdheid
zijn,
zoals
er
niet
geweest
is
sinds
er
volken
bestaan,
tot
op
die
tijd
toe.
Maar
in
die
tijd
zal
uw
volk
ontkomen:
al
wie
in
het
boek
geschreven
wordt
bevonden."
Wanneer
deze
tijd
van
benauwdheid
komt,
is
over
ieders
lot
beslist;
er
is
geen
genadetijd
meer,
geen
genade
voor
de
onboetvaardigen.
Het
zegel
van
de
levende
God
is
aan
Zijn
volk
gegeven.
Dit
kleine
overblijfsel,
niet
in
staat
zichzelf
te
verdedigen
in
het
dodelijke
conflict
met
de
aardse
machten
die
worden
aangevoerd
door
de
legerscharen
van
de
draak,
hebben
God
als
hun
verdediging.
Het
decreet
is
uitgevaardigd
door
het
hoogste
aardse
gezag
dat
zij
het
beest
moeten
aanbidden
en
zijn
merkteken
zullen
ontvangen
op
straffe
van
vervolging
en
de
dood.
Moge
God
Zijn
volk
nu
helpen,
want
wat
kunnen
zij
in
zo'n
vreselijk
conflict
doen
zonder
Zijn
bijstand!
Moed,
standvastigheid,
geloof
en
een
onvoorwaardelijk
vertrouwen
in
Gods
kracht
om
te
redden,
komen
niet
van
de
ene
op
de
andere
dag.
Deze
hemelse
genadegaven
worden
verkregen
door
jarenlange
ervaring.
Door
een
leven
van
heilige
inspanning
en
een
hecht
vasthouden
aan
het
goede,
verzegelen
de
kinderen
van
God
hun
bestemming.
Door
talloze
verleidingen
omgeven,
weten
zij
dat
zij
deze
moeten
weerstaan
of
zij
worden
overwonnen.
Zij
voelen
dat
zij
een
groot
werk
te
doen
hebben
en
dat
hen
elk
moment
gevraagd
kan
worden
om
hun
wapenuitrusting
af
te
leggen;
als
hun
leven
zou
eindigen
zonder
dat
hun
werk
gedaan
is,
zou
dit
een
eeuwig
verlies
zijn.
Zij
nemen
gretig
het
licht
uit
de
hemel
aan,
zoals
de
eerste
discipelen
dat
deden
van
de
lippen
van
Jezus.
Toen
die
eerste
christenen
werden
verbannen
naar
de
bergen
en
de
woestijnen,
toen
zij
in
kerkers
werden
overgelaten
om
van
honger
en
koude,
en
aan
folteringen
te
sterven,
toen
het
martelaarschap
de
enige
uitweg
uit
hun
misère
leek
te
zijn,
waren
zij
blij
dat
zij
waardig
werden
bevonden
om
voor
Christus
te
lijden,
die
voor
hen
was
gekruisigd.
Hun
waardig
voorbeeld
zal
een
troost
en
bemoediging
zijn
voor
het
volk
van
God
dat
een
tijd
van
verdrukking,
zoals
die
er
nooit
geweest
is
zal
meemaken.
Niet
allen
die
belijden
de
Sabbat
te
onderhouden
zullen
verzegeld
worden.
Er
zijn
velen,
zelfs
onder
degenen
die
de
waarheid
aan
anderen
onderwijzen,
die
het
zegel
van
God
niet
op
hun
voorhoofd
zullen
ontvangen.
Zij
hadden
het
licht
van
de
waarheid,
zij
waren
bekend
met
de
wil
van
hun
Meester,
zij
begrepen
elk
geloofspunt,
maar
zij
hadden
geen
overeenkomstige
werken.
Deze
mensen,
die
zo
vertrouwd
waren
met
de
profetie
en
de
schatten
van
hemelse
wijsheid,
hadden
hun
geloof
moeten
uitleven.
Zij
hadden
hun
gezin
na
hen
moeten
bevelen,
zodat
zij
door
een
ordelijk
gezin
aan
de
wereld
hadden
kunnen
tonen
welke
invloed
de
waarheid
heeft
op
het
menselijk
hart.
Door
hun
gebrek
aan
toewijding
en
vroomheid,
en
hun
falen
een
hoge
godsdienstige
standaard
te
bereiken,
maken
zij
dat
anderen
tevreden
zijn
met
hun
toestand.
Mensen
met
een
beperkt
oordeel
zien
niet
in
dat
door
deze
mensen
als
voorbeeld
te
nemen,
die
zo
vaak
de
schatten
van
Gods
woord
voor
hen
hebben
geopend,
zij
hun
ziel
in
gevaar
zullen
brengen.
Jezus
is
het
enige
ware
voorbeeld.
Iedereen
moet
nu
geknield
voor
God
voor
zichzelf
de
Bijbel
onderzoeken,
met
het
nederig,
ontvankelijk
hart
van
een
kind,
als
hij
wil
weten
wat
de
Heer
van
hem
verlangt.
Hoe
hoog
een
predikant
ook
bij
God
in
aanzien
heeft
gestaan,
als
hij
nalaat
het
licht
te
volgen
dat
hem
door
God
is
gegeven,
als
hij
weigert
om
als
een
klein
kind
onderwezen
te
worden,
zal
hij
in
duisternis
en
satanische
misleidingen
terecht
komen,
en
zal
hij
anderen
op
hetzelfde
pad
leiden.
Niemand
van
ons
zal
ooit
het
zegel
van
God
ontvangen
als
ons
karakter
ook
maar
één
vlek
of
smet
zal
hebben.
Het
wordt
aan
ons
overgelaten
om
de
gebreken
in
ons
karakter
te
herstellen,
om
de
zieletempel
te
zuiveren
van
elke
verontreiniging.
Pas
dan
zal
de
late
regen
op
ons
vallen,
zoals
op
Pinksteren
de
vroege
regen
op
de
discipelen
viel.
Wij
zijn
te
gemakkelijk
tevreden
met
wat
wij
bereikt
hebben.
Wij
voelen
ons
rijk
en
vinden
dat
wij
aan
niets
gebrek
hebben,
en
weten
niet
dat
wij
"de
ellendige
en
jammerlijke
en
arme
en
blinde
en
naakte"
zijn.
Nu
is
het
tijd
dat
wij
gehoor
moeten
geven
aan
de
raad
van
de
Waarachtige
Getuige:
"Ik
raad
u
aan
van
Mij
te
kopen
goud,
dat
in
het
vuur
gelouterd
is,
opdat
gij
rijk
moogt
worden,
en
witte
klederen,
opdat
gij
die
aandoet
en
de
schande
uwer
naaktheid
niet
zichtbaar
worde;
en
ogenzalf
om
uw
oogleden
te
bestrijken,
opdat
gij
zien
moogt."
In
dit
leven
zullen
wij
zware
beproevingen
moeten
doorstaan
en
kostbare
offers
moeten
brengen,
maar
de
vrede
van
Christus
is
de
beloning.
Er
is
zo
weinig
zelfverloochening,
zo
weinig
lijden
ter
wille
van
Christus,
dat
het
kruis
bijna
geheel
wordt
vergeten.
Wij
moeten
met
Christus
deel
hebben
aan
Zijn
lijden
als
wij
in
triomf
met
Hem
op
Zijn
troon
willen
zitten.
Zo
lang
wij
de
gemakkelijke
weg
van
het
genot
kiezen
en
bang
zijn
voor
zelfverloochening,
zal
ons
geloof
nooit
standvastig
worden
en
kunnen
wij
de
vrede
van
Jezus
niet
leren
kennen,
noch
de
vreugde
die
komt
met
bewuste
overwinning.
De
meest
verhevenen
van
de
verloste
schare,
die
voor
de
troon
van
God
en
het
Lam
staat,
in
wit
gekleed,
kennen
de
strijd
die
gepaard
gaat
met
het
overwinnen,
want
zij
komen
uit
de
grote
verdrukking.
Zij
die
liever
hebben
toegegeven
aan
de
omstandigheden
dan
de
strijd
aan
te
gaan,
zullen
niet
weten
hoe
zij
staande
moeten
blijven
in
de
tijd
dat
angst
elke
ziel
om
het
hart
zal
slaan,
wanneer
zij,
hoewel
Noach,
Job
en
Daniël
in
het
land
zijn,
noch
zoon,
noch
dochter
kunnen
redden,
want
iedereen
moet
zijn
ziel
redden
door
zijn
eigen
gerechtigheid.
Niemand
hoeft
te
zeggen
dat
zijn
geval
hopeloos
is,
dat
hij
niet
het
leven
van
een
christen
kan
leiden.
Door
de
dood
van
Christus
is
ruimschoots
voorziening
getroffen
voor
iedere
ziel.
Jezus
is
onze
altijd
aanwezige
hulp
in
tijden
van
nood.
Roep
Hem
slechts
aan
in
geloof,
en
Hij
heeft
beloofd
om
uw
smekingen
te
horen
en
te
verhoren.
O,
een
levend,
actief
geloof!
Dat
hebben
wij
nodig;
wij
moeten
dat
hebben,
of
wij
zullen
tekort
schieten
en
falen
in
de
tijd
van
de
beproeving.
De
duisternis
die
dan
op
ons
pad
zal
zijn,
moet
ons
niet
ontmoedigen
of
wanhopig
maken.
Het
is
de
sluier
waarmee
God
Zijn
heerlijkheid
bedekt,
wanneer
Hij
komt
om
rijke
zegeningen
te
schenken.
Dit
zouden
wij
uit
ervaring
moeten
weten.
Op
die
dag,
wanneer
God
een
strijd
heeft
met
Zijn
volk,
zal
deze
ervaring
een
bron
zijn
van
vertroosting
en
hoop.
Nu
moeten
wij
onszelf
en
onze
kinderen
onbesmet
bewaren
van
de
wereld.
Nu
moeten
wij
de
klederen
van
ons
karakter
wassen
en
ze
wit
maken
in
het
bloed
van
het
Lam.
Nu
moeten
wij
trots,
hartstocht
en
geestelijke
luiheid
overwinnen.
Nu
moeten
wij
wakker
worden
en
ons
vastberaden
inzetten
voor
een
evenwichtig
karakter.
"Heden,
indien
gij
Zijn
stem
hoort,
verhardt
uw
harten
niet."
Wij
bevinden
ons
in
een
uiterst
beproevende
situatie,
waarin
wij
wachten
en
uitzien
naar
de
komst
van
onze
Heer.
De
wereld
verkeert
in
duisternis.
"Maar
gij,
broeders,"
zegt
Paulus,
"zijt
niet
in
de
duisternis,
zodat
die
dag
u
als
een
dief
overvallen
zou."
Het
is
altijd
Gods
bedoeling
om
licht
uit
duisternis,
vreugde
uit
zorgen
en
rust
uit
de
vermoeidheid
van
de
wachtende,
verlangende
ziel
te
laten
voortkomen.
Wat
doet
u,
broeders,
voor
het
grote
werk
van
voorbereiding?
Zij
die
zich
verenigen
met
de
wereld
worden
gevormd
door
de
wereld
en
bereiden
zich
voor
op
het
ontvangen
van
het
merkteken
van
het
beest.
Zij
die
niet
op
zichzelf
vertrouwen,
die
zich
voor
God
vernederen
en
hun
ziel
zuiveren
door
de
waarheid
te
gehoorzamen --
deze
mensen
worden
door
God
gevormd
en
bereiden
zich
erop
voor
Gods
zegel
op
hun
voorhoofd
te
ontvangen.
Wanneer
het
decreet
wordt
uitgevaardigd
en
het
stempel
wordt
aangebracht,
zal
hun
karakter
tot
in
eeuwigheid
zuiver
en
smetteloos
blijven.
Nu
is
de
tijd
van
voorbereiding.
Het
zegel
van
God
zal
nooit
op
het
voorhoofd
worden
aangebracht
van
een
man
of
vrouw
die
onrein
is.
Het
zal
nooit
worden
aangebracht
op
het
voorhoofd
van
de
ambitieuze,
wereldsgezinde
man
of
vrouw.
Het
zal
nooit
worden
aangebracht
op
het
voorhoofd
van
mannen
of
vrouwen
die
een
valse
tong,
of
een
bedrieglijk
hart
hebben.
Allen
die
het
zegel
krijgen,
moeten
voor
God
zonder
smet
zijn
--
kandidaten
voor
de
hemel.
Gaat
voorwaarts,
mijn
broeders
en
zusters.
Ik
kan
nu
slechts
kort
over
deze
punten
schrijven,
en
alleen
uw
aandacht
vragen
voor
de
noodzaak
van
voorbereiding.
Onderzoekt
voor
uzelf
de
Schriften,
zodat
u de
ontzagwekkende
ernst
van
dit
uur
zult
begrijpen.
(Testimonies
5,
hoofdst.23,
p.207-
216)