Het
naderende
Conflict
Er
wacht
Gods
volk
een
ernstige
crisis.
De
wereld
wacht
een
crisis.
De
meest
gewichtige
strijd
van
alle
tijden
ligt
voor
ons.
Gebeurtenissen
waarvan
wij
gedurende
meer
dan
veertig
jaar,
op
gezag
van
het
profetische
woord,
hebben
verkondigd
dat
ze
naderen,
voltrekken
zich
nu
voor
onze
ogen.
Nu
reeds
wordt
op
de
wetgevers
van
de
natie
een
dringend
beroep
gedaan
om
door
een
wijziging
van
de
grondwet
de
vrijheid
van
het
geweten
te
beperken.
De
kwestie
van
het
dwingend
opleggen
van
de
zondagsrust
is
een
zaak
geworden
van
nationaal
belang.
Wij
weten
maar
al
te
goed
wat
het
gevolg
zal
zijn
van
deze
beweging.
Zijn
wij
er
echter
klaar
voor?
Hebben
wij
ons
getrouw
gekweten
van
de
plicht
die
God
ons
heeft
opgelegd
om
de
mensen
te
waarschuwen
voor
het
gevaar
dat
hen
wacht?
Er
zijn
velen,
zelfs
onder
degenen
die
zich
bezighouden
met
deze
beweging
voor
verplichte
zondagsrust,
die
blind
zijn
voor
de
gevolgen
die
hieruit
zullen
voortkomen.
Zij
zien
niet
dat
zij
rechtstreeks
een
aanval
doen
op
de
vrijheid
van
godsdienst.
Er
zijn
velen
die
nooit
de
aanspraken
van
de
bijbelse
Sabbat
hebben
begrepen,
en
de
valse
grondslag
hebben
ingezien
waarop
de
instelling
van
zondag
berust.
Iedere
beweging
die
zich
inzet
voor
wetgeving
op
godsdienstig
gebied
maakt
eigenlijk
een
gebaar
van
concessie
naar
het
pausdom,
dat
al
eeuwen
lang
oorlog
voert
tegen
de
vrijheid
van
geweten.
De
viering
van
de
zondag
heeft
zijn
bestaan
als
een
zogenaamde
christelijke
instelling
te
danken
aan
'de
verborgenheid
der
ongerechtigheid',
en
het
dwingend
opleggen
ervan
komt
in
feite
neer
op
het
erkennen
van
de
beginselen
die
de
hoeksteen
zijn
van
het
rooms-
katholicisme.
Wanneer
onze
natie
de
principes
van
haar
bestuur
op
deze
wijze
loslaat
om
een
zondagswet
uit
te
vaardigen,
zal
het
protestantisme
met
deze
wet
het
pausdom
de
hand
reiken;
het
zal
niets
anders
zijn
dan
de
vrijheid
te
geven
aan
tirannie,
die
al
zo
lang
begerig
wacht
op
een
kans
zich
als
een
actieve
despoot
te
ontplooien.
De
Nationale
Hervormingsbeweging,
die
al
haar
invloed
aanwendt
om
godsdienstwetgeving
van
de
grond
te
krijgen,
zal
na
volledig
tot
ontplooiing
te
zijn
gekomen,
dezelfde
geest
van
onverdraagzaamheid
en
onderdrukking
laten
zien,
die
ook
in
het
verleden
heeft
overheerst.
Menselijke
concilies
matigden
zich
de
aanspraken
van
God
aan,
en
maakten
gebruik
van
hun
despotische
macht
om
de
vrijheid
van
het
geweten
te
verpletteren;
opsluiting,
verbanning
en
de
dood
was
het
gevolg
voor
degenen
die
tegen
hun
besluiten
ingingen.
Als
het
pausdom
of
haar
principes
opnieuw
door
wetgeving
aan
de
macht
komen,
zullen
de
vuren
van
de
vervolging
opnieuw
worden
ontstoken
tegen
hen
die
hun
geweten
en
de
waarheid
niet
zullen
prijsgeven
aan
algemeen
aanvaarde
dwalingen.
Dit
kwaad
staat
op
het
punt
werkelijkheid
te
worden.
Wanneer
God
ons
licht
heeft
gegeven
over
de
gevaren
die
ons
staan
te
wachten,
hoe
kunnen
wij
Hem
dan
onder
ogen
komen
als
wij
verzuimen
alles
in
het
werk
te
stellen
om
dit
licht
aan
de
mensen
door
te
geven?
Kunnen
wij
er
vrede
mee
hebben
als
wij
hen
aan
hun
lot
overlaten
om
ongewaarschuwd
met
deze
belangrijke
kwestie
te
worden
geconfronteerd?
Het
vooruitzicht
dat
wij
hebben,
is
een
voortdurende
strijd
en
het
gevaar
gevangenschap,
verlies
van
eigendommen
en
zelfs
van
het
leven,
vanwege
het
opkomen
voor
de
wet
van
God,
die
door
menselijke
wetten
krachteloos
is
gemaakt.
In
deze
situatie
zullen
wereldse
politici
aandringen
op
een
uiterlijk
instemmen
met
de
wetten
van
het
land,
om
wille
van
de
vrede
en
de
harmonie.
Ter
verdediging
van
zo'n
standpunt
zullen
sommigen
zelfs
de
Schriften
aanhalen:
"Ieder
mens
moet
zich
onderwerpen
aan
de
overheden,
die
boven
hem
staan.
Want
er
is
geen
overheid
dan
door
God
en
die
er
zijn,
zijn
door
God
ingesteld."
Hoe
hebben
de
dienstknechten
van
God
zich
echter
in
het
verleden
opgesteld?
Toen
de
discipelen
na
Zijn
opstanding
Christus
predikten,
en
dien
gekruisigd,
bevalen
de
autoriteiten
"hun
in
het
geheel
niet
meer
te
spreken
over
of
te
leren
op
gezag
van
de
naam
van
Jezus.
Maar
Petrus
en
Johannes
antwoordden
en
zeiden
tot
hen:
Beslist
zelf,
of
het
recht
is
voor
God,
meer
aan
u
dan
aan
God
gehoor
te
geven;
want
wij
kunnen
niet
nalaten
te
spreken
van
wat
wij
gezien
en
gehoord
hebben."
Zij
gingen
door
met
het
verkondigen
van
het
goede
nieuws
van
verlossing
door
Christus,
en
de
kracht
van
God
ging
gepaard
aan
hun
boodschap.
De
zieken
werden
genezen,
en
duizenden
werden
aan
de
gemeente
toegevoegd.
"De
hogepriester
stond
op
en
allen,
die
met
hem
waren --
de
zogenaamde
partij
van
de
Sadduceeën --
en
zij
werden
vervuld
met
naijver,
en
zij
sloegen
de
handen
aan
de
apostelen
en
zetten
hen
in
het
huis
van
bewaring."
De
God
des
hemels,
de
machtige
Heerser
van
het
universum,
nam
het
werk
echter
Zelf
ter
hand,
want
mensen
voerden
oorlog
tegen
Zijn
werk.
Hij
liet
hun
duidelijk
zien
dat
er
een
Heerser
is
die
boven
de
mens
staat,
Wiens
gezag
gerespecteerd
moet
worden.
's
Nachts
zond
de
Heer
Zijn
engel
om
de
deuren
van
de
gevangenis
te
openen,
en
hij
gaf
deze
mensen
die
God
had
opgedragen
Zijn
werk
te
doen,
de
vrijheid.
De
heersers
bevalen
hun
"in
het
geheel
niet
meer
te
preken
over
of
te
leren
op
gezag
van
de
naam
van
Jezus,"
maar
de
hemelse
boodschapper
van
God
zei:
"Gaat
heen,
gaat
in
de
tempel
staan
en
spreekt
tot
het
volk
al
deze
woorden
des
levens."
Zij
die
mensen
willen
dwingen
tot
het
gehoorzamen
van
pauselijke
instellingen
en
Gods
gezag
te
vertrappen,
doen
een
soortgelijk
werk
als
de
Joodse
leiders
in
de
tijd
van
de
apostelen.
Wanneer
de
wetten
van
aardse
heersers
lijnrecht
tegenover
de
wetten
van
de
Opperheer
van
het
universum
komen
te
staan,
zullen
Gods
getrouwe
onderdanen
Hem
blijven
gehoorzamen.
Wij
hebben
als
volk
het
werk
niet
volbracht
dat
God
ons
heeft
opgedragen.
Wij
zijn
niet
klaar
voor
de
situatie
waarin
de
kwestie
van
een
dwingende
zondagswet
ons
zal
brengen.
Als
wij
de
tekenen
van
het
naderende
gevaar
zien,
is
het
onze
plicht
in
actie
te
komen.
Laat
niemand
het
kwaad
gelaten
afwachten,
en
zich
troosten
met
de
overtuiging
dat
dit
werk
moet
voortgaan,
omdat
de
profetie
het
voorzegd
heeft,
en
dat
de
Heer
Zijn
volk
zal
behoeden.
Wij
doen
niet
de
wil
van
God
als
wij
gezapig
afwachten,
en
niets
doen
om
de
vrijheid
van
geweten
te
beschermen.
Er
moet
een
vurig
en
hartgrondig
smeken
opstijgen
naar
de
hemel,
dat
dit
kwaad
mag
worden
afgewend
tot
wij
het
werk
hebben
gedaan
dat
zo
lang
verzuimd
is.
Laat
er
heel
ernstig
gebeden
worden,
en
laten
wij
dan
overeenkomstig
ons
gebed
aan
de
slag
gaan.
Het
lijkt
alsof
Satan
aan
de
winnende
hand
is,
en
dat
de
waarheid
door
leugens
en
dwalingen
wordt
overweldigd;
het
volk
dat
God
met
Zijn
schild
beschut,
en
het
land
dat
een
toevluchtsoord
is
geweest
voor
de
gewetensonderdrukte
dienstknechten
van
God
die
Zijn
waarheid
hebben
verdedigd,
kan
in
gevaar
worden
gebracht.
God
wil
echter
dat
wij
ons
herinneren
hoe
Hij
Zijn
volk
in
het
verleden
uit
de
handen
van
hun
vijanden
heeft
gered.
Hij
heeft
altijd
tot
het
uiterste
gewacht
met
de
manifestatie
van
Zijn
macht,
wanneer
er
geen
enkele
kans
meer
leek
te
zijn
op
bevrijding
uit
Satans
greep.
De
nood
van
de
mens
is
een
kans
voor
God.
Het
kan
zijn
dat
Gods
volk
een
tweede
kans
krijgt
om
wakker
te
worden
en
hun
licht
te
laten
schijnen.
Als
de
aanwezigheid
van
tien
rechtvaardigen
de
verdorven
steden
op
de
vlakte
gered
zou
hebben,
is
het
dan
niet
mogelijk
dat
God
in
antwoord
op
de
gebeden
van
Zijn
volk
toch
het
werk
in
toom
houdt
van
degenen
die
Zijn
wet
te
niet
willen
doen?
Moeten
wij
ons
niet
diep
vernederen
voor
God,
ons
naar
de
troon
der
genade
spoeden
en
Hem
smeken
Zijn
machtige
kracht
te
openbaren?
Als
ons
volk
in
de
lusteloze
houding
blijft
volharden
waarin
het
tot
dusver
heeft
verkeerd,
dan
kan
God
Zijn
Geest
niet
over
hen
uitstorten.
Zij
zijn
er
niet
op
voorbereid
om
met
Hem
samen
te
werken.
Zij
zijn
zich
niet
van
de
situatie
bewust
en
realiseren
zich
het
dreigende
gevaar
niet.
Zij
moeten
als
nooit
tevoren
nu
hun
behoefte
voelen
aan
ijver
en
gerichte
actie.
Men
heeft
niet
het
belang
ingezien
van
het
bijzondere
werk
van
de
derde
engel.
Het
was
Gods
bedoeling
dat
Zijn
volk
veel
verder
zou
zijn
dan
nu
het
geval
is.
Nu
echter
voor
hen
de
tijd
gekomen
is
om
tot
actie
over
te
gaan,
moeten
zij
voorbereidingen
gaan
treffen.
Toen
de
Nationale
Hervormers
begonnen
aan
te
dringen
op
maatregelen
om
de
godsdienstvrijheid
te
beperken,
hadden
onze
leiders
alert
moeten
zijn
op
de
situatie,
en
hadden
zij
zich
ernstig
moeten
inzetten
om
deze
pogingen
tegen
te
werken.
Het
is
niet
overeenkomstig
Gods
bedoeling
dat
ons
volk
licht
onthouden
is --
de
tegenwoordige
waarheid,
die
zij
voor
deze
tijd
juist
zo
nodig
hadden.
Niet
al
onze
predikanten
die
de
boodschap
van
de
derde
engel
verkondigen,
begrijpen
wat
deze
inhoudt.
De
Nationale
Hervormingsbeweging
is
door
sommigen
van
zo
weinig
belang
geacht,
dat
zij
het
niet
nodig
vonden
er
veel
aandacht
aan
te
besteden,
en
zij
waren
zelfs
van
mening
dat
deze
aandacht
ten
koste
zou
gaan
van
de
derde
engelenboodschap.
Moge
de
Heer
onze
broeders
vergeven
voor
het
op
deze
manier
uitleggen
van
de
boodschap
voor
deze
tijd.
De
mensen
moeten
wakker
worden
geschud
voor
de
gevaren
van
deze
tijd.
De
wachters
slapen.
Wij
lopen
jaren
achter.
Laten
de
voornaamste
wachters
de
dringende
behoefte
voelen
om
op
zichzelf
acht
te
slaan,
zodat
zij
niet
de
gelegenheid
missen
in
het
zien
van
de
gevaren.
Als
de
leidinggevende
mensen
in
onze
conferenties
nu
niet
de
boodschap
aannemen
die
God
hun
gezonden
heeft,
en
tot
actie
overgaan,
zullen
de
gemeenten
daar
grote
schade
van
ondervinden.
Wanneer
de
wachter
het
zwaard
ziet
komen
en
de
bazuin
een
helder
geluid
laat
horen,
zullen
de
mensen
de
waarschuwing
doorgeven,
en
iedereen
zal
de
kans
krijgen
zich
op
het
conflict
voor
te
bereiden.
Maar
al
te
vaak
heeft
de
leider
echter
staan
weifelen,
terwijl
hij
scheen
te
zeggen:
'Laten
wij
ons
niet
overhaasten.
Het
kan
een
vergissing
zijn.
Wij
moeten
uitkijken
dat
wij
geen
vals
alarm
slaan.'
Juist
deze
aarzelende
en
onzekere
houding
van
hem
schijnt
te
zeggen:
'"Vrede
en
geen
gevaar."
Maak
je
niet
druk.
Wees
niet
ongerust.
Er
wordt
veel
meer
ophef
gemaakt
over
deze
godsdienstwetgeving
dan
nodig
is.
De
drukte
rond
deze
kwestie
zal
uiteindelijk
wel
helemaal
verdwijnen.'
In
feite
ontkent
hij
zo
de
boodschap
die
God
heeft
gezonden,
en
de
waarschuwing
die
bedoeld
was
om
de
gemeenten
op
te
wekken
kan
zijn
werk
niet
doen.
De
bazuin
van
de
wachter
laat
geen
helder
geluid
horen,
en
het
volk
bereidt
zich
niet
voor
op
de
strijd.
De
wachter
moet
oppassen
dat
zijn
aarzeling
en
uitstel
niet
tot
het
verlies
van
zielen
zal
leiden,
en
hem
rekenschap
gevraagd
zal
worden
van
hun
bloed.
Jarenlang
zijn
wij
op
onze
hoede
geweest
voor
de
invoering
van
zondagswetten
in
dit
land,
en
nu
de
beweging
een
feit
is,
vragen
wij
ons
af:
Zal
ons
volk
zijn
plicht
doen
in
deze
zaak?
Kunnen
wij
niet
bijdragen
aan
het
verhogen
van
de
banier,
en
diegenen
naar
voren
halen
die
eerbied
hebben
voor
hun
godsdienstige
rechten
en
voorrechten?
De
tijd
nadert
snel
dat
degenen
die
er
voor
kiezen
God
te
gehoorzamen
in
plaats
van
de
mens,
de
hand
van
de
onderdrukker
zullen
gaan
voelen.
Zullen
wij
dan
God
onteren
door
ons
stil
te
houden
terwijl
Zijn
heilige
geboden
met
voeten
worden
getreden?
Terwijl
de
protestantse
wereld
door
haar
houding
concessies
doet
aan
Rome,
moeten
wij
wakker
worden
om
de
situatie
te
doorzien
en
het
strijdtoneel
dat
zich
voor
onze
ogen
afspeelt
juist
in
te
schatten.
Laten
de
wachters
nu
hun
stem
verheffen
en
de
boodschap
verkondigen
die
de
tegenwoordige
waarheid
voor
deze
tijd
is.
Laten
wij
de
mensen
aantonen
waar
wij
ons
in
profetische
geschiedenis
bevinden,
en
trachten
de
geest
van
het
ware
protestantisme
op
te
wekken,
en
de
wereld
wakker
te
schudden
tot
een
besef
van
de
waarde
van
de
godsdienstige
voorrechten
en
vrijheden
die
wij
zo
lang
hebben
genoten.
God
roept
ons
op
te
ontwaken,
want
het
einde
is
dichtbij.
Ieder
uur
dat
voorbijgaat
is
er
één
van
bedrijvigheid
in
de
hemel,
om
een
volk
op
aarde
voor
te
bereiden
op
hun
rol
in
de
grootse
taferelen
die
zich
spoedig
voor
ons
zullen
ontvouwen.
Met
de
tijd
die
nu
verstrijkt,
en
voor
ons
van
weinig
waarde
lijkt
te
zijn,
zijn
eeuwige
belangen
gemoeid.
Deze
tijd
is
bepalend
voor
de
bestemming
van
zielen;
eeuwig
leven
of
de
eeuwige
dood.
De
woorden
die
wij
vandaag
tot
de
mensen
spreken,
het
werk
dat
wij
doen,
de
geest
van
de
boodschap
die
wij
verkondigen,
zal
een
levenslucht
ten
leven
of
een
doodsgeur
ten
dode
zijn.
Mijn
broeders,
realiseert
u
zich
wel
dat
uw
eigen
zaligheid,
evenals
het
lot
van
andere
zielen,
afhangt
van
de
voorbereidingen
die
u nu
treft
voor
de
beproevingen
die
ons
te
wachten
staan?
Hebt
u
die
gedrevenheid,
die
vroomheid
en
toewijding,
die
u in
staat
zullen
stellen
om
vol
te
houden
wanneer
u
met
tegenstand
te
maken
krijgt?
Zo
waar
als
God
tot
mij
gesproken
heeft,
zal
de
tijd
aanbreken
dat
u
voor
raadsvergaderingen
geleid
zult
worden,
en
elk
waarheidspunt
dat
u
voorstaat
zal
zware
kritiek
te
verduren
krijgen.
De
tijd
die
zo
velen
achteloos
voorbij
laten
gaan,
zou
besteed
moeten
worden
aan
het
vervullen
van
de
opdracht
die
God
ons
heeft
gegeven
ons
voor
te
bereiden
op
de
naderende
crisis.
De
wet
van
God
zou
nu
door
Zijn
ware
volk
meer
dan
ooit
gekoesterd
en
geëerd
moeten
worden.
Het
is
dringend
noodzakelijk
dat
de
voorschriften
van
Christus
alle
gelovigen -- mannen
en
vrouwen,
jongelui
en
kinderen --
met
klem
op
het
hart
worden
gedrukt,
en
gezegd
wordt:
"Onderzoekt
de
Schriften."
Maak
studie
van
uw
Bijbel
zoals
u
dat
nog
nooit
gedaan
hebt.
Tenzij
u
opklimt
naar
een
hoger
en
heiliger
peil
in
uw
godsdienstig
leven,
zult
u
niet
klaar
zijn
voor
het
verschijnen
van
onze
Heer.
Omdat
een
groot
licht
gegeven
is,
verwacht
God
overeenkomstige
ijver,
getrouwheid
en
toewijding
van
Zijn
volk.
Er
moet
meer
geestelijk
leven
zijn,
een
diepere
toewijding
aan
God
en
een
gedrevenheid
in
Zijn
werk,
die
tot
dusver
niet
is
bereikt.
Er
zou
veel
tijd
besteed
moeten
worden
aan
gebed,
dat
onze
kleren
gewassen
en
wit
gemaakt
mogen
worden
in
het
bloed
van
het
Lam.
In
het
bijzonder
moeten
wij
met
een
onwankelbaar
geloof
God
zoeken,
dat
Hij
genade
en
kracht
zal
schenken
aan
Zijn
volk
dat
nu
leeft.
Wij
geloven
niet
dat
de
tijd
reeds
volledig
is
gekomen,
waarin
onze
vrijheden
beperkt
zullen
worden.
De
profeet
zag
"vier
engelen
staan
aan
de
vier
hoeken
der
aarde,
die
de
vier
winden
der
aarde
vasthielden,
opdat
er
geen
wind
zou
waaien
over
de
aarde,
of
over
de
zee,
of
over
enige
boom."
Een
andere
engel
die
opkwam
"van
de
opgang
der
zon...
riep
met
luider
stem
tot
de
vier
engelen...
Brengt
geen
schade
toe
aan
de
aarde,
noch
aan
de
zee,
noch
aan
de
bomen,
voordat
wij
de
knechten
van
onze
God
aan
hun
voorhoofd
verzegeld
hebben."
Dit
laat
zien
welk
werk
wij
te
doen
hebben.
Door
het
hele
land
rust
een
zware
verantwoordelijkheid
op
mannen
en
vrouwen
van
gebed,
om
God
te
smeken
dat
Hij
de
donkere
wolken
van
het
kwaad
zal
verjagen
en
nog
een
paar
extra
jaren
van
genade
zal
geven
om
voor
de
Meester
te
kunnen
werken.
Laat
ons
tot
God
roepen
dat
de
engelen
de
vier
winden
zullen
tegenhouden,
totdat
zendelingen
naar
alle
delen
van
de
wereld
uitgezonden
zijn
en
zullen
waarschuwen
tegen
het
niet
gehoorzamen
van
de
wet
van
Jehova.
(Testimonies
5,
p.711-
717)