|
GODS
LIEFDE
VOOR
ZONDAARS
Beste
Broeder
P,
Uit uw
brief
maak
ik op
dat u
in een
toestand
van
ongeloof
verkeert,
terwijl
u zich
afvraagt
of er
in uw
geval
nog
hoop
is.
Als
boodschapper
van
Christus
zou ik
u
willen
zeggen:
"Hoop
op
God."
"Alzo
lief
heeft
God de
wereld
gehad,
dat
Hij
Zijn
eniggeboren
Zoon
gegeven
heeft,
opdat
een
ieder,
die in
Hem
gelooft,
niet
verloren
ga,
maar
eeuwig
leven
hebbe."
Kunt u
geen
moed
putten
uit
deze
genadige
belofte?
Satan
kan u
dan
wel
vaak
voorhouden
dat u
een
zondaar
bent,
maar u
kunt
daarop
antwoorden:
'Het
is
waar
dat ik
een
zondaar
ben,
maar
"Christus
Jezus
is in
de
wereld
gekomen
om
zondaars
te
behouden".
'
Jezus
zei:
"Ik
ben
niet
gekomen
om
rechtvaardigen,
maar
zondaars
tot
bekering
te
roepen."
En
nogmaals:
"Ik
zeg u,
dat er
alzo
blijdschap
zal
zijn
in de
hemel
over
één
zondaar,
die
zich
bekeert,
meer
dan
over
negenennegentig
rechtvaardigen,
die
geen
bekering
nodig
hebben."
Wilt u
deze
woorden
niet
geloven?
Wilt u
ze
niet
van
harte
aanvaarden?
"Zoekt
de
Here,
terwijl
Hij
Zich
laat
vinden;
roept
Hem
aan,
terwijl
Hij
nabij
is. De
goddeloze
verlate
zijn
weg en
de
ongerechtige
man
zijn
gedachten
en hij
bekere
zich
tot de
Here,
dan
zal
Hij
Zich
over
hem
ontfermen --
en tot
onze
God,
want
Hij
vergeeft
veelvuldig."
Is dit
geen
verregaande
diepe
en
rijke
belofte?
Kunt u
zich
meer
wensen?
Wilt u
de
Heer
niet
toestaan
hier
voor u
een
banier
op te
richten
tegen
de
vijand?
Satan
ligt
op de
loer
om
deze
gezegende
zekerheid
van
God
van u
weg te
nemen.
Hij is
er op
uit
ieder
sprankje
hoop
en
ieder
lichtstraaltje
in de
ziel
te
doven,
maar u
moet
niet
toestaan
dat
hij
dat
doet.
Oefen
geloof,
strijd
de
goede
strijd
van
het
geloof,
bestrijd
deze
twijfels,
zorg
ervoor
dat u
bekend
wordt
met de
beloften.
"Wanneer
Ik tot
de
rechtvaardige
zeg,
dat
hij
zeker
leven
zal,
maar
hij
vertrouwt
op
zijn
gerechtigheid
en
doet
onrecht,
dan
zal
met
geen
van
zijn
gerechte
daden
rekening
gehouden
worden,
maar
om het
onrecht
dat
hij
deed,
zal
hij
sterven.
En
wanneer
Ik tot
de
goddeloze
zeg:
Gij
zult
zeker
sterven,
maar
hij
bekeert
zich
van
zijn
zonde
en
handelt
naar
recht
en
gerechtigheid --
en de
goddeloze
geeft
een
pand
terug,
vergoedt
het
geroofde,
wandelt
naar
de
inzettingen
die
doen
leven,
zodat
hij
geen
onrecht
meer
bedrijft --
hij
zal
zeker
leven,
hij
zal
niet
sterven.
Geen
van de
zonden
die
hij
bedreven
heeft,
zal
hem
worden
toegerekend;
hij
heeft
naar
recht
en
gerechtigheid
gehandeld,
hij
zal
zeker
leven."
"Waarmede
zal ik
de
Here
tegemoet
treden
en mij
buigen
voor
God in
den
hoge?
Zal ik
Hem
tegemoet
treden
met
brandofferen,
met
eenjarige
kalveren?
Zal de
Here
welgevallen
hebben
aan
duizenden
rammen,
aan
tienduizenden
oliebeken?
Zal ik
mijn
eerstgeborene
geven
voor
mijn
overtreding,
de
vrucht
van
mijn
schoot
voor
de
zonde
mijner
ziel?
Hij
heeft
u
bekendgemaakt,
o
mens,
wat
goed
is en
wat de
Here
van u
vraagt:
niet
anders
dan
recht
te
doen
en
trouw
lief
te
hebben,
en
ootmoedig
te
wandelen
met uw
God."
Wanneer
Satan
komt
om u
ertoe
te
verleiden
alle
hoop
te
laten
varen,
wijs
hem
dan op
deze
woorden.
Bid
met
David:
"Gedenk
niet
de
zonden
van
mijn
jeugd,
noch
mijn
overtredingen,
gedenk
mijner
naar
uw
goedertierenheid,
om
Uwer
goedheid
wil,
Here.
Goed
en
waarachtig
is de
Here;
daarom
onderwijst
Hij de
zondaars
aangaande
de
weg.
Ootmoedigen
doet
Hij
wandelen
in het
recht,
en Hij
leert
ootmoedigen
Zijn
weg."
"Komt
toch
en
laat
ons
tezamen
richten,
zegt
de
Here;
al
waren
uw
zonden
als
scharlaken,
zij
zullen
wit
worden
als
sneeuw;
al
waren
zij
rood
als
karmozijn,
zij
zullen
worden
als
witte
wol.
Als
gij
gewillig
zijt
en
luistert,
zult
gij
het
goede
des
lands
eten;
maar
als
gij
weigert
en
weerspannig
zijt,
zult
gij
door
het
zwaard
worden
verteerd,
want
de
mond
des
Heren
heeft
het
gesproken."
Hier
zijn
de
beloften,
helder
en
duidelijk,
rijk
en
volledig,
maar
aan al
deze
beloften
zijn
voorwaarden
verbonden.
Als u
voldoet
aan de
voorwaarden,
kunt u
dan
niet
de
Heer
vertrouwen
dat
Hij
Zijn
woord
nakomt?
Laten
deze
gezegende
beloften
omlijst
door
geloof
in het
geheugen
worden
opgeslagen.
Geen
enkele
zal
onvervuld
blijven.
Alles,
wat
God
heeft
gezegd,
zal
Hij
ook
doen.
"Hij,
die
beloofd
heeft,
is
getrouw."
Wat u
op uw
beurt
moet
doen,
wordt
u
duidelijk
voorgehouden:
"Was
u,
reinig
u, doe
uw
boze
daden
uit
Mijn
ogen
weg;
houd
op het
kwade
te
doen;
leer
goed
te
doen,
tracht
naar
recht,
houd
de
geweldenaar
in
toom,
doe
recht
aan de
wees,
verdedig
de
rechtszaak
der
weduwe."
"De
goddeloze,
geeft
een
pand
terug,
vergoedt
het
geroofde,
wandelt
naar
de
inzettingen
die
doen
leven,
zodat
hij
geen
onrecht
meer
bedrijft -- hij
zal
zeker
leven,
hij
zal
niet
sterven."
De
Heer
zegt:
"Uw
volksgenoten
zeggen:
de weg
des
Heren
is
niet
recht."
"Hoort
toch,
huis
Israëls,
is
Mijn
weg
niet
recht?
Zijn
niet
veeleer
uw
wegen
niet
recht?"
"Zou
Ik een
welgevallen
hebben
aan de
dood
van de
goddeloze?
luidt
het
woord
van de
Here
Here.
Niet
veeleer
hieraan,
dat
hij
zich
bekere
van
zijn
wegen
en
leve?"
"Daarom
zal Ik
u
richten,
huis
Israëls,
ieder
naar
zijn
eigen
wegen,
luidt
het
woord
van de
Here
Here.
Bekeert
u en
wendt
u af
van al
uw
overtredingen,
dan
zal u
dat
niet
een
struikelblok
tot
ongerechtigheid
worden.
Werpt
alle
overtredingen
die
gij
begaan
hebt,
van u
weg,
en
vernieuwt
uw
hart
en uw
geest.
Waarom
toch
zoudt
gij
sterven,
huis
Israëls?
Want
Ik heb
geen
welgevallen
aan de
dood
van
wie
sterven
moet,
luidt
het
woord
van de
Here
Here;
daarom
bekeert
u,
opdat
gij
leeft."
Hier
heeft
de
Heer
duidelijk
Zijn
wil
geopenbaard
met
betrekking
tot de
redding
van de
zondaar.
Met de
houding
die
velen
aannemen
door
uitdrukking
te
geven
aan
ongeloof
en
twijfels
of de
Heer
hen
zal
redden,
geven
zij
hun
mening
over
het
karakter
van
God.
Zij
die
klagen
over
Zijn
gestrengheid,
zeggen
in
feite:
"De
weg
des
Heren
is
niet
recht."
Hij
werpt
de
aantijging
echter
beslist
terug
op de
zondaar:
"Zijn
niet
veeleer
uw
wegen
niet
recht?"
Kan Ik
uw
overtredingen
vergeven,
wanneer
u zich
niet
bekeert
en uw
zonden
de rug
niet
toekeert?
Het
karakter
van
God
wordt
volkomen
recht
gedaan
in de
Schriftgedeelten
die ik
u heb
voorgehouden.
De
Heer
zal de
zondaar
aannemen
wanneer
hij
zich
bekeert
en
zich
afwendt
van
zijn
zonden,
zodat
God
met
hem
kan
samenwerken
in
zijn
streven
naar
volmaaktheid
van
karakter.
De
beloften
zijn
niet
"ja en
nee,"
maar
als de
mens
instemt
met de
voorwaarden,
dan
zegt
hij in
Christus:
"Ja;
daarom
is ook
door
Hem
het:
Amen,
tot
eer
van
God
door
ons."
De
enige
bedoeling
van
God in
het
geven
van
Zijn
Zoon
voor
de
zonden
van de
wereld,
is dat
de
mens
gered
kan
worden,
niet
in
overtreding
en
ongerechtigheid,
maar
door
het
loslaten
van de
zonden
en het
wassen
van
het
gewaad
van
zijn
karakter,
en dit
wit te
maken
in het
bloed
van
het
Lam.
Hij
wil
datgene
uit de
mens
verwijderen
dat
Hem
afstoot
en dat
Hij
haat,
maar
de
mens
moet
hierin
met
Hem
samenwerken.
Zonden
moeten
worden
losgelaten,
gehaat,
en de
gerechtigheid
van
Christus
moet
door
geloof
worden
aangenomen.
Zo
werkt
het
goddelijke
met
het
menselijke
samen.
Wij
moeten
ons
ervoor
wachten
dat
wij
geen
ruimte
geven
aan
twijfel
en
ongeloof,
en
door
onze
houding
van
wanhoop
God
aanklagen
en de
wereld
een
verkeerde
voorstelling
van
Hem
geven.
Hiermee
plaatsen
wij
ons
achter
Satan.
'Arme
zielen,'
zegt
hij,
'ik
heb
met
jullie
te
doen,
die
zuchten
onder
de
zonde,
maar
God
heeft
geen
medelijden
met
jullie.
Jullie
hopen
op een
sprankje
licht,
maar
God
laat
jullie
aan je
lot
over
om ten
onder
te
gaan,
en
schept
behagen
in
jullie
ellende.'
Dit is
een
vreselijk
bedrog.
Luister
niet
naar
de
verleider,
maar
zeg:
'Jezus
is
gestorven,
opdat
ik kan
leven.
Hij
heeft
mij
lief
en wil
niet
dat ik
verloren
zal
gaan.
Ik heb
een
medelijdende
hemelse
Vader,
en
hoewel
ik
Zijn
liefde
heb
misbruikt,
hoewel
ik de
zegeningen
die
Hij
mij
geschonken
heeft,
heb
verspild,
zal ik
opstaan,
naar
mijn
Vader
gaan
en
zeggen:
"Ik
heb
gezondigd...
ik ben
niet
meer
waard
Uw
zoon
te
heten;
stel
mij
gelijk
met
uwer
dagloners."
De
gelijkenis
vertelt
hoe de
verloren
zoon
ontvangen
zal
worden.
"Toen
hij
nog
veraf
was,
zag
zijn
vader
hem en
werd
met
ontferming
bewogen.
En hij
liep
hem
tegemoet,
viel
hem om
de
hals
en
kuste
hem."
Zo
toont
de
Bijbel
ons
Gods
bereidwilligheid
om de
berouwvolle
zondaar
die
terugkeert,
te
ontvangen.
Zelfs
deze
gelijkenis,
zo
teder
en
aandoenlijk
als
hij
is,
kan
niet
ten
volle
de
oneindig
grote
ontferming
van de
hemelse
Vader
uitdrukken.
De
Heer
zegt
door
Zijn
profeet:
"Ik
heb u
liefgehad
met
eeuwige
liefde,
daarom
heb
Ik u
getrokken
in
goedertierenheid."
Als de
zondaar
nog
ver
verwijderd
is van
het
huis
van
zijn
Vader,
terwijl
hij
zijn
erfdeel
in een
vreemd
land
aan
het
verkwisten
is,
treurt
zijn
Vaders
hart
over
hem,
en elk
verlangen
dat in
de
ziel
wordt
wakker
gemaakt
om
terug
te
keren
naar
God,
is het
werk
van
het
tedere
smeken
van
Zijn
Geest,
die de
afgedwaalde
mens
smekend
tracht
over
te
halen
terug
te
keren
naar
het
liefdevolle
Vaderhart.
Kunt
u, met
de
rijke
beloften
van de
Bijbel
voor
u, nog
steeds
ruimte
geven
aan
twijfel?
Zou u
zich
kunnen
voorstellen
dat
wanneer
de
arme
zondaar
verlangt
om
terug
te
keren
en
zijn
zonden
los te
laten,
de
Heer
hem
streng
tegenhoudt
om
berouwvol
aan
Zijn
voeten
te
komen?
Weg
met
zulke
gedachten!
Niets
kan de
Heer
méér
onteren
dan
deze
opvattingen.
Niets
kan uw
eigen
ziel
méér
kwetsen
dan
het
koesteren
van
zulke
gedachten
over
onze
hemelse
Vader.
Heel
ons
geestelijk
leven
zal
vervallen
in een
gevoel
van
hopeloosheid
door
zulke
opvattingen
over
God.
Ze
ontmoedigen
elke
poging
om God
te
zoeken
en Hem
te
dienen.
Wij
moeten
God
niet
alleen
maar
zien
als
een
rechter,
die
klaar
staat
om ons
te
veroordelen.
Hij
haat
de
zonde,
maar
uit
liefde
voor
zondaars
gaf
Hij
Zichzelf
in de
persoon
van
Christus,
zodat
iedereen
gered
zou
kunnen
worden
en
deel
zou
kunnen
hebben
aan de
eeuwige
zaligheid
in het
koninkrijk
der
heerlijkheid.
De
Heer
openbaart
Zelf
Zijn
karakter,
dat
Satan
zo
kwaadaardig
in een
verkeerd
daglicht
heeft
gesteld.
Hij
heeft
Zichzelf
geopenbaard
als "Here,
Here,
God,
barmhartig
en
genadig,
lankmoedig,
groot
van
goedertierenheid
en
trouw,
die
goedertierenheid
bestendigt
aan
duizenden,
die
ongerechtigheid,
overtreding
en
zonde
vergeeft."
Had
Hij
nog
krachtiger
taal
dan
deze
kunnen
gebruiken
om
uitdrukking
te
geven
aan
Zijn
liefde
voor
ons?
Hij
zegt:
"Kan
een
vrouw
haar
zuigeling
vergeten,
dat
zij
zich
niet
ontfermen
zou
over
het
kind
van
haar
schoot?
Al
zouden
zij
die
vergeten,
toch
vergeet
Ik u
niet."
"Goedertierenheid
en
trouw
ontmoeten
elkaar,"
in het
verlossingsplan,
"gerechtigheid
en
vrede
kussen
elkaar."
De
alwijze,
almachtige
God,
Hij
die
woont
in een
on-genaakbaar
licht,
is vol
van
liefde
en
goedheid.
Geef
daarom
eer
aan
God, u
die
twijfelt
en
beeft,
want
Jezus
leeft
om
voor
ons te
pleiten.
Geef
God
eer
voor
de
gave
van
Zijn
dierbare
Zoon,
opdat
Hij
niet
tevergeefs
voor
ons is
gestorven.
Broeder
P, u
vroeg of
u de
zonde
hebt
begaan
die noch
in dit
leven,
noch in
het
toekomstige
vergeven
kan
worden.
Daarop
antwoord
ik: ik
zie geen
enkel
bewijs
dat dit
het
geval
zou
zijn.
Wat is
de zonde
tegen de
Heilige
Geest?
Het is
moedwillig
het werk
van de
Heilige
Geest
aan
Satan
toeschrijven.
Bijvoorbeeld,
stel dat
iemand
een
getuige
is van
het
speciale
werk van
de
Heilige
Geest.
Hij
heeft
overtuigend
bewijs
dat het
werk in
harmonie
is met
de
Schriften,
en de
Geest
getuigt
met zijn
geest
dat het
van God
is.
Naderhand
valt hij
echter
door
verleidingen;
trots,
zelfgenoegzaamheid,
of een
ander
kwaad
neemt
bezit
van hem,
en hij
zegt dat
hetgeen
hij
voorheen
had
erkend
als de
kracht
van de
Heilige
Geest,
in feite
de
kracht
van
Satan
is. Het
is door
de
Heilige
Geest,
dat God
inwerkt
op het
menselijk
hart, en
wanneer
de mens
moedwillig
de Geest
afwijst
en zegt
dat het
Satan
is,
snijdt
zo
iemand
zich af
van het
kanaal
waardoor
God met
hem kan
communiceren.
Door het
bewijs
te
ontkennen
dat God
hen
heeft
gegeven,
doven
zij het
licht
dat in
hun hart
heeft
geschenen,
en als
gevolg
daarvan
worden
zij in
duisternis
achtergelaten.
Zo
worden
de
woorden
van
Christus
bewaarheid:
"Indien
nu wat
licht in
u is,
duisternis
is, hoe
groot is
dan de
duisternis!"
Mensen
die deze
zonde
begaan
hebben,
kunnen
gedurende
enige
tijd
Gods
kinderen
lijken
te zijn,
maar
wanneer
zich
omstandigheden
voordoen,
die hun
karakter
verder
moeten
ontwikkelen
en die
laten
zien
welke
instelling
zij
hebben,
zal
duidelijk
worden
dat zij
zich op
het
grondgebied
van de
vijand
bevinden,
en onder
zijn
zwarte
banier
staan.
Mijn
broeder,
de Geest
nodigt u
nu uit.
Ga met
uw
gehele
hart
naar
Jezus.
Bekeer u
van uw
zonden,
belijd
ze voor
God,
laat
alle
ongerechtigheid
los, en
u mag al
Zijn
beloften
op uzelf
toepassen.
"Wendt u
tot Mij
en laat
u
verlossen,"
is Zijn
genadige
uitnodiging.
De dag
zal
aanbreken
wanneer
de
vreselijke
uitstorting
van Gods
toorn
zal
komen
over
iedereen
die
heeft
vastgehouden
aan
ontrouw
jegens
Hem. Dit
zal
gebeuren
wanneer
God
vreselijke
dingen
in
gerechtigheid
moet
spreken
en doen
tegen de
overtreders
van Zijn
wet. U
hoeft
zich
echter
niet
onder
degenen
te
bevinden,
over wie
de toorn
van God
zal
komen.
Het is
nu de
dag van
Zijn
zaligheid.
Het
licht
van het
kruis op
Golgotha
schijnt
nu met
duidelijke,
heldere
stralen,
en
openbaart
Jezus,
het
offer
voor
onze
zonden.
Als u de
belofte
leest
die ik u
heb
voorgehouden,
onthoud
dan dat
deze een
uitdrukking
is van
onuitsprekelijke
liefde
en
medelijden.
Het
grote
hart van
oneindige
liefde
gaat in
een
grenzeloos
medelijden
uit naar
de
zondaar.
"In Hem
hebben
wij de
verlossing
door
Zijn
bloed,
de
vergeving
van de
overtredingen."
Ja,
geloof
slechts
dat God
uw hulp
is. Hij
wil Zijn
morele
gelijkenis
in de
mens
herstellen.
Als u
zich
berouwvol
tot Hem
keert,
zal Hij
naar u
toe
komen
met
genade
en
vergeving.
Wij
hebben
alles
aan de
Heer te
danken.
Hij is
de
overste
van onze
zaligheid.
Als u uw
eigen
zaligheid
bewerkt
met
vreze en
beven,
"dan is
het God,
die om
Zijn
welbehagen
zowel
het
willen
als het
werken
in u
werkt."
(Testimonies
5, p.
628-635
E.G.White)
|
|