De open en gesloten deur (6)
Op de
24e maart 1849 hadden wij een
heerlijke en een zeer belangwekkende
bijeenkomst met de broeders en
zusters te Topsham, Me. De Heilige
Geest werd over ons uitgestort en ik
werd in de Geest opgenomen naar de
stad van de levende God. Toen werd
mij getoond, dat de geboden van God
en het getuigenis van Jezus
betreffende de gesloten deur, niet
gescheiden konden worden en dat de
tijd wanneer de geboden van God in
al hun belangrijkheid zouden
uitblinken en wanneer Gods volk
getoetst zou worden, wat de waarheid
van de Sabbat betreft, de tijd was,
wanneer de deur geopend werd in het
heilige der heiligen in het hemels
heiligdom, waar de ark is, welke de
tien geboden bevat. Deze deur werd
niet geopend, totdat het
middelaarswerk van Jezus geëindigd
was in de heilige plaats van het
heiligdom, in het jaar 1844. Toen
stond Jezus op, sloot de deur het
heilige en opende de deur naar het
heilige der heiligen en ging in het
binnenste van het voorhangsel, waar
Hij nu bij de ark staat en tot waar
het geloof van Israël nu heenreikt.
Ik zag
dat Jezus de deur van de heilige
plaats gesloten had en geen mens die
kan openen; en dat Hij de deur naar
het heilige der heiligen geopend had
en niemand die kan sluiten
(Openb.3:7, 8) (zie supplement,
hoofdstuk 21); en dat sedert Jezus
de deur naar het heilige der
heiligen, waar de ark is, geopend
heeft, de geboden hun licht hebben
doen schijnen op Gods volk en zij
getoetst worden op de kwestie van de
Sabbat.
Ik zag
dat de tegenwoordige toets op de
Sabbat niet kon toegepast worden,
voordat het middelaarswerk van Jezus
in de heilige plaats geëindigd was
en Hij was ingegaan in het binnenste
van het voorhangsel, vanwaar dat
christenen, die ontslapen zijn
vóórdat de deur naar het heilige der
heiligen geopend werd, toen de
middernachtsroep voorbij was, in de
zevende maand 1844 en die de ware
Sabbat niet gehouden hadden, nu in
hope rusten; want zij hadden het
licht en de toets van de Sabbat
niet, welke wij nu hebben, sinds die
deur geopend is. Ik zag dat Satan
sommigen van Gods volk op dit punt
trachtte te verzoeken.
Omdat er zoveel goede christenen
ontslapen zijn in de overwinning van
hun geloof en niet de ware Sabbat
gehouden hebben, twijfelden zij
eraan of dat nu wel een toets voor
ons is.
De
vijanden van de tegenwoordige
waarheid hebben getracht, de deur
naar het heilige te openen, die door
Jezus gesloten is en de deur van het
heilige der heiligen te sluiten, die
Hij in 1844 geopend heeft en waar de
ark is, waarin de twee stenen
tafelen zijn, waarop de tien geboden
staan, geschreven door Jehova’s
vinger.
Satan
wendt nu in deze tijd van
verzegeling ieder plan aan om de
harten van Gods volk van de
tegenwoordige waarheid af te trekken
en hen te doen weifelen. Ik zag een
bedekking, die God over Zijn volk
trok, om hen in de tijd der
benauwdheid te beschermen; en iedere
ziel, die besloten had de waarheid
aan te nemen en die rein van hart
was, zou bedekt worden met de
bedekking van de Almachtige.
Satan
wist dit en hij werkte met grote
kracht om zoveel mensen, als hij met
mogelijkheid kon, te doen weifelen
in hun denken en hen onzeker te
maken aangaande de waarheid. Ik zag,
dat het geheimzinnige kloppen te New
York en andere plaatsen de kracht
van Satan was en dat zulke dingen
meer en meer algemeen zouden worden
en dat er een godsdienstige schijn
aan gegeven zou worden, om de
mensen, die misleid werden een
gevoel van grotere zekerheid te
geven en de harten van Gods volk,
indien mogelijk, tot die dingen af
te trekken en hen te doen twijfelen
aan de leringen en de kracht van de
Heilige Geest. (zie supplement,
hoofdstuk 21)
Ik zag
dat Satan op veel verschillende
wijzen werkte door hulpmiddelen. Hij
werkte door middel van predikanten,
die de waarheid verworpen hebben en
die overgegeven zijn aan een kracht
der dwaling, dat zij de leugen
zouden geloven, opdat zij verdoemd
mogen worden. Terwijl zij preekten
of baden, vielen er sommigen op de
grond en waren machteloos, niet door
de kracht van de Heilige Geest, maar
door de kracht van Satan, die hij
over deze werktuigen van hem liet
komen en die door hen over de mensen
kwam. Sommige belijdende
Adventisten, die de tegenwoordige
waarheid verworpen hadden, maakten
gebruik van mesmerisme, terwijl zij
preekten, baden of een gesprek
voerden, om aanhangers te krijgen;
en de mensen verheugden zich over
die invloed, want zij meenden dat
het de Heilige Geest was. Sommigen
die er gebruik van maakten, waren
zelfs zover afgedwaald in de
duisternis en de misleiding van de
duivel, dat zij meenden, dat het de
kracht Gods was, welke hun tot
gebruik gegeven was. Zij hadden God
tot een wezen gemaakt, geheel en al
aan hen gelijk en hadden Zijn macht
als een nietig ding geacht.
Sommigen van deze werktuigen van
Satan schaadden de lichamen van
sommigen van de heiligen, degenen
die zij niet konden misleiden en van
de waarheid aftrekken door
satanische invloed. Ach, dat allen
het konden zien, gelijk God het aan
mij geopenbaard heeft, opdat zij
meer mochten weten van de listige
verleidingen van Satan en op hun
hoede zijn! Ik zag dat Satan op deze
wijze werkte om Gods volk in
verwarring te brengen, te misleiden
en af te trekken, juist nu in deze
tijd van verzegeling. Ik zag er
sommigen, die niet vast stonden in
de tegenwoordige waarheid. Hun
knieën knikten, hun voeten gleden
uit, omdat zij ze niet vast geplant
hadden op de waarheid; en de
bedekking van de Almachtige God kon
niet over hen uitgebreid worden,
zolang zij op die wijze wankelden.
Satan
wendde iedere kunstgreep aan hen te
houden waar zij waren, totdat de
verzegeling over was, totdat de
bedekking van God over Zijn volk was
gespreid en zij zonder beschutting
zouden zijn gelaten tegen de
brandende toorn Gods, uitgegoten in
de zeven plagen. God is begonnen
deze bedekking over Zijn volk te
spreiden en deze zal spoedig
getrokken zijn over al degenen, die
een schuilplaats zullen hebben in de
dag der slachting. God zal met
kracht werken voor Zijn volk; en aan
Satan zal toegelaten worden om
evenzo te werken.
Ik zag
dat de geheimzinnige tekenen en
wonderen en valse hervormingen
zouden toenemen en zich zouden
uitbreiden. De hervormingen die mij
gewezen werden, waren geen
hervormingen van dwaling tot
waarheid. Mijn begeleidende engel
zei dat ik de arbeid voor het behoud
van zondaren moest aanschouwen
gelijk die tevoren was. Ik keek,
maar kon het niet zien; want de tijd
voor hun redding was voorbij.*
*De
schrijfster van deze woorden heeft
niet verstaan, dat erdoor geleerd
werd, dat de tijd van verlossing
voor alle zondaren voorbij was.
Juist in de tijd , dat deze dingen
geschreven werden, werkte zijzelf
voor de redding van zondaren en zij
heeft dat voortdurend sinds die tijd
gedaan.
De
wijze waarop zij deze zaak verstond
en zoals die haar voorgesteld werd,
wordt in de volgende paragrafen
aangegeven, de eerste waarvan
gepubliceerd werd in het jaar 1854
en de tweede in 1888.
“De
“valse hervormingen” waar hier naar
verwezen wordt, zullen nog meer
volledig uitgewerkt worden. Het
gezicht heeft meer in het bijzonder
betrekking op degenen, die het licht
van de adventleer gehoord en
verworpen hebben. Zij zijn
overgegeven aan een kracht der
dwaling. Dezulken zullen niet “de
arbeid voor het behoud van zondaren”
hebben, gelijk die tevoren was. Daar
zij de wederkomst verworpen hebben
en overgegeven zijn aan de kracht
der dwaling van Satan, “is de tijd
voor hun redding” voorbij. Dit is
echter niet van toepassing op
degenen die de leer van de
wederkomst niet gehoord en verworpen
hebben.”
“Het is
een vreselijk ding om de waarheid,
die ons verstand overtuigd en onze
harten geraakt heeft, licht te
behandelen. Wij kunnen niet
ongestraft de waarschuwingen, welke
God ons in genade zendt, verwerpen.
In Noachs tijd werd er een boodschap
uit de hemel gezonden aan de wereld
en de zaligheid der mensen hing van
de wijze af waarop zij met die
boodschap handelden. Omdat zij de
boodschap verwierpen, werd de Geest
van God weggenomen van het zondige
geslacht der mensen en zij kwamen om
in de wateren van de zondvloed. In
Abrahams tijd hield de genade op met
pleiten met de zondige inwoners van
Sodom en allen, behalve Lot met zijn
vrouw en twee dochters, werden
verteerd door het vuur, dat uit de
hemel neerkwam. Zo ook in de dagen
van Christus. De Zoon van God zei
tot de ongelovige Joden van dat
geslacht: ”Uw huis wordt ulieden
woest gelaten." Ziende op de laatste
dagen, verklaart dezelfde oneindige
macht aangaande degenen die “de
liefde der waarheid niet aangenomen
hebben, om zalig te worden: ”Daarom
zal God hun zenden een kracht der
dwaling, dat zij de leugen zouden
geloven; opdat zij allen veroordeeld
worden, die de waarheid niet geloofd
hebben, maar een welbehagen hebben
gehad in de ongerechtigheid.”
Wanneer zij de leer van Zijn woord
verwerpen, neemt God Zijn Geest weg
en geeft hen over aan de dwaling,
die zij liefhebben.”