Op de
Olijfberg (69)
De
woorden van Christus tot de priesters
en oversten: "Zie, uw huis
wordt aan u overgelaten"
(Matth.23:38), hadden hen bevreesd
gemaakt. Zij wendden
onverschilligheid voor, maar steeds
kwam weer de vraag bij hen op, wat
deze woorden zouden hebben te
beduiden. Een onzichtbaar gevaar
scheen
hen te bedreigen. Zou het kunnen zijn,
dat de prachtige tempel, die de
roem van de natie vormde, spoedig in
een puinhoop zou worden veranderd?
Het voorgevoel van onheil werd door de
discipelen gedeeld, en
zij wachtten met ongerustheid op een
nadere verklaring van Jezus. Terwijl
ze
met Hem de tempel verlieten, vestigden
zij Zijn aandacht op de kracht
en de schoonheid daarvan. De stenen
van de tempel waren van het zuiverste
marmer, volmaakt wit, en sommige
daarvan hadden bijna ongelooflijke
afmetingen. Een gedeelte van de muur
had de belegering van het
leger van Nebukadnezar doorstaan. Door
het volmaakte metselwerk
scheen het één grote steen, die in
zijn geheel uit de steengroeve was gegraven.
Hoe die machtige muren omver zouden
kunnen worden geworpen,
begrepen de discipelen niet.
Wat moeten de onuitgesproken gedachten
van die Verworpene zijn geweest,
toen Zijn aandacht op de schoonheid
van de tempel werd gevestigd!
Het schouwspel dat voor Hem lag, was
inderdaad prachtig, maar Hij
zei bedroefd: Ik zie het alles. De
gebouwen zijn inderdaad schitterend.
U wijst erop, dat deze muren
schijnbaar niet te verwoesten zijn;
maar luistert naar Mijn
woorden: De dag zal komen waarop "geen
steen op de andere zal worden gelaten,
die niet zal worden weggebroken."
(Matth.24:2)
De
woorden van Christus waren gesproken
tot een groot aantal toehoorders;
maar toen Hij alleen op de Olijfberg
was gezeten, kwamen
Petrus, Jacobus, Johannes en Andreas
tot Hem. "Zeg ons", zeiden zij,
"wanneer zal dat geschieden, en wat is
het teken van Uw komst en van
de voleinding der wereld?"
(Matth.24:3)
Jezus antwoordde Zijn discipelen niet
met
een afzonderlijke uiteenzeting over de
verwoesting van Jeruzalem en de
grote dag van Zijn komst. Hij mengde
de beschrijvingen van deze twee
gebeurtenissen dooreen. Indien Hij de
toekomstige gebeurtenissen aan
Zijn discipelen zou hebben geopenbaard
zoals Hij die aanschouwde, zouden
zij niet in staat zijn geweest de
aanblik te verdragen.
In Zijn barmhartigheid
jegens hen haalde Hij de
beschrijvingen van die twee grote
gebeurtenissen dooreen, en liet het
aan de discipelen zelf over de
betekenis
daarvan te bestuderen. Terwijl Hij
sprak over de verwoesting van Jeruzalem,
reikten Zijn profetische woorden over
die gebeurtenis tot aan de
beslissende grote brand op die dag
wanneer de Here zal verrijzen van
Zijn plaats om de wereld te straffen
voor haar ongerechtigheden, wanneer
de
aarde het op haar vergoten bloed aan
het licht zal brengen en haar
geslagenen niet langer zal bedekken.
Deze gehele redevoering werd niet
alleen gegeven voor de discipelen,
maar tevens voor hen die de laatste
tonelen van de geschiedenis der aarde
zouden beleven.
Terwijl Hij Zich tot de discipelen
wendde, zei Christus: "Ziet toe, dat
niemand u verleide! Want velen zullen
komen onder Mijn naam en
zeggen: Ik ben de Christus, en zij
zullen velen verleiden."
(Matth.24:4,5)
Vele
valse messiassen zullen optreden, en
beweren dat zij wonderen verrichten,
en
verklaren dat de tijd van de
verlossing van het Joodse volk is
gekomen.
Deze zullen velen misleiden. De
woorden van Christus zijn in
vervulling
gegaan. Tussen Zijn dood en de
belegering van Jeruzalem verschenen
vele valse Christussen. Maar Zijn
waarschuwing werd ook gegeven aan de
mensen die in deze tijd op de wereld
leven. Dezelfde misleidingen die
plaatsvonden vóór de
verwoesting van Jeruzalem, zijn door
de eeuwen
aangewend en zullen opnieuw aangewend
worden.
"Ook zult gij horen van oorlogen en
van geruchten van oorlogen. Ziet
toe, weest niet verontrust; want dat
moet geschieden, maar het einde is
het nog niet." (Matth.24:6)
Vóór de verwoesting van Jeruzalem
streden de mensen om de
oppermacht. Keizers werden vermoord.
Degenen waarvan men
meende dat zij dicht bij de troon
stonden, werden ter dood gebracht. Er
waren oorlogen en geruchten van
oorlogen. "Dat moet geschieden", zei
Christus, " maar het einde [van het
Joodse volk als natie] is het nog
niet.
Want volk zal opstaan tegen volk, en
koninkrijk tegen koninkrijk, en er
zullen nu hier, dan daar, hongersnoden
en aardbevingen zijn. Doch dat
alles is het begin der weeën."
(Matth.24:6-8)
Christus
zei : Wanneer de rabbi's deze tekenen
zien, dan zullen zij verklaren, dat
het Gods oordeel is over de
volken, omdat ze Zijn uitverkoren volk
in slavernij houden. Zij zullen
verklaren, dat deze tekenen een bewijs
zijn voor de komst van de Messias.
Laat u niet misleiden; ze zijn het
begin van Zijn oordelen. De
mensen hebben op zichzelf gezien. Ze
hebben geen berouw gehad en
hebben zich niet bekeerd, dat Ik hen
zou genezen. De tekenen die zij
verklaren als voorboden van hun
bevrijding uit de slavernij, zijn
tekenen van hun ondergang.
"Dan
zullen zij u overleveren aan
verdrukking en zij zullen u doden, en
gij zult door alle volken gehaat
worden om Mijns naams wil. En dan
zullen velen ten val komen en zij
zullen elkander overleveren en
elkander haten." (Matth.24:9,10)
Dit alles
hebben de christenen verdragen. Vaders
en moeders hebben hun kinderen
verraden. Kinderen hebben hun ouders
verraden. Vrienden hebben hun vrienden
overgeleverd aan het Sanhedrin. De
vervolgers voerden hun opzet uit door
Stefanus, Jacobus en andere
christenen ter dood te brengen.
Door
middel van Zijn dienstknechten gaf God
het Joodse volk een laatste kans om
tot berouw te komen. Hij openbaarde
Zichzelf door Zijn getuigen, wanneer
zij gevangen genomen, verhoord en in
de gevangenis geworpen werden.
Niettemin spraken hun rechters een
doodvonnis over hen uit. Zij waren
mannen op wie de wereld geen prijs
stelde, en door hen te doden,
kruisigden de Joden opnieuw de Zoon
van God. Zo zal het opnieuw
gebeuren. De machthebbers zullen
wetten maken waardoor de
godsdienstvrijheid wordt beperkt.
Zij zullen zich het recht aanmatigen
dat God alleen toekomt. Zij zullen
denken dat zij het geweten, dat alleen
door God beheerst dient te worden,
kunnen dwingen. Reeds nu beginnen zij
daarmee; dit werk zullen zij blijven
doen, totdat zij een grens bereiken
die zij niet kunnen overschrijden. God
zal tussenbeide komen ter wille van
Zijn trouwe volk, dat Zijn geboden
bewaart.
Bij
iedere gelegenheid waarbij mensen
vervolgd worden, nemen zij die daarvan
getuigen zijn, een beslissing, hetzij
vóór, hetzij tegen Christus. Zij die
medegevoel tonen met de mensen die ten
onrechte worden veroordeeld, laten
zien dat zij Christus zijn toegedaan.
Anderen nemen aanstoot, omdat de
beginselen der waarheid regelrecht
ingaan tegen hun praktijken. Velen
struikelen en vallen, en worden
ontrouw aan het geloof dat zij eens
verdedigden. Zij die afvallen in de
tijd van beproeving, zullen om hun
eigen veiligheid te verzekeren, vals
getuigenis geven en hun broeders
verraden. Christus heeft ons hiervoor
gewaarschuwd, opdat wij niet verbaasd
zullen zijn over de onnatuurlijke,
wrede handelwijze van hen die het
licht verwerpen.
Christus
gaf Zijn discipelen een aanduiding van
de verwoesting die over Jeruzalem zou
komen, en Hij vertelde hun, hoe ze
zouden kunnen ontkomen: "Zodra gij nu
Jeruzalem door legerkampen omsingeld
ziet, weet dan, dat zijn verwoesting
nabij is. Laten dan die in Judea zijn,
vluchten naar de bergen, en die binnen
de stad zijn, de wijk nemen en die op
het land zijn, er niet binnengaan,
want dit zijn de dagen van
vergelding, waarin alles wat
geschreven is, in vervulling gaat.
(Luc.21:20-22) Deze waarschuwing
werd gegeven, opdat men er veertig
jaar later, bij de verwoesting van
Jeruzalem, acht op zou slaan. De
christenen namen de waarschuwing ter
harte, en niet één christen kwam om
bij de val van de stad.
"Bidt,
dat uw vlucht niet in de winter valle
en niet op een sabbat" (Matth.24:20),
zei Christus. Hij Die de sabbat had
gemaakt, heeft die niet teniet gedaan
door hem aan het kruis te nagelen. De
sabbat werd niet van nul en gener
waarde bij Zijn dood.
Veertig jaar na Zijn kruisiging zou
hij nog steeds worden geheiligd.
Veertig jaar lang moesten de
discipelen bidden, dat hun vlucht niet
op een sabbat zou vallen.
Van de
verwoesting van Jeruzalem ging
Christus snel over op een grotere
gebeurtenis, de laatste schakel in de
keten van de geschiedenis der aarde —
de komst van de Zoon van God in
majesteit en heerlijkheid. Tussen deze
twee gebeurtenissen zag Christus lange
eeuwen van duisternis, eeuwen die voor
Zijn gemeente werden aangeduid door
bloed en tranen en zielestrijd. De
discipelen konden het toen niet
verdragen deze eeuwen te aanschouwen,
en Jezus ging daaraan voorbij met een
korte opmerking. "Er zal dan een grote
verdrukking zijn", zei Hij, "zoals er
niet geweest is van het begin der
wereld tot nu toe en ook nooit meer
wezen zal. En indien die dagen niet
ingekort werden, zou geen vlees
behouden worden; doch ter wille van de
uitverkorenen zullen die dagen worden
ingekort." (Matth.24:21,22)
Meer dan
duizend jaar lang zou een vervolging,
zoals de wereld nooit tevoren had
gekend, over de volgelingen van
Christus komen. Miljoenen en miljoenen
van Zijn getrouwe getuigen zouden
worden gedood. Als God Zijn hand niet
had uitgestrekt om Zijn volk te
bewaren, zouden allen zijn omgekomen.
"Doch ter wille van de uitverkorenen",
zei Hij, „zullen die dagen worden
ingekort." (Matth.24:22)
Nu
spreekt onze Here over Zijn tweede
komst in woorden die niet mis te
verstaan zijn, en Hij waarschuwt voor
de gevaren die Zijn komst in de wereld
zullen voorafgaan. "Indien dan iemand
tot u zegt: Zie, hier is de Christus,
of : Hier, gelooft het niet. Want er
zullen valse Christussen en valse
profeten opstaan en zij zullen grote
tekenen en wonderen doen, zodat zij,
waren het mogelijk, ook de
uitverkorenen zouden verleiden. Zie,
Ik heb het u voorzegd. Indien men dan
tot u zegt: Zie, Hij is in de
woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij
is in de binnenkamer, gelooft het
niet. Want gelijk de bliksem komt van
het oosten en licht tot het westen, zo
zal de komst van de Zoon des mensen
zijn." (Matth.24:23-27) Eén van de
tekenen van de verwoesting van
Jeruzalem, die Christus opnoemde, was:
"Vele valse profeten zullen opstaan en
velen zullen zij verleiden."
(Matth.24:11)
Er
stonden inderdaad valse profeten op,
die het volk misleidden en grote
scharen naar de woestijn trokken.
Magiërs en tovenaars, die beweerden
een wondere kracht te bezitten,
trokken de mensen achter zich aan naar
de eenzame bergen. Maar deze profetie
werd ook uitgesproken voor het
laatste der dagen. Dit teken is
gegeven als een teken van de tweede
komst. Zelfs nu doen valse
christenen en valse profeten tekenen
en wonderen
om Zijn discipelen te verleiden. Horen
wij niet de roep: "Zie, Hij
is
in de woestijn”? (Matth.24:26)
Zijn niet duizenden de woestijn
ingegaan in de
hoop, Christus te zullen vinden? En
horen wij nu niet vanuit duizenden
bijeenkomsten waar de mensen
belijden gemeenschap te hebben met de
geesten der gestorvenen, de kreet:
"Zie, Hij is in de binnenkamer"?
(Matth.24:26)
Dat is juist datgene wat het
spiritisme beweert. Maar wat zegt
Christus?
"Gelooft het niet. Want gelijk de
bliksem komt van het oosten en licht
tot het westen, zo zal de komst van de
Zoon des mensen zijn."
(Matth.24:26,27)
De Heiland geeft tekenen van Zijn
komst, en meer dan dat. Hij bepaalt
de tijd waarin het eerste van die
tekenen verschijnen zal: "Terstond
na de verdrukking dier dagen zal de
zon verduisterd worden en
de
maan zal haar glans niet geven en de
sterren zullen van de hemel
vallen en de machten der hemelen
zullen wankelen. En dan zal het teken
van de Zoon des mensen verschijnen aan
de hemel en dan zullen alle
stammen der aarde zich op de borst
slaan en zij zullen de Zoon des mensen
zien komen op de wolken des hemels,
met grote macht en heerlijkheid.
En Hij zal Zijn engelen uitzenden met
luid bazuingeschal en zij zullen Zijn
uitverkorenen verzamelen uit de vier
windstreken, van het ene uiterste der
hemelen tot het andere."
(Matth.24:29-31)
Aan het
einde van de grote pauselijke
vervolging, verklaarde Christus,
zou de zon verduisterd worden, en de
maan zou haar licht niet geven. Vervolgens
zouden de sterren van de hemel vallen.
En Hij zegt: "Leert
dan van de vijgeboom deze les: Wanneer
zijn hout reeds week wordt
en
de bladeren doet uitspruiten, weet gij
daaraan, dat de zomer nabij
is. Zo moet ook gij, wanneer gij dit
alles ziet, weten, dat het nabij is,
voor de deur." (Matth.24:32,33)
Christus
heeft tekenen van Zijn komst gegeven.
Hij verklaart, dat wij
kunnen weten, wanneer Hij nabij is,
voor de deur. Hij zegt van de mensen
die deze tekenen zullen zien: "Dit
geslacht zal geenszins voorbijgaan,
voordat dit alles geschiedt."
(Matth.24:34) De tekenen zijn
verschenen. Nu hebben
wij zekerheid, dat de komst des Heren
nabij is. "De hemel en de
aarde zullen voorbijgaan", zegt Hij,
"maar Mijn woorden zullen geenszins
voorbijgaan." (Matth.24:35)
Christus komt met de wolken en met
grote heerlijkheid. Een schare
stralende engelen zal met Hem komen.
Hij zal komen om de doden op
te wekken en de levende heiligen te
veranderen van heerlijkheid tot heerlijkheid.
Hij zal komen om hen te eren die Hem
hebben liefgehad en Zijn
geboden hebben bewaard, en om hen tot
Zich te nemen. Hij heeft noch
hen noch Zijn belofte vergeten. Daar
zal de gezinsverband weer worden
gesmeed. Wanneer we naar onze doden
kijken, kunnen we denken aan de
morgen wanneer de bazuin Gods zal
klinken en "de doden onvergankelijk
zullen worden opgewekt en wij
veranderd zullen worden." (1
Cor.15:52)
Nog een korte tijd, en wij
zullen de Koning in Zijn schoonheid
aanschouwen.
Nog een korte tijd, en Hij zal alle
tranen van onze ogen afwissen. Nog
een korte tijd, en Hij zal ons
doen staan "onberispelijk... voor Zijn
heerlijkheid
in grote vreugde." (Judas 24)
Daarom zei Hij, toen Hij deze tekenen
van
Zijn komst te kennen gaf: "Wanneer
deze dingen beginnen te geschieden,
richt u op en heft uw hoofden omhoog,
want uw verlossing genaakt."
(Luc.21:28)
Maar de dag en het uur van Zijn komst
heeft Christus niet geopenbaard. Hij
verklaarde duidelijk aan Zijn
discipelen, dat Hijzelf het uur
van Zijn tweede verschijning niet
bekend kon maken. Indien Hij vrij
was geweest dit te openbaren, waarom
zou Hij hen dan hebben behoeven
te vermanen om voortdurend te blijven
uitzien? Er zijn mensen die
beweren, dat zij precies de dag en het
uur van de verschijning van de
Here kennen. Met grote ernst
beschrijven zij de toekomst. Maar de
Here heeft hen aangezegd, het terrein
waarop zij zich begeven hebben, te
verlaten.
De juiste tijd van de tweede komst van
de Zoon des mensen is Gods
geheimenis.
Christus wijst op de toestand van de
wereld bij Zijn komst, en vervolgt:
"Zoals het was in de dagen van Noach,
zo zal de komst van de
Zoon des mensen zijn. Want zoals zij
in (die) dagen vóór de zondvloed
waren, etende en drinkende, huwende en
ten huwelijk gevende, tot op
de dag waarop Noach in de ark ging, en
zij niets bemerkten, eer de
zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo
zal ook de komst van de Zoon
des mensen zijn." (Matth.24:38)
Christus schildert geen tijdelijk
millennium, een duizendjarig
rijk, waarin allen zich moeten
voorbereiden op de eeuwigheid. Hij
zegt ons, dat gelijk het was in de
dagen van Noach, het zo zal zijn
wanneer de Zoon des mensen wederkomt.
Hoe was het in de dagen van Noach? "De
Here zag, dat de boosheid des mensen
groot was op de aarde en al wat de
overleggingen van zijn hart
voortbrachten, te allen tijde slechts
boos." (Gen.6:5) De bewoners van de
aarde van vóór de zondvloed wendden
zich af van Jehova en weigerden
Zijn heilige wil te doen. Zij volgden
hun eigen onheilige inbeeldingen
en verdorven ideeën. Vanwege
hun verdorvenheid werden zij
omgebracht;
op het ogenblik gaat het met de wereld
in dezelfde richting. Er treden
geen vleiende tekenen van een
duizendjarige heerlijkheid naar voren.
De
overtreders van Gods wet vervullen de
aarde met goddeloosheid. Hun
weddenschappen, hun wedrennen, hun
speculaties, hun losbandigheid,
hun wellustige praktijken, hun
ontembare hartstochten vervullen de
wereld snel met geweld.
In de profetie over de verwoesting van
Jeruzalem zei Christus: "Omdat
de wetsverachting toeneemt, zal de
liefde van de meesten verkillen.
Maar wie volhardt tot het einde, die
zal behouden worden. En dit evangelie
van het koninkrijk zal in de gehele
wereld gepredikt worden tot
een getuigenis voor alle volken, en
dan zal het einde gekomen zijn."
(Matth.24:13.14) Deze
profetie zal opnieuw in vervulling
gaan. De toenemende ongerechtigheid
van die tijd vindt haar tegenhanger in
deze generatie. Zo is het
ook met de voorzegging betreffende de
prediking van het evangelie. Vóór de
val van Jeruzalem schreef Paulus,
geïnspireerd door de Heilige Geest,
dat het evangelie gepredikt was aan
"de ganse schepping onder de
hemel." (Col.1:23)
Zo zal ook nu, vóór de komst van de
Zoon des mensen, het
eeuwig evangelie gepredikt worden aan
alle volk en stam en taal en
natie." (Openb.14:6 zie ook vers 14)
God "heeft een dag bepaald waarop Hij
de aardbodem rechtvaardig zal
oordelen." (Hand.17:31)
Christus zegt ons, wanneer die dag zal
worden
ingeluid. Hij zegt niet, dat de gehele
wereld zich zal bekeren, maar: "Dit
evangelie van het koninkrijk zal in de
gehele wereld gepredikt worden
tot een getuigenis voor alle volken,
en dan zal het einde gekomen zijn."
Matth.24:14)
Door het evangelie aan de wereld te
brengen, hebben wij de macht om
de
komst des Heren te verhaasten. Wij
moeten niet alleen uitzien naar
de dag van God, maar die ook
verhaasten. (2 Petr.3:12, zie vert.
Obbink)
Indien de
gemeente van
Christus het werk had gedaan dat haar
was toegewezen, zou de gehele
wereld reeds in het verleden zijn
gewaarschuwd, en de Here Jezus zou
naar onze aarde gekomen zijn in kracht
en grote heerlijkheid.
Nadat Hij de tekenen van Zijn komst
had gegeven, zei Christus: "Zo moet
ook gij, wanneer gij dit ziet
geschieden, weten, dat het koninkrijk
Gods nabij is." (Luc.21:31)
"Ziet
toe, blijft waakzaam." ((Mar.13:33)
God heeft de mensen altijd
gewaarschuwd voor komende oordelen.
Zij die geloof hadden in
Zijn boodschap voor hun tijd, en die
hun geloof in daden omzetten, in
gehoorzaamheid aan Zijn geboden,
ontkwamen aan de oordelen die over
de ongehoorzamen en ongelovigen
kwamen. Het woord kwam tot Noach:
"Ga in de ark, gij en geheel uw huis,
want u heb Ik in dit geslacht voor
Mijn aangezicht rechtvaardig
bevonden." (Gen.7:1)
Noach gehoorzaamde en werd
behouden. Tot Lot kwam de boodschap:
"Staat op, verlaat deze plaats,
want de Here gaat de stad verwoesten."
(Gen.19:14)
Lot stelde zichzelf onder de
bescherming van de hemelse
boodschappers en werd behouden. Zo
ontvingen de discipelen van Christus
de waarschuwing voor de verwoesting
van Jeruzalem. Zij die uitzagen naar
het teken van de komende verwoesting
en uit de stad wegvluchtten, ontkwamen
aan de ondergang. Zo
zijn ook wij nu gewaarschuwd voor de
tweede komst van Christus en
voor de verwoesting die over de wereld
zal komen. Zij die acht slaan
op de waarschuwing, zullen worden
behouden.
Omdat wij niet precies het uur weten
van Zijn komst, worden we bevolen
te waken. "Zalig die slaven die de
heer bij zijn komst wakende zal
aantreffen." (Luc.12:37)
Zij die uitzien naar de komst van
Christus zitten niet meer in werkloze
afwachting. De verwachting van de
komst des Heren moet
maken dat de mensen de Here en Zijn
oordeel over hun overtredingen
vrezen. Zij moeten wakker gemaakt
worden om hun grote zonde te zien:
het verwerpen van Zijn aangeboden
genade. Zij die uitzien naar de Here,
reinigen hun zielen door
gehoorzaamheid aan de waarheid. Met
opmerkzaam
waken verenigen zij ernstige arbeid.
Daar zij weten dat de Here
voor de deur is, wordt hun ijver en
verlangen versterkt om met de goddelijke
wezens mede te werken voor de
behoudenis van zielen. Zij zijn
de getrouwe en wijze dienstknechten,
die het huishouden van de Here
"op tijd hun deel geven."
(Luc.12:42)
Zij verkondigen de waarheid die nu in
het
bijzonder van toepassing is. Evenals
Henoch, Noach en Abraham ieder
de
waarheid voor hun tijd verkondigden,
zo zullen nu de dienstknechten
van Christus een bijzondere
waarschuwing geven aan hun geslacht.
Maar Christus brengt een andere klasse
onder ogen: "Als die slaaf
slecht was, en in zijn hart zou
zeggen: Mijn heer blijft uit, en hij
zou beginnen
zijn medeslaven te slaan en met de
dronkaards zou eten en drinken, dan
zal de heer van die slaaf komen op een
dag dat hij het niet
verwacht." (Matth.24:48,49)
De
slechte slaaf zegt in zijn hart: "Mijn
heer blijft uit."
(Matth.24:39)
Hij zegt
niet, dat Christus niet komen zal. Hij
spot niet met de gedachte aan de
tweede komst. Maar in zijn hart en
door zijn daden en woorden verklaart
hij, dat de komst des Heren uitgesteld
is. Hij verbant uit de gedachten
van anderen de overtuiging dat de Here
spoedig komt. Zijn invloed
brengt de 'mensen tot een aanmatigend,
zorgeloos uitstel. Zij worden gestijfd
in hun wereldzin en bedwelming. Aardse
hartstochten,
verdorven gedachten nemen bezit van de
geest. De slechte dienstknecht
eet en drinkt met de dronkaards, sluit
zich aan bij de wereld in zijn
jacht naar plezier. Hij slaat zijn
medeslaven en beschuldigt en
veroordeelt
hen die trouw zijn aan hun Meester.
Hij doet mee met de wereld. Hij
groeit met zijn soort op in
overtreding. Op verschrikkelijke wijze
wordt
hij aan hen gelijk. Met de wereld
wordt hij in de strik gevangen. "Dan
zal de heer van die slaaf komen... op
een uur dat hij het niet weet, en
hij zal hem folteren en hem in
het lot der huichelaars doen delen."
(Matth.24:50,51)
"Indien
gij dan niet wakker wordt, zal Ik
komen als een dief, en gij
zult niet weten op welk uur Ik u zal
overvallen." (Openb.3:3)
De
komst van
Christus zal de valse leraars
verrassen. Zij zeggen: "Het is (alles)
vrede
en
rust." (1 Thess.5:3)
Evenals de priesters en de leraars
vóór de val van Jeruzalem, zien zij
ernaar uit, dat de kerk aardse
voorspoed en eer zal kennen. De
tekenen der tijden verklaren zij als
zodanig. Maar wat zegt het Woord
der Inspiratie? "Een plotseling
verderf overkomt hun." (1 Thess.5:3)
Voor allen die
op de gehele aardbodem wonen, voor
allen die van deze wereld hun tehuis
maken, zal de dag des Heren komen als
een strik. Hij komt voor hen als
een binnensluipende dief.
De wereld is, met al zijn rumoer, met
al zijn goddeloze plezier, gedompeld
in een slaap, de slaap van vleselijke
veiligheid. Mensen verwijzen
de komst des Heren naar de verre
toekomst. Zij lachen om de
waarschuwingen. Vol trots pocht men:
Alles blijft zó, als het van het begin
der schepping af geweest is." (2
Petr.3:4) "De dag van morgen zal zijn
als die van vandaag, nog veel
geweldiger." (Jes.56:12)
Wij
willen dieper wegzinken in de
liefde voor genoegens. Maar Christus
zegt: "Zie, Ik kom als een dief."
(Openb.16:15)
Op hetzelfde ogenblik waarop de wereld
spottend vraagt: "Waar is de
belofte van Zijn komst?" (2
Petr.3:4)
gaan de tekenen in vervulling. Terwijl
zij uitroepen: "Het is (alles)
vrede en rust"
(1
Thess.5:3), nadert een
plotseling verderf.
Wanneer de spotter, de mens die de
waarheid verwerpt, aanmatigend is
geworden, wanneer de vaardigheid van
het werk in de verschillende
branches om geld te verzamelen
voortgaat zonder zich aan beginselen
te houden, wanneer de
onderzoeker ijverig zoekt naar kennis
van alles
behalve van zijn Bijbel, dan komt
Christus als een dief.
Alles in de wereld is in beroering. De
tekenen der tijden zijn dreigend.
Ophanden zijnde gebeurtenissen werpen
hun schaduwen voor zich uit. De
Geest van God trekt Zich terug van de
aarde, en de ene ramp volgt de
andere ter zee en te land. Er zijn
stormen, aardbevingen, branden, overstromingen
en moorden, de een al erger dan de
andere. Wie kan de toekomst
lezen? Waar is zekerheid? Niets dat
menselijk of aards is, is
zeker. Schielijk scharen de mensen
zich onder de banier die zij gekozen
hebben. Rusteloos wachten zij af en
slaan de bewegingen van hun leiders
gade. Er zijn mensen die wachten op en
uitzien naar de komst des Heren
en daarvoor arbeiden. Een andere groep
schaart zich onder het beleid van
de
eerste grote afvallige. Weinigen
geloven met hart en ziel dat wij een
hel te vermijden en een hemel te
winnen hebben.
De
crisis besluipt steelsgewijze ons. De
zon schijnt aan de hemel en
doet zijn gewone rondgang, en de
hemelen verkondigen nog Gods eer.
De
mensen eten en drinken nog, planten en
bouwen, huwen en geven
ten huwelijk. Kooplieden kopen en
verkopen nog. De mensen duwen
elkander opzij, vechten om de hoogste
positie. De liefhebbers van plezier
gaan nog in groten getale naar de
theaters, de wedrennen, de speelholen.
De hoogste opwinding zegeviert,
niettemin nadert het einde van de
genadetijd met rasse schreden, en
spoedig zal over ieder geval voor
eeuwig
worden beslist.
Satan ziet, dat zijn tijd kort is. Hij
heeft al zijn machten
aan het werk gezet om de mensen te
misleiden, te verleiden, bezig te
houden en onder zijn invloed te
houden, totdat de genadetijd voorbij
zal zijn, en de deur der genade voor
eeuwig gesloten is.
Plechtig komen tot ons door de eeuwen
heen de waarschuwende woorden
van onze Here vanaf de Olijf berg:
"Ziet toe op uzelf, dat uw hart
nimmer bezwaard worde door roes en
dronkenschap en zorgen voor levensonderhoud,
en die dag niet plotseling over u kome."
(Luc.21:34)
"Waakt te allen tijde,
biddende, dat gij in staat moogt wezen
te ontkomen aan alles wat geschieden
zal, en gesteld te worden voor het
aangezicht van de Zoon
des mensen."
(Luc.21:36) ("Wens der eeuwen"
E.G.White)