Samenzwering
van priesters (59)
Bethanië lag zo
dicht bij Jeruzalem, dat het nieuws van de
opwekking van Lazarus al spoedig naar de
stad werd overgebracht. Door spionnen die
getuigen waren geweest van het wonder,
kenden de Joodse leiders al spoedig de
feiten. Terstond werd een vergadering van
het Sanhedrin belegd om te besluiten wat zij
zouden doen. Christus had nu Zijn macht over
dood en graf volledig getoond. Dat machtig
wonder was het kronende bewijs, door God
aan de mensen gegeven, dat Hij Zijn Zoon
naar de wereld had gezonden om hen te
redden.
Het was een
openbaring van goddelijke kracht, die
voldoende was om iedere geest die beheerst
werd door een gezond verstand en een
verlicht geweten, te overtuigen. Velen die
getuigen waren van de opwekking van Lazarus,
werden tot het geloof in Jezus gebracht.
Maar de haat van de priesters tegen Hem nam
toe. Zij hadden alle mindere aanwijzingen
van Zijn goddelijkheid verworpen, en zij
waren alleen maar woedend door dit nieuwe
wonder. De dode was bij volle daglicht
opgewekt en in tegenwoordigheid van een
schare van getuigen. Geen list zou een
dergelijk getuigenis kunnen wegredeneren.
Juist om deze reden werd de vijandschap van
de priesters nog dodelijker. Zij waren meer
dan ooit besloten om een einde te maken aan
het werk van Christus.
De Sadduceeën
waren, hoewel zij niet gunstig over Christus
dachten, niet zo uiterst kwaadwillig jegens
Hem geweest als de Farizeeën. Hun haat was
niet zo bitter geweest. Maar nu waren ze erg
ongerust geworden. Zij geloofden niet in een
opstanding uit de doden. De zogenaamde
wetenschap aanvoerend, waren zij van de
redenering uitgegaan dat het onmogelijk was
een dood lichaam weer tot leven te brengen.
Maar door een paar woorden van Christus was
hun theorie omvergeworpen. Er was
aangetoond, dat zij, zowel wat betreft de
Schriften alsook de macht Gods, onwetend
waren. Zij zagen geen mogelijkheid om de
indruk die het wonder op het volk gemaakt
had, weg te nemen. Hoe kon men
bewerkstelligen, dat mensen zich afwendden
van Hem Die erin was geslaagd het graf van
zijn dode te beroven ?
Leugenachtige verhalen werden in omloop
gebracht, maar het wonder kon niet worden
ontkend, en zij wisten niet, hoe ze de
uitwerking daarvan zouden kunnen tegengaan.
Tot dusverre hadden de Sadduceeën het plan
om Christus ter dood te brengen, niet
aangemoedigd. Maar na de opwekking van
Lazarus besloten zij, dat alleen door Zijn
dood Zijn onverschrokken aanklachten tegen
hen tot een einde gebracht konden worden.
De Farizeeën
geloofden in de opstanding, en zij moesten
wel zien dat dit wonder een bewijs was, dat
de Messias onder hen was. Maar zij hadden
het werk van Christus steeds tegengestaan.
Vanaf het begin hadden zij Hem gehaat, omdat
Hij hun huichelachtige aanspraken aan de
kaak had gesteld. Hij had de mantel van
strenge vormendienst, waaronder hun
zedelijke misvormdheid was verborgen,
weggerukt. De zuivere godsdienst die Hij
leerde, had hun holle belijdenissen van
vroomheid veroordeeld. Zij dorstten ernaar,
wraak te nemen op Hem om Zijn scherpe
verwijten. Zij hadden getracht Hem ertoe te
brengen iets te doen of te zeggen dat hun
gelegenheid zou geven Hem te veroordelen.
Verschillende malen hadden zij gepoogd Hem
te stenigen, maar Hij had Zich rustig
teruggetrokken, en zij hadden Hem uit het
oog verloren.
De wonderen die
Hij op de sabbat verrichtte, waren alle erop
gericht, de zieken te helpen, maar de
Farizeeën hadden getracht Hem te
veroordelen als een sabbatschender. Zij
hadden getracht de Herodianen tegen Hem op
te zetten. Zij stelden het voor, alsof Hij
trachtte een tegenkoninkrijk op te richten,
en beraadslaagden met hen, hoe ze Hem zouden
kunnen doden.
Om de Romeinen tegen Hem op te zetten,
hadden ze het doen voorkomen, dat Hij
probeerde hun gezag omver te werpen. Zij
hadden ieder voorwendsel beproefd om Hem te
verhinderen het volk te beïnvloeden. Maar
tot dusver waren hun pogingen verijdeld. De
scharen die getuigen waren van Zijn werken
van genade en die Zijn zuivere en heilige
onderwijzingen hoorden, wisten dat dit geen
daden of woorden waren van een
sabbatschender of van een godslasteraar.
Zelfs de dienaren die door de Farizeeën
werden uitgezonden, waren zó beïnvloed door
Zijn woorden, dat zij de handen niet aan Hem
konden slaan. In wanhoop hadden de Joden ten
slotte een gebod uitgevaardigd, dat ieder
mens die beleed in Jezus te geloven, uit de
synagoge zou worden geworpen.
Toen de
priesters, de oversten en de oudsten dus
bijeenkwamen om te beraadslagen, waren zij
vastbesloten om Hem Die zulke wonderbare
werken verrichtte dat alle mensen zich
verwonderden, tot zwijgen te brengen.
Farizeeën en Sadduceeën waren nauwer met
elkander verbonden dan ooit tevoren. Hoewel
ze tot dusverre verdeeld waren geweest,
werden zij één in hun tegenwerking van
Christus. In de vorige raadszittingen hadden
Nicodemus en Jozef de veroordeling van Jezus
verhinderd, en om deze reden werden zij nu
niet opgeroepen. Bij de raadsvergaderingen
waren anderen invloedrijke mannen aanwezig
die in Jezus geloofden, maar hun invloed had
geen enkel overwicht op die van de
kwaadwillige Farizeeën.
Toch waren de
leden van de raad het niet geheel met
elkander eens. Het Sanhedrin was in deze
tijd geen rechtsgeldige vergadering. Ze werd
slechts getolereerd. Sommige leden vroegen
zich af, of het wel verstandig was, Christus
ter dood te brengen. Zij vreesden dat dit
een opstand onder het volk zou
teweegbrengen, waardoor de Romeinen ertoe
gebracht zouden kunnen worden de priesters
verdere gunsten te ontzeggen en hun de macht
die zij nog bezaten, te ontnemen. De
Sadduceeën werkten samen in hun haat jegens
Christus, doch zij waren geneigd voorzichtig
te zijn in hun handelingen, uit vrees dat de
Romeinen hen zouden beroven van hun hoge
positie.
In deze raad,
die was bijeengeroepen om de dood van
Christus voor te bereiden, was de Getuige
aanwezig Die de hoogmoedige woorden van
Nebukadnezar hoorde, Die getuige was van het
afgodisch feest van Belsazar, Die
tegenwoordig was toen Christus in Nazareth
Zichzelf aankondigde als de Gezalfde. Deze
Getuige bracht de oversten nu onder de
indruk van het werk dat zij deden.
Gebeurtenissen uit het leven van Christus
rezen voor hen op met een duidelijkheid die
hen verontrustte. Zij herinnerden zich het
schouwspel in de tempel, toen Jezus als kind
van twaalf jaar voor de wetgeleerden stond
en hun vragen stelde waarover zij zich
verwonderden. Het wonder dat zojuist was
verricht, getuigde ervan, dat Jezus niemand
anders was dan de Zoon van God. In hun ware
betekenis schoten de oudtestamentische
Geschriften betreffende Christus door hun
gedachten. Ontsteld en bezorgd vroegen de
oversten: "Wat doen wij?" (Joh.11:47)
Er was verdeeldheid in de raad. Onder de
indruk van de Heilige Geest konden de
'priesters en oversten de overtuiging niet
uit hun gedachten bannen, dat zij tegen God
streden.
Terwijl de raad
in de grootste verwarring verkeerde, stond
de hogepriester Kajafas op.
Kajafas was een trots en wreed mens,
aanmatigend en onverdraagzaam. Onder zijn
familierelaties waren Sadduceeën, die koud,
overmoedig, roekeloos en vol eerzucht en
wreedheid waren, wat zij verborgen onder een
mantel van voorgewende gerechtigheid.
Kajafas had de profetieën bestudeerd, en
hoewel hij niet op de hoogte was van de ware
betekenis daarvan, sprak hij met veel gezag
en zelfverzekerdheid: "Gij weet niets, en
gij beseft niet, dat het in uw belang is,
dat één mens sterft voor het volk en niet
het gehele volk verloren gaat." (Joh.11:50)
Zelfs indien Jezus onschuldig was, zo drong
de hogepriester aan, moest Hij uit de weg
geruimd worden.
Hij veroorzaakte moeilijkheden, trok de
mensen tot Zich en verminderde het gezag van
de oversten. Hij was slechts één mens; het
was beter dat Hij zou sterven dan dat het
gezag van de oversten verzwakt zou worden.
Indien het volk het vertrouwen in hun
leiders zou verliezen, zou de nationale
kracht te gronde gericht worden. Kajafas
legde er de nadruk op, dat na dit wonder de
volgelingen van Jezus waarschijnlijk een
revolutie zouden ontketenen. Dan zullen de
Romeinen komen, zei hij, en zij zullen onze
tempel sluiten, en onze wetten afschaffen,
waardoor zij ons als natie zullen
vernietigen. Wat is het leven van deze
Galileeër waard in vergelijking met het
leven van de natie Indien Hij het welzijn
van Israël in de weg staat, bewijzen we dan
God niet een dienst, door Hem uit de weg te
ruimen? Het is beter dat één mens omkomt,
dan dat het gehele volk te gronde gaat.
Door te
verklaren, dat één mens voor het gehele volk
moest sterven, liet Kajafas zien, dat hij
enige kennis van de profetieën bezat, hoewel
het een zeer beperkte was. Maar in zijn
relaas over dit tafereel neemt Johannes de
profetie op en laat de verstrekkende en
diepe betekenis daarvan zien. Hij zegt: "En
niet alleen voor het volk, maar om ook de
verstrooide kinderen Gods bijeen te
vergaderen." (Joh.11:52) Hoe blindelings
erkende de hoogmoedige Kajafas de zending
van de Heiland!
Op de lippen van
Kajafas werd deze zeer kostbare waarheid in
een leugen verkeerd. De politiek die hij
voorstond, was gebaseerd op een beginsel dat
aan het heidendom ontleend was. Onder de
heidenen had het vage bewustzijn, dat één
mens zou moeten sterven voor het mensdom,
geleid tot het brengen van mensenoffers.
Kajafas stelde dus voor om door het offer
van Jezus het schuldige volk te redden, niet
van overtredingen, maar in overtredingen,
opdat zij zouden kunnen voortgaan met
zondigen. En door zijn redenering probeerde
hij de tegenwerpingen tot zwijgen te brengen
van hen die durfden beweren, dat er nog
niets in Jezus was gevonden dat des doods
waardig was.
Tijdens de
raadszitting waren de vijanden van Christus
diep overtuigd. De Heilige Geest had hun
geest getroffen. Maar Satan streed om de
macht over hen te krijgen. Met klem vestigde
hij hun aandacht op de grieven die zij
hadden verduurd ter wille van Christus. Hoe
weinig had Hij hun gerechtigheid geëerd! Hij
stelde een gerechtigheid voor ogen die veel
groter is, en die allen die Gods kinderen
willen zijn, moeten bezitten. Zonder
aandacht te schenken aan hun vormen en
plechtigheden, had Hij zondaren aangemoedigd
om rechtstreeks tot God te gaan als tot een
genadig Vader, en hun behoeften bekend te
maken. Zo had Hij, naar hun mening, het
priesterschap ter zijde gesteld. Hij had
geweigerd de theologie van de rabbijnse
scholen te erkennen.
Hij had de snode praktijken van de priesters
aan de kaak gesteld en had hun invloed
onherstelbare schade toegebracht. Hij had de
invloed van hun stelregels en overleveringen
geschaad door te verklaren dat, hoewel, zij
met gestrengheid de ceremoniële wet
handhaafden, zij de wet van God krachteloos
maakten. Dit alles bracht Satan hun nu in
gedachten.
Satan zei hun,
dat, om hun gezag te handhaven, zij Jezus
ter dood moesten brengen. Deze raad volgden
zij op. Het feit, dat zij de macht die zij
op dat ogenblik uitoefenden, zouden kunnen
verliezen, was, naar zij meenden, voldoende
reden om tot een besluit te komen. Met
uitzondering van enkelen die hun mening niet
durfden uit te spreken, ontving het
Sanhedrin de woorden van Kajafas alsof het
de woorden van God waren. De raad was
opgelucht; de tweedracht verdween. Zij
besloten Christus ter dood te brengen bij de
eerste gunstige gelegenheid.
Door het bewijs voor de goddelijkheid van
Jezus te verwerpen, hadden deze priesters en
oversten zichzelf opgesloten in een
ondoordringbare duisternis. Zij waren
volledig onder de macht van Satan gekomen,
om door hem over de rand van de eeuwige
ondergang gejaagd te worden. Nochtans was
hun misleiding zo groot, dat zij bijzonder
met zichzelf ingenomen waren. Zij
beschouwden zichzelf als vaderlandslievenden,
die het behoud van de natie nastreefden.
Het Sanhedrin
was evenwel bevreesd overhaaste maatregelen
tegen Jezus te nemen, opdat de mensen niet
vertoornd zouden worden, en het geweld dat
tegen Hem beraamd was, op hun eigen hoofden
zou neerkomen. Hierom stelde de raad de
uitvoering van het vonnis dat zij hadden
uitgesproken, uit. De Heiland begreep het
samenzweren van de priesters. Hij wist dat
zij verlangden Hem uit de weg te ruimen en
dat hun doel weldra bereikt zou zijn. Maar
het lag niet op Zijn weg de crisis te
verhaasten, en Hij trok zich terug uit dat
gebied en nam Zijn discipelen met Zich mee.
Zo handhaafde Jezus door Zijn eigen
voorbeeld opnieuw het onderricht dat Hij aan
Zijn discipelen had gegeven: "Wanneer men u
vervolgt in deze stad, vlucht naar een
andere." (Matth.10:23) Er was een
uitgestrekt terrein waarin gewerkt moest
worden voor de redding van zielen, en tenzij
trouw aan Hem dit vereiste, mochten de
dienstknechten des Heren hun leven niet in
gevaar brengen.
Jezus had nu
drie jaren in het openbaar voor de mensen
gearbeid. Zijn voorbeeld van
zelfverloochening en belangeloze
welwillendheid hadden zij voor ogen. Zijn
leven van reinheid, van lijden en toewijding
was aan allen bekend. Toch was het slechts
deze korte periode van drie jaar, dat de
wereld de tegenwoordigheid van haar
Verlosser verdragen kon.
Zijn leven was
vol van vervolging en beledigingen geweest.
Verdreven uit Bethlehem door een afgunstige
koning, verworpen door Zijn eigen volk in
Nazareth, zonder reden ter dood veroordeeld
te Jeruzalem, vond Jezus, met Zijn weinige
getrouwe navolgers, een tijdelijk onderdak
in een vreemde stad. Hij Die altijd werd
ontroerd door menselijke smart, Die de
zieken genas, blinden het gezicht hergaf,
doven het gehoor en stommen de spraak, Die
de hongerigen te eten gaf en de treurenden
troostte, werd verdreven uit het midden van
het volk voor welks redding Hij had
gearbeid. Hij Die wandelde op de woelige
golven en door een woord hun woeste razen
tot zwijgen gebracht, Die duivelen had
uitgeworpen die bij het uitwerpen Hem
hadden erkend als de Zoon van God, Die de
slaap der doden had onderbroken, Die
duizenden had geboeid door Zijn wijze
woorden, was niet in staat de harten te
bereiken van hen die verblind waren door
vooroordeel en haat, en die hardnekkig het
licht afwezen. ("Wens der eeuwen" E.G.White)