Waarom de zonde toegelaten werd
"GOD is
liefde." Zijne natuur en Zijne wet zijn liefde. Zijn karakter is nooit
iets anders geweest, en zal ook nooit iets anders zijn. "De Hoge en
Verhevene, die in de eeuwigheid woont," en wien de gangen der eeuwen
toebehoren, is onveranderlijk. Bij Hem is "geene verandering, of
schaduw van omkeering."
Elke
openbaring Zijner scheppende macht is eene uitdrukking van oneindige
liefde. De soevereiniteit Gods vloeit over van liefde jegens al Zijne
schepselen. De Psalmist getuigt:
Gij hebt een
machtige arm, uw hand is sterk, uw rechterhand verheven;
gerechtigheid en recht zijn de grondslag van uw troon,
goedertierenheid en trouw gaan voor uw aangezicht henen.
Welzalig
het volk dat de jubelroep kent, zij wandelen, HERE,
in het licht van uw aanschijn; in uw naam juichen zij de ganse dag,
en door uw gerechtigheid worden zij verhoogd.
Want Gij
zijt de luister hunner sterkte, en door uw welbehagen zult Gij onze
hoorn verhogen; want van de HERE
is ons schild, van de Heilige Israëls onze koning.
(Psalm 89:14-19)
Eveneens
is de gehele geschiedenis van den grote strijd tussen goed en kwaad,
van af het ogenblik toen Hij in den hemel aanving tot aan de
eindelijke demping der rebellie en der uitroeiing van de zonde, eene
betooning van de onveranderlijke liefde Gods.
De oppermachtige
Bestuurder des heelals heeft Zijn liefdewerk niet alben verricht. Rij
had een deelgenoot - een medearbeider, die Zijne plannen waardeeren en
met Hem delen kon in de vreugde, welke uit het schenken van geluk aan
al de geschapene wezens voortkomen zou. "In den beginne was bot Woord,
en het Woord was bij God, en bot Woord was. Dit was in den beginne bij
God." (Joh.1:1,2) Christus het Woord, Gods eeniggeboren Zoon en de
eeuwige Vader zijn een; een in natuur, karakter en doel, - Hij is de
eenigste die Gods raad en plannen doorzien kan. " Men noemt Zijnen
naam Wonderlijk. Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst."
(Jes.9:5)
Zijne "uitgangen
zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid." (Micha 5:1) Daarenboven
luidt het getuigenis van den Zoon aldus:
"De Heere bezat
Mij in het beginsel Zijns wegs, voor Zijne werken, van toen aan. Ik
ben van eeuwigheid af gezalfd geweest... Toen Hij de grondvesten der
aarde stelde, toen was Ik dagelijks Zijne vermakingen, te aller tijd
voor Zijn aangezicht spelende." (Spr.8:22-30)
Alle schepselen des hemels liet de Vader door middel van den Zoon
scheppen. "Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen
en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij
troonen,. hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten;
alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen." (Col.1:16)
De engelen zijn gezanten Gods, die, met het licht Zijns aangezichts
omstraald, op snelle wieken`s Heeren wil ten uitvoer brengen.
Doch de Zoon, de gezalfde Gods, het uitgedrukte beeld Zijner
zelfstandigheid," en " het afschijnsel Zijner heerlijkheid, die " alle
dingen draagt door het woord Zijner kracht," bezit de heerschappij
over hen allen. De plaats Zijns heiligdoms was, van der eeuwigheid, "
een troon der heerlijkheid; " de scepter Zijns koninkrijks is een
rechte scepter. (Jer.17:12; Hebr.1:3,9) "Majesteit en heerlijkheid
zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en sieraad in Zijn heiligdom."
Genade en waarheid gaan voor Zijn aanschijn henen. (Psalm 96:6)
Vermits
liefde de grondzuil van Gods heerschappij is, zoo hangt het geluk
aller redelijke wezens af van hunne volmaakte instemming met dit
grondbeginsel Zijner gerechtigheid. God verlangt van al Zijne
schepselen eenen dienst, die uit liefde tot Hem voortkomt, - eenen
dienst, die voortvloeit uit waardeering van
Zijn karakter. In eene afgeperste
gehoorzaamheid schept Hij geen behagen. Derhalve hebben allen een
vrijen wil ontvangen, opdat zij Hem uit vrije beweging dienen mogen.
Zoolang het schepsel zich in liefde onderwierp, bestond er harmonie in
alle deelen van het heelal. Het heir des hemels stelde behagen in het
ten uitvoer brengen van den wil huns Scheppers. Zij schepten genoegen
in het weerkaatsen Zijner heerlijkheid, alsmede in het verbreiden van
Zijn lof.
En zoolang
de grootste liefde God toegedragen werd, was hunne liefde onderling
ook vertrouwelijk en onbaatzuchtig. Er kwam echter eene verandering in
dezen gelukkigen staat. Iemand stond op, die misbruik van de hun
vergunde vrijheid maakte. De eerste zondaar was hij, die, naast
Christus, het hoogst door God vereerd en met macht en heerlijkheid
boven al de andere hemelingen bekleed was. Lucifer, de "zoon des
dageraads," de voornaamste der overdekkende cherubijnen, was heilig en
onbevlekt. Hij stond voor het aangezicht van den grootmachtige
Schepper. Hij bewoog zich voortdurend in de stralen van den glans,
waarmede de Oneindige zich bedekt. "Zoo zegt de Heere Heere: Gij
verzegelaar der som, vol van wijsheid en volmaakt in schoonheid, gij
waart in Eden, Gods hof, alle kostelijk gesteente was uw deksel....
Gij waart een gezalfde, overdekkende cherub; en Ik had u alzoo gezet;
gij waart op Gods heiligen berg; gij wandeldet in het midden der
vurige steenen. Gij waart volkomen in uwe wegen, van den dag af, dat
gij geschapen zijt, totdat er ongerechtigheid in u gevonden is."
(Ezech.28:12-15)
Van
lieverlede werd Lucifer door de zucht naar zelfverheffing
overmeesterd. De Schrift zegt dienaangaande. " Uw hart verheft zich
over uwe schoonheid; gij hebt uwe wijsheid bedorven van wege uwen
glans?" (Ezech.28:17) "En zeidet in uw hart: Ik zal ten hemel
opklimmen, ik zal mijnen troon boven de sterren Gods verhoogen; ....
ik zal boven de hoogten der wolken klimmen, ik zal den Allerhoogste
gelijk worden." (Jes.14:13,14) Deze engel begon de heerlijkheid,
welke hij van God ontvangen had, te beschouwen als iets, dat hem zelf
toebehoorde. Niet tevreden met zijne waardigheid boven al de andere
hemelingen, begon hij naar de eer te staan, welke den Schepper alleen
toekomt. In stede van de liefde tot God bij voortduring in de
genegenheden en de onderdanigheid van alle schepselen te doen branden,
zocht hij hunne toegenegenheid te winnen ter
bevordering van
zijn eigen doeleinden. En door de heerlijkheid, waarmede de Oneindige
den Zoon bekleed had, voor zich te begeeren, stond deze vorst onder de
engelen naar de macht, welke Christus alleen toekomt.
De Heer verhinderde
Satan niet in het voortplanten dezer ontevredenheid, totdat het
eindelijk tot openbaar verzet kwam
Zijne plannen
mesten ten volle ontwikkeld worden, op het allen duidelijk zijn mocht,
wat de gevolgen zijn zouden. De geest van ontevredenheid was een
nieuw, geheimzinnig en onverklaarbaar verschijnsel. Door misleidende
drogredenen, waardoor de rebellie zich immer zoekt te rechtvaardigen,
had Satan zich met leugens weten te bemantelen. God kon daarentegen
slechts waarachtige en rechtvaardige middelen gebruiken. Doch Satan
kon zich van vleierij misleiding bedienen,- zijn toeleg, was om het
woord van God te vervalsen, het doel Zijner heerschappij in een
verkeerd daglicht te stellen, en daarenboven beweerde hij, dat God
onrechtvaardig handelde door de engelen, onder de wet te plaatsen.
Hij eiste
gehoorzaamheid en onderwerping van Zijne schepselen ten einde Zijne
verheffing er door bevorderd mocht worden. Het was daarom nodig te
bewijzen, dat de heerschappij rechtvaardig en de wet volmaakt was
opdat beide de hemelingen en de wereldbewoners dit weten mochten.
Satan had den indruk gegeven, dat hij de eenigste was, die het welzijn
van het heelal beoogde. De gezalfde cherub zijnde, zoo had Lucifer
eene plaats van hooge waardigheid ingenomen; hij werd, door al de
hemelingen zeer
bemind, en bezat een
grooten invloed over hen. Teneinde, daarom, dat bet karakter
mitsgaders het oogmerk van den aanmatiger door allen mocht worden
verstaan, werd hem tijd verleend om zijn inborst in zijne daden te
doen uitkomen. Het heelal moest den bedrieger ontmaskerd zien.
De
oneindige Wijsheid verdelgde Satan niet, toen bij uit den hemel
gebannen werd. Geen andere dan de dienst der liefde is Hem
welgevallig, en daarom wil Hij, dat Zijne schepselen van Zijne
rechtvaardigheid en welwillendheid overtuigd zijn. Wijl beide de
hemelingen en de wereldbewoners den aard der zonde en hare
schrikkelijke gevolgen niet begrepen, zoo zou Gods rechtvaardigheid in
het verdelgen van Satan niet begrepen zijn. Sommigen zouden. God uit
vrees in plaats van uit liefde gediend hebben, als Hij hem
onmiddellijk gedood had. Dan ware de invloed van den verleider ook
niet uitgeroeid, noch den geest der rebellie ten onder
gebracht geworden.
Ten bate, van het heelal moet hij, alle eeuwen door, zijne plannen
ontwikkelen, opdat zijne beschuldiging tegen de godsregeering door
alle schepselen begrepen alsmede de genade en rechtvaardigheid Gods en
de onveranderlijkheid Zijner wet in der eeuwigheid niet meer
betwijfeld worden.
Door al de eeuwen
heen moet het heelal eene les leren uit Satans rebellie; zij is een
eeuwigdurend getuigenis tegen de zonde en hare schrikkelijke gevolgen.
Het uitwerksel van Satans regel en zijn invloed op mensen en engelen
toont aan wat uit eene ter zijde stelling van Gods gezag, voortkomt.
Tevens blijkt hieruit ook, dat 's Heeren heerschappij tot welzijn
Zijner schepselen noodzakelijk is. Derhalve dient de geschiedenis
dezer schrikkelijke rebellie ter voortdurende bescherming voor alle
heiligen, wijl zij de gevolgen der ongehoorzaamheid er in getekend
zien en zich dus te minder geneigd zouden gevoelen om eene zonde te
bedrijven.
Hij, die in den
hemel regeert, ziet het einde van den beginne; Hij, voor wien de
verborgenheden der toekomst even naakt zijn als de gebeurtenissen van
het verleden, ziet de vervulling van het plan Zijner liefde en de
zegeningen daaruit voortvloeiende even duidelijk als de ellende, welke
uit de zonde voortgekomen is. Ofschoon wolken en donkerheid rondom Hem
zijn, zoo zijn gerechtigheid en gericht nogtans de vastigheid Zijns
troons.(Psalm 97:2) En dit zal eenmaal door beide de trouwe en de
ontrouwe onderdanen Zijner gansche heerschappij verstaan Worden. " Hij
is een Rotssteen, wiens werk volkomen is: want al Zijne wegen zijn
gerichte. God is waarheid, en is geen onrecht, rechtvaardig en recht
is Hij" (Deut.32:4)
(Patriarchen en Profeten hoofdst.1- E.G.White)
EN RECHTVAARDIGT HEM OM