Een ware
kennis van God
"Alle dingen zijn ons gegeven door Hem te kennen. "
Zoals
onze Verlosser zijn wij in deze wereld om God te dienen. Wij zijn
hier om op God te gelijken in karakter en Hem door een leven van
dienst aan de wereld te openbaren. Teneinde medewerkers van God te
zijn, teneinde op Hem te kunnen gelijken en Zijn karakter te
openbaren, moeten wij Hem juist en goed kennen. Wij moeten Hem
kennen zoals Hij Zichzelf openbaart.
Het
kennen van God is de grondslag van alle opvoeding en alle ware
dienst. Het is de enige werkelijke veiligheid tegen verzoeking. Dit
alleen kan ons in karakter aan God gelijk maken.
Dit is
de kennis die nodig is voor allen die voor de verheffing van de
medemens werken. Vernieuwing van karakter, reinheid van leven,
doelmatigheid in de dienst, het vasthouden aan juiste beginselen,
alles hangt af van de juiste kennis van God. De kennis is de
onmisbare vereiste voorbereiding voor zowel dit leven als voor het
toekomende leven.
"Het kennen van de Hoogheilige is verstand." (Spr.9:10)
"Door de kennis van Hem zijn wij begiftigd met alles wat tot leven
en godsvrucht strekt." (2 Petr.1:3)
"Dit nu is het eeuwige leven," zei Jezus, "dat zij U kennen, de
enige, waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt."
(Joh.17:3)
"Zo zegt de Here: De wijze roeme niet op zijn wijsheid, en de sterke
roeme niet op zijn kracht, de rijke roeme niet op zijn rijkdom, maar
wie roemen wil, roeme hierin, dat hij verstand heeft en Mij kent dat
Ik de Here ben, die goedertierenheid en gerechtigheid doe; want in
zodanigen heb Ik welbehagen, luidt het woord des Heren."
(Jer.9:23,24)
Het is
voor ons zo nodig om de openbaring, die God van Zichzelf gegeven
heeft te bestuderen.
"Gewen u toch aan Hem, opdat gij vrede hebt, daardoor zal uw gewin
groot zijn. Neem toch uit Zijn mond de onderwijzing aan, En leg Zijn
woorden weg in uw hart.... En de Almachtige uw voorraad gouderts en
uw zilverschat zal zijn. Voorwaar, dan zult gij u verlustigen in de
Almachtige, en uw aangezicht opheffen tot God. Als gij tot Hem bidt,
zal Hij u verhoren, en gij zult Hem uw geloften betalen. Wanneer gij
tot iets besluit, dan komt het tot stand, en op uw wegen straalt het
licht. Wanneer men vernedert, zegt gij: Omhoog! En wie de ogen
neerslaat, die helpt Hij." (Job 22:21,22,25-29)
God
geopenbaard door de Natuur
"Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, Zijn eeuwige kracht en
goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit Zijn werken
met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben."
(Rom.1:20) De dingen in de natuur die wij nu zien, geven ons maar
een flauwe voorstelling van de heerlijkheid in de hof van Eden.
Zonde heeft de schoonheid van de aarde bedorven; overal zien wij
sporen van het werk van het kwade. Toch is veel schoonheid gebleven.
De natuur getuigt van Eén, die oneindig in macht, groot in goedheid,
genade en liefde, de aarde schiep en haar vervulde van leven en
blijdschap. Zelfs in hun bedorven staat openbaren alle dingen het
werk van de grote Meester-Kunstenaar. Waar wij onze blik ook
richten, we kunnen de stem van God horen en de bewijzen van Zijn
goedheid zien.
In het
plechtige rollen van de donder en het onophoudelijk bruisen van de
oceaan, in de blijde zangen die de bossen vervullen met een koor van
melodieën, spreken duizenden stemmen in de natuur Zijn lof. Op
aarde, op de zee en in de lucht, in de wonderbare kleurschakeringen,
die variëren in prachtige contrasten of vermengd zijn tot
harmonieën, aanschouwen wij Zijn heerlijkheid. De eeuwige heuvels
vertellen ons van Zijn macht. De bomen die hun groene kruinen in het
zonlicht wuiven en de bloemen met hun tere schoonheid wijzen naar
hun Schepper. Het levende groen dat de bruine aarde bekleedt,
vertelt van Gods zorg voor de kleinste van Zijn schepselen. De
grotten van de zee en de diepten der aarde openbaren Zijn schatten.
Hij die de paarlen in de oceanen plaatste en de amethist en de
chrysoliet tussen de rotsen deed ontstaan, bemint de schoonheid. De
rijzende zon aan de hemel is een vertegenwoordiger van Hem die het
leven en het licht is van alles wat Hij gemaakt heeft. Al de
schittering en schoonheid die de aarde sieren en de hemelen
verlichten, spreken van God.
"Min
majesteit bedekt de hemelen." (Hab.3:3)
"De aarde is
vol van Uw schepselen." (Ps.104:24)
"De dag doet sprake toestromen aan de dag, en de nacht
predikt kennis aan de nacht. Het is geen sprake en het zijn geen
woorden, hun stem wordt niet vernomen; toch gaat hun prediking uit
over de ganse aarde en hun taal tot aan het einde der wereld."
(Ps.19:2-5)
Alle
dingen vertellen van Zijn tedere vaderlijke zorg en van Zijn wens om
Zijn kinderen gelukkig te maken.
Een Persoonlijk God
De
grote macht die door de gehele natuur werkt en alle dingen in stand
houdt, is niet, zoals sommige mannen der wetenschap voorgeven,
slechts een alles doordringend beginsel, een activerende kracht. God
is Geest; toch is Hij een persoonlijk Wezen; want zo heeft Hij
Zichzelf geopenbaard:
"Doch de Here is de waarachtige God, Hij is de levende God
en een eeuwig Koning;... De goden die de hemel en de aarde niet
gemaakt hebben, zullen vergaan van de aarde en van onder de hemel."
"Maar Jacobs deel is niet als deze: Hij is de Formeerder van alles."
"Hij maakt de aarde door Zijn kracht, Hij bereidt de wereld toe door
wijsheid, En breidt de hemel uit door Zijn verstand."
(Jer.10:10,11,16,12)
De
Natuur is God niet
Gods
maaksel in de natuur is niet God Zelf in de natuur. De dingen in de
natuur zijn een uitdrukking van Gods karakter en macht, maar wij
moeten de natuur niet beschouwen als God Zelf. De artistieke
vaardigheid van mensen brengt heel mooie voorwerpen voort, dingen
die het oog strelen, en deze dingen vertellen ons iets van de
gedachten van de ontwerper, maar de dingen zijn niet de maker. Het
is niet het werk, maar de werkman, die eer wordt toegekend. Hoewel
de natuur dus een uitdrukking is van Gods gedachten, is het niet de
natuur, maar de God van de natuur, die geëerd moet worden.
"Laten wij ons nederwerpen en ons buigen, knielen voor de Here, onze
Maker," (Ps.95:6)
"In wiens hand de diepten der aarde zijn, en wiens toppen
der bergen zijn;
Wiens de zee is, daar Hij ze gemaakt heeft; Ook het droge, dat Zijn
handen geformeerd hebben." (Ps.95:4,5)
"Hij die de
Pleiaden en de Orion heeft gemaakt; Hij, die donkerheid verkeert in
ochtend, en die de dag tot nacht verduistert;" (Amos 5:8)
"Want Hij,
die de bergen formeert, en de wind schept, en de mens te kennen
geeft wat Zijn overleg is;" (Amos 4;13)
"Die in de
hemel Zijn opperzalen heeft gebouwd, en Zijn gewelf op aarde heeft
gegrondvest;" (Amos 9:6)
"Die het
water der zee heeft opgeroepen, en uitgegoten over het oppervalk van
de aarde, Here is Zijn naam." (Amos 9:6)
De Schepping van
de Aarde
De schepping kan niet
verklaard worden door wetenschap. Welke wetenschap kan het mysterie
van het leven verklaren? "Door het geloof verstaan wij, dat de
wereld door het woord Gods tot stand is gebracht, zodat het
zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare." (Hebr.11:3)
"Ik ben de Here, die
het licht formeer, en de duisternis schep...
Ik ben de Here, die dit alles... Ik ben het die de aarde gemaakt en
de mens daarop geschapen heb; Mijn handen hebben de hemelen
uitgespannen; en aan hun heir heb Ik Mijn bevelen gegeven."
(Jes.45:7-12)
"Roep Ik hen, zij
staan daar tezamen!' (Jes.48:13)
Bij het scheppen van
de aarde was God niet afhankelijk van reeds bestaand materiaal.
"Want Hij sprak, en het was er, Hij gebood en het stond er."
(Ps.33:9)
Alle dingen, stoffelijk of geestelijk, ontstonden voor de Here God
op Zijn stem, en werden geschapen voor Zijn eigen doel. De hemelen
en al hun heir, de aarde en alle dingen kwamen tot stand door de
adem van Zijn mond.
De
Schepping van de Mens
Bij
de schepping van de mens werd de bemiddeling van een persoonlijk God
openbaar. Toen God de mens naar Zijn beeld had gemaakt was de
menselijke vorm volmaakt in de gehele uitvoering, maar er was geen
leven in. Toen een persoonlijk, in Zichzelf bestaande God in die
vorm de adem des levens blies, werd de mens een levend, verstandig
wezen. Alle delen van het menselijk organisme werden in werking
gezet. Het hart de bloedvaten, de aderen, de tong, de handen, de
voeten, de zintuigen, de verstandelijke vermogens, alles begon te
werken, en alles functioneerde volgens wetten. De mens werd een
levende ziel.
Door Christus, het Woord, schiep een persoonlijk God de mens, en
schonk hem verstand en macht.
Ons wezen was niet voor Hem verborgen, toen wij in het verborgene
gemaakt werden; Zijn ogen zagen ons vormeloos begin, en in Zijn boek
werden al onze leden opgeschreven, toen nog geen daarvan bestond.
Boven al de lager geschapen wezens bestemde God de mens tot de kroon
op Zijn scheppingswerk, die zijn gedachten moest uitdrukken en Zijn
heerlijkheid zou openbaren. Maar de mens mag zichzelf niet als God
vereren.
"Juicht de Here, gij ganse aarde,
dient de Here met vreugde.
Komt voor Zijn aangezicht met gejubel.
Erkent dat de Here God is;
Hij heeft ons gemaakt en wij behoren Hem toe,
Zijn volk, de schapen, die Hij weidt.
Gaat met een loflied de poorten binnen,
Zijn voorhoven met lofzang,
looft Hem, prijst Zijn naam." (Ps.100:1-4)
''Verhoogt de
Here, onze God,
buigt u neder voor Zijn heilige berg,
want heilig is de Here, onze God,
buigt u neder voor Zijn heilige berg,
want heilig is de Here, onze God." (Ps.99:9)
De Natuurwetten,
Gods Dienstknechten
God is voortdurend
bezig de dingen die Hij gemaakt heeft in stand te houden en ze als
Zijn dienstknechten te gebruiken. Hij werkt door de wetten van de
natuur en gebruikt ze als Zijn instrumenten. Zij zijn niet
zelfwerkzaam. De natuur getuigt in haar werk van de intelligente
aanwezigheid en de actieve tussenkomst van een Wezen, dat alles naar
Zijn wil in beweging zet. "Voor eeuwig, o Here, houdt uw woord stand
in de hemelen, van geslacht tot geslacht is Uw trouw, Gij hebt de
aarde gegrond, zodat zij staat; naar Uw verordeningen staan zij
heden ten dage, want zij alle zijn Uw knechten." (Ps.119:89,91)
"De Here doet
al wat Hem behaagt In de hemelen en op de aarde, in de zeeën en alle
waterdiepten." (Ps.135:6)
"Want Hij
gebood en zij waren geschapen, Hij zette ze vast voor immer en
altoos,
Hij stelde hun inzetting, die geen hunner overtreedt."
(Ps.148:5,6)
Het komt niet door
een eigen innerlijke macht dat de aarde jaar na jaar haar opbrengst
levert en haar baan om de zon volbrengt. De hand van de Oneindige
houdt deze planeet voortdurend in haar baan. Het is Gods macht die
de aarde in positie houdt. Het is God, die de zon doet rijzen in de
hemelen. Hij opent de vensters van de hemel en geeft regen.
"Hij geeft
sneeuw als wol: Hij strooit de rijp als as." (Ps.147:16)
"Als Hij Zijn stem doet horen,
is er geruis van water aan de hemel,
en Hij doet dampen opstijgen aan het einde der aarde,
Bliksemen maakt Hij bij de regen, en wind doet Hij voortkomen uit
Zijn voorraadkamers." (Jer.10:13)
Het
is door Zijn macht die de vegetatie tot groei brengt, dat ieder blad
verschijnt, elke bloem bloeit en elke vrucht zich ontwikkelt.
Het mechanisme van het menselijk lichaam kan niet volledig begrepen
worden; het houdt mysteries in zich, die de meest intelligente mens
verbaasd doet staan. Het is niet de werking van een mechanisme, dat,
eenmaal in gang gezet, zijn werk voortzet, dat de pols slaat en
ademtocht na ademtocht volgt. In God leven wij en bewegen wij en
zijn wij.
De hartslag, elke zenuw en spier in het levende organisme, werkt
harmonieus door de macht van een altijd aanwezige God.
Zijn voorzienende
Zorg
De
Bijbel toont ons God in Zijn hoge en heilige plaats, niet in een
staat van inactiviteit, niet in stilte en eenzaamheid, maar omringd
door duizend maal duizenden en tienduizend maal tienduizenden van
heilige wezens, allen wachtend om Zijn wil te doen. Door deze
boodschappers is Hij in actief contact met ieder deel van Zijn rijk.
Door Zijn Geest is Hij overal tegenwoordig. Door bemiddeling van
Zijn Geest en Zijn engelen verzorgt Hij de mensenkinderen.
Boven de beroeringen van de aarde zit Hij op Zijn troon; alle dingen
liggen open voor Hem; en van Zijn grote en kalme eeuwigheid gebiedt
Hij wat Zijn voorzienigheid het beste acht.
"Het staat
niet aan de mens zijn weg te kiezen; Noch aan een man om zijn
schreden te richten." (Jer.10:23)
"Vertrouw op de Here met uw ganse hart;... Ken Hem in al uw wegen,
dan zal Hij uw paden recht maken." (Spr.3:5,6)
"Zie, des Heren oog is op hen, die Hem vrezen;
Die op Zijn goedertierenheid hopen; om hun ziel van de dood te
redden,
en hen in het leven te houden in hongersnood."
(Ps.33:18,19)
"Hoe kostelijk is Uw goedertierenheid, o, God!... Daarom schuilen de
mensenkinderen in de schaduw van Uw vleugelen." (Ps.36:7)
"Welzalig hij, die de God van Jacob ter hulpe heeft, wiens
verwachting is op de Here zijn God." (Ps.145:5)
"De aarde is vervuld van Uw goedertierenheid, o Here."
(Ps.119:64)
"Hij heeft gerechtigheid en recht lief" (Ps.33:5)
"Met geduchte daden antwoordt Gij ons in gerechtigheid, o God van
ons heil.
Gij, vertrouwen van alle einden der aarde en van de verste zeeën;
Gij, die de bergen vastzet door uw kracht, met sterkte omgord.
Die het bruisen de zeeën doet bedaren, het bruisen van haar golven
en het rumoer der natiën.'' (Ps.65:6-8)
"Daarom vrezen zij die de einden bewonen,voor uw
tekenen; Waar de morgen gloort en de avond daalt,
brengt Gij gejuich. Gij kroont het jaar van uw goedheid, uw sporen
druipen van vet." (Ps.65:9,12)
"De Here schraagt allen, die vallen,
Hij richt alle gebogenen op.
Aller ogen wachten op U,
en Gij geeft hun te zijner tijd hun spijze;
Gij doet Uw hand open, en verzadigt met welbehagen al wat leeft."
(Ps.145:14-16)
Persoonlijkheid van God in Christus geopenbaard
Als
persoonlijk wezen heeft God Zichzelf in Zijn Zoon geopenbaard. De
afstraling van de heerlijkheid van de Vader "en de afdruk
van Zijn wezen," (Hebr.1:3) Jezus, kwam als een
persoonlijke Verlosser naar deze wereld. Als een persoonlijke
Verlosser voer Hij ten hemel. Als een persoonlijke Verlosser
bemiddelt Hij in de hemelse hoven. Voor de troon van God bemiddelt
Hij ten behoeve van ons "als eens mensen Zoon." (Openb.
1: 13)
Christus, het licht der wereld, verborg de verblindende pracht van
Zijn goddelijkheid en kwam om als een mens onder de mensen te
wonen, zodat zij, zonder verteerd te worden, hun Schepper konden
leren kennen. Sedert de zonde scheiding bracht tussen de mens en
zijn Maker, heeft niemand God ooit gezien, behalve zoals Hij door
Christus geopenbaard werd.
"Ik en de Vader zijn één,''
(Joh.10:30) verklaarde Jezus. "Niemand kent de zoon dan de
Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en aan wie de Zoon het
wil openbaren.'' (Matth.11:27)
Christus kwam om de mensen te leren wat God wenst dat zij weten.
Boven in de hemel, in de aarde, in de wijde wateren van de oceaan,
zien wij Gods handenwerk. Al het geschapene getuigt van Zijn
macht, Zijn wijsheid, Zijn liefde. Toch kunnen wij noch van
sterren, oceanen of watervallen de persoonlijkheid van God kennen
zoals die in Christus geopenbaard werd.
God
zag dat een duidelijker openbaring dan de natuur nodig was om Zijn
persoonlijkheid en Zijn karakter uit te beelden. Hij zond zijn
Zoon in de wereld om, zo ver als het menselijk gezicht dat kon
verdragen, de natuur en de eigenschappen van de onzichtbare God te
manifesteren.
Aan
de Discipelen Geopenbaard
Laten
wij de woorden bestuderen die Christus in de opperzaal gesproken
heeft, in de nacht voor Zijn kruisiging. Hij naderde het uur van
Zijn vonnis en Hij trachtte Zijn discipelen te troosten, die zo
erg verzocht en beproefd zouden worden.
"Uw
hart worde niet ontroerd," zei Hij, "Gij gelooft in God, gelooft
ook in Mij In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen - anders
zou Ik het u gezegd hebben - want Ik ga heen om u een plaats te
bereiden..." Thomas zei tot Hem: "Here, wij weten niet waar Gij
heen gaat, hoe weten wij de weg?" Jezus zei tot hem: "Ik ben de
Weg, de Waarheid en het Leven; niemand komt tot de Vader dan door
Mij. Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook Mijn Vader gekend
hebben. Van nu aan kent gij Hem en hebt Hem gezien..."
"Here, toon ons de Vader," zei Filippus, "en het is ons
genoeg." Jezus zei tot hem: "Ben Ik zo lang bij u Filippus, en
gij kent Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien;
hoe zegt gij dan, toon ons de Vader? Gelooft gij niet, dat Ik in
de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik tot u
spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft,
doet de werken." (Joh.14:1-10)
De
discipelen begrepen Christus' woorden betreffende Zijn relatie tot
God nog niet. Veel van zijn onderwijs was nog duister voor hen.
Christus wenste dat zij een duidelijker, meer uitgesproken kennis
van God kregen.
"Dit
heb Ik in beelden tot u gesproken," zei Hij "er komt een ure, dat
Ik niet meer in beelden tot u zal spreken, maar u vrijuit over de
Vader spreken zal." (Joh. 16:25)
Toen
op de Pinksterdag de Heilige Geest over de discipelen werd
uitgestort, verstonden zij vollediger de waarheden die Christus in
gelijkenissen gesproken had. Veel van de leer dat een mysterie
voor hen geweest was, werd nu duidelijk. Maar zelfs toen ontvingen
de discipelen nog niet de volledige vervulling van Christus'
belofte. Zij ontvingen alle kennis van God die zij konden dragen,
maar de volledige vervulling van de belofte die Christus hen
duidelijk zou tonen omtrent de Vader, moest nog komen. Zo is het
ook vandaag. Onze kennis van God is gedeeltelijk en onvolmaakt.
Wanneer de strijd beëindigd is, en de mens Christus Jezus voor de
Vader zijn getrouwe werkers erkent, die in een wereld vol zonde
getrouw getuigenis hebben afgelegd voor Hem, zullen zij klaar en
duidelijk verstaan wat nu nog verborgen voor hen is.
Christus nam naar de hemelse hoven Zijn verheerlijkte
menselijkheid mee. Aan hen, die Hem aannemen geeft Hij macht
kinderen Gods te worden, zodat God hen tenslotte kan ontvangen als
Zijn eigendom om bij Hem te blijven in eeuwigheid. Als zij
gedurende dit leven God getrouw zijn, zullen zij tenslotte "Zijn
aangezicht zien; en Zijn naam zal op hun voorhoofden zijn."
(Openb.22:4) En wat is de gelukzaligheid van de hemel anders dan
God te zien? Welke grotere blijdschap kan een zondaar ontvangen
door de genade van Christus, dan het aangezicht van God te zien en
Hem te kennen als Vader?
Het
Getuigenis van de Schrift
De
Schriften wijzen duidelijk op de relatie tussen God en Christus,
en zij brengen even duidelijk de persoonlijkheid als de
individualiteit van elk naar voren.
"Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot
de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in de
laatste der dagen tot ons gesproken in de Zoon,... de afstraling
Zijner heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen, die alle dingen
draagt door het woord Zijner kracht, heeft, na de reiniging der
zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand
van de majesteit in de hoge, zóveel machtiger geworden dan de
engelen als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen
heeft. Immers tot wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Mijn
Zoon zijt Gij, Ik heb U heden verwekt?
En wederom: "Ik zal Hem tot een Vader zijn en Hij
zal Mij tot Zoon zijn?"
(Hebr.1:1-5)
De
persoonlijkheid van de Vader en de Zoon, ook de eenheid die tussen
hen bestaat, worden voorgesteld in het zeventiende hoofdstuk van
Johannes, in het gebed van Christus voor Zijn discipelen:
"Ik bid U niet alleen voor dezen, maar ook voor
hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn,
gelijk Gij, Vader in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn;
opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt."
(Joh.17:20,21)
De
eenheid die tussen Christus en Zijn discipelen bestaat, vernietigt
niet de persoonlijkheid, noch van de een, noch van de ander. Zij
zijn één in doel, in geest en karakter, maar niet in persoon. Zo
is het dat God en Christus één zijn.
Het
Karakter van God in Christus Geopenbaard
Toen
Christus de menselijkheid op Zich nam, werd Hij één met het
mensdom en tegelijkertijd openbaarde Hij onze hemelse Vader aan de
zondige mens. Hij die van de beginne af in de tegenwoordigheid van
de Vader verbleef, Hij die het uitgedrukte beeld van de
onzienlijke God was, was de enige, die het karakter van de Godheid
aan de mens kon openbaren. Hij werd in alle dingen gelijk gemaakt
aan Zijn broeders. Hij werd vlees, net zoals wij zijn. Hij was
hongerig en dorstig en vermoeid Hij werd door voedsel in stand
gehouden en door slaap verfrist. Hij deelde het lot van de mens;
toch was Hij de onberispelijke Zoon van God. Hij was een
vreemdeling en bijwoner op de aarde - in de wereld, maar niet van
de wereld; verzocht en beproefd zoals mannen en vrouwen vandaag de
dag verzocht en beproefd worden; toch leefde Hij een leven, vrij
van zonde. Teder, meevoelend, sympathiek, altijd aan anderen
denkend, vertegenwoordigde Hij het karakter van God, en was
voortdurend doende in de dienst van God en mens.
"De
Here heeft Mij gezalfd," zei Hij om de blijde boodschap te brengen
aan de armen, om te verbinden de gebrokenen van hart,
om voor de gevangen vrijlating uit te roepen," (Jes.61:1)
"om de blinden het gezicht weer te geven,"
(Luc.4:19)
"om uit te roepen een jaar van welbehagen des Heren;... Om
alle treurenden te troosten." (Jes.61:2)
Hebt uw vijanden lief," gebiedt Hij ons; "zegen hen die u
vervolgen, doe wel degenen die u haten, en bid voor hen die u
smadelijk behandelen en vervolgen, zodat gij kinderen moogt zijn
van uw Vader die in de hemelen is;" (Luc.1:78,79)
"want Hij is barmhartig over bozen en ondankbaren."
(Matth.5:45)
"En Hij laat de zon opgaan over bozen en goeden en laat
het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen."
(Luc.6:35)
"Weest barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is."
(Luc.6:36)
Door de innerlijke barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang
uit de hoogte naar ons zal omzien, om hen te beschijnen, die
gezeten zijn in de schaduw des doods, om onze voeten te richten op
de weg van vrede. (Luc.1:78,79)
De Heerlijkheid van
het Kruis
De
openbaring van Gods liefde voor de mens concentreert zich in het
kruis. De volle betekenis hiervan kan geen tong tot uiting
brengen, pennen kunnen het niet beschrijven, het verstand van de
mens kan het niet vatten. Kijkend op het kruis van Golgotha kan
men slechts zeggen:
''Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet
verloren ga, maar het eeuwige leven hebbe." (Joh.3:16)
Christus, gekruisigd voor onze zonden, Christus uit de dood
verrezen, Christus opgevaren ten hemel, is de wetenschap der
verlossing die wij moeten leren en onderwijzen.
Het was Christus
Christus Jezus, die in de gestalte Gods zijnde het Gode
gelijk zijn niet als een roof geacht heeft, maar Zichzelf
ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft
aangenomen, en de mensen gelijk geworden is. En in Zijn uiterlijk
als een mens bevonden, heeft Hij Zich vemederd en is gehoorzaam
geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruizes."
(Filip.2:-8)
"Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de
opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit."
(Rom.8:34)
"Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem
tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten."
(Hebr.7:25)
"Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan
medevoelen met onze zwakheden, maar één die in alle dingen op
gelijke wijze (als wij) verzocht is geweest, doch zonder te
zondigen." (Hebr.4:15)
Hier is de oneindige wijsheid, de oneindige liefde,
de oneindige rechtvaardigheid, de oneindige genade - "de diepten
der rijkdom, beide der wijsheid en der kennis Gods."
(Rom.11:33)
De
Onuitsprekelijke gave
Het is
door de gave van Christus dat wij iedere zegening ontvangen. Door
die gave komt dag na dag tot ons de onophoudelijke stroom van Gods
goedheid. Iedere bloem met haar tere tinten en haar geur, is
gegeven om ons blij te maken door die ene Gave. De zon en de maan
werden door Hern gemaakt. Er is geen ster als versiering aan de
hemel, die Hij niet gemaakt heeft. Elke regendruppel die valt,
iedere lichtstraal die schijnt op onze ondankbare wereld, getuigt
van de liefde van God in Christus. In iedere zaak wordt voor ons
voorzien door die ene onuitsprekelijke Gave, Gods eniggeboren
Zoon. Hij werd op het kruis genageld zodat al deze overvloed tot
Gods scheppingswerk kon vloeien.
"Ziet
welk een liefde ons de Vader gegeven heeft, dat wij kinderen Gods
genoemd worden!" (1 Joh.3:1)
"Ja,
van oudsher heeft men het niet gehoord, noch vernomen, geen oog
heeft gezien een God buiten U, die optreedt ten behoeve van wie op
Hem wacht." (Jes.64:4)
De
Kennis die vernieuwing Bewerkt
De kennis van
God, zoals in Christus wordt geopenbaard, is de kennis die allen
moeten hebben die gered worden.
Het is de kennis die vernieuwing van karakter bewerkt. Deze
kennis, ontvangen, zal de ziel herscheppen in het beeld van God.
Het zal aan het gehele wezen een geestelijke kracht meedelen die
goddelijk is.
"En wij
allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de
heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde
beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid." (2 Cor.3:18)
Van
Zijn eigen leven zei de Verlosser: "Gelijk ik de geboden Mijns
Vaders bewaard heb." (Joh.15:10)
"De
Vader heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem
behaagt." (Joh.8:29)
Zoals Jezus was in de menselijke natuur, zo verwacht God dat Zijn
volgelingen zijn zullen. In Zijn kracht moeten wij het leven van
reinheid en edelmoedigheid leven dat de Verlosser leefde.
"Om die
reden," zei Paulus, "buig ik mijn knieën voor de Vader, naar Wie
alle geslacht in de hemelen en op de aarde genoemd wordt, opdat
Hij u geve, naar de rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht
gesterkt te worden door Zijn Geest in de inwendige mens, opdat
Christus door het geloof in uw harten woning make. Geworteld en
gegrond in de liefde, zult gij dan, samen met alle heiligen, in
staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en de lengte en de
hoogte en de diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die
de kennis te boven gaat, opdat Gij vervuld wordt tot alle volheid
Gods.", (Ef.3:14-19)
"Daartoe houden wij ook niet op om voor u te bidden en te vragen,
dat gij met de rechte kennis van Zijn wil vervuld moogt worden, in
alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te
wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te
dragen en op te wassen in de rechte kennis Gods. Zo wordt gij met
alle kracht bekrachtigd naar de macht Zijner heerlijkheid tot alle
volharding en geduld en dankt gij met blijdschap de Vader die u
toebereid heeft voor het erfdeel van de heiligen in het licht."
(Col.1:9-12)
Dit is de kennis waartoe God ons uitnodigt om die te ontvangen, en
waarnaast al het andere ijdelheid en nietigheid is.
(De weg tot gezondheid, hoofdst.35 - E.G.White)