De
uitnodiging (34)
''Komt tot Mij, allen
die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven".
(Matth.11:28) Deze troostwoorden werden gesproken tot de menigte die
Jezus volgde. De Heiland had gezegd, dat alleen door Hem de mens God
kon leren kennen. Hij had over Zijn discipelen gesproken als degenen
aan wie de kennis van de hemelse dingen gegeven was. Maar Hij liet aan
niemand het gevoel, uitgesloten te zijn van Zijn zorg en liefde. Allen
die vermoeid en zwaar beladen zijn, mogen tot Hem komen.
Schriftgeleerden en rabbi's, met hun overdreven nauwgezet inachtnemen
van de godsdienstige vormen, hadden een gevoel van tekort komen, dat
nooit bevredigd kon worden door schuldoffers. Tollenaars en zondaars
konden misschien voorwenden dat ze tevreden waren met het zinnelijke
en aardse, maar in hun hart was wantrouwen en vrees. Jezus keek naar
de bedroefden en de bedrukten van hart, naar hen wier hoop vernietigd
was en die met alle aardse vreugden het verlangen van de ziel
trachtten te stillen, en Hij nodigde hen allen uit om rust te vinden
in Hem.
Teder vroeg Hij de
zwoegende mensen: "Neemt Mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben
zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw
zielen." (Matth.11:29)
Met
deze woorden spreekt Christus tot ieder menselijk wezen. Of zij het
weten of niet, allen zijn vermoeid en zwaar beladen. Allen gaan gebukt
onder lasten die alleen Christus kan wegnemen. De zwaarste last die we
dragen, is de last der zonde. Indien we die last alleen moesten
dragen, zouden we erdoor verpletterd worden. Maar de Zondeloze heeft
onze plaats ingenomen. "De Here heeft ons aller ongerechtigheid op Hem
doen neerkomen." (Jes.53:6) Hij heeft de last van onze schuld
gedragen. Hij wil de last van onze vermoeide schouders nemen. Hij wil
ons rust geven. De last van zorg en smart wil Hij ook dragen. Hij
nodigt ons uit, al onze zorgen op Hem te werpen; Hij draagt ons op het
hart.
De
Oudere Broeder van ons geslacht staat bij de eeuwige troon. Hij ziet
neer op iedere ziel die het gelaat wendt naar Hem als de Verlosser.
Hij weet uit ervaring wat de zwakheden van het mensdom zijn, wat onze
behoeften zijn en waar de kracht van onze verzoekingen ligt; want Hij
was in alle dingen verzocht gelijk wij, doch zonder zonde. Hij waakt
over u, bevend kind van God. Wordt u in verzoeking gebracht ? Hij wil
u bevrijding brengen. Bent u gewond ? Hij wil genezen. De Here
"bepaalt het getal der sterren" (Psalm 147:4), nochtans "geneest Hij
de verbrokenen van hart en verbindt hun wonden." (Psalm 147:3), Komt
tot Mij" (Matth.11:28), luidt Zijn uitnodiging. Wat uw angsten of
beproevingen ook mogen zijn, leg uw geval voor aan de Here. Uw geest
zal gesterkt worden om vol te houden. De weg zal voor u geopend worden
om u vrij te maken uit verwarring en moeilijkheden. Hoe zwakker en
hulpelozer u weet dat uzelf bent, des te sterker zult u worden in Zijn
kracht. Hoe zwaarder uw lasten zijn, des te meer gezegend is de rust,
wanneer u uw lasten werpt op de Lastdrager. De rust die Christus
biedt, is afhankelijk van voorwaarden, maar deze voorwaarden worden
duidelijk omschreven. Het zijn voorwaarden waaraan allen kunnen
voldoen. Hij vertelt ons precies, hoe Zijn rust gevonden kan worden.
"Neemt
Mijn juk op u" (Matth.11:29), zegt Jezus. Het juk is een dienend
instrument. Dieren worden onder een juk gelegd voor zware arbeid, en
het juk is noodzakelijk voor hen om goed te kunnen arbeiden. Door deze
illustratie leert Christus ons, dat wij geroepen zijn om te dienen
zolang ons leven duurt. We moeten Zijn juk op ons nemen om medewerkers
met Hem te kunnen zijn.
Het juk
dat tot dienen bindt, is de wet van God. De grote wet der liefde, die
werd geopenbaard in Eden, op de Sinaï werd afgekondigd en in het
nieuwe verbond in het hart geschreven, en is datgene wat de menselijke
arbeider bindt aan de wil van God. Indien we aan ons lot worden
overgelaten om onze eigen neigingen te volgen, om slechts heen te gaan
waar onze wil ons heenleidt, zouden we in de rijen van Satan geraken
en bezitters van zijn eigenschappen worden. Daarom bindt God ons aan
Zijn wil, die hoog, edel en verheffend is. Hij wenst dat wij geduldig
en wijs de plichten van het dienen op ons zullen nemen. Het juk der
dienstbaarheid heeft Christus Zelf als mens gedragen. Hij zei : "Ik
heb lust om Uw wil te doen, Mijn God, Uw wet is in Mijn binnenste."
(Ps.40:9) "Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om Mijn wil te doen,
maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft." (Joh.6:38) Liefde voor
God, ijver voor Zijn heerlijkheid, en liefde voor het gevallen mensdom
brachten Jezus naar de aarde om te lijden en te sterven. Dit was de
overheersende macht in Zijn leven. En Hij vraagt ons, dit beginsel ook
aan te nemen.
Er zijn vele mensen wier hart lijdt onder de last van zorgen, omdat
zij trachten de maat van de wereld te bereiken. Zij hebben de dienst
van de wereld gekozen, de verwarringen daarvan aanvaard en de
gewoonten daarvan aangenomen. Op deze wijze wordt hun karakter
geschonden en wordt hun leven een afmatting. Om te voldoen aan hun
eerzucht en wereldse verlangens, doen zij hun geweten geweld aan en
brengen een extra last van zelfverwijt over zich. De voortdurende zorg
put hun levenskrachten uit. Onze Heiland verlangt, dat zij het juk der
slavernij terzijde leggen. Hij nodigt hen uit, Zijn juk op zich te
nemen; Hij zegt : "Mijn juk is zacht en Mijn last is licht."
(Matth.11:30)
Hij zegt hun, eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid te
zoeken, en het is Zijn belofte, dat alle dingen die voor hen
noodzakelijk zijn voor dit leven, daaraan toegevoegd zullen worden.
Bezorgdheid is blind en kan niet in de toekomst zien; maar Jezus ziet
het einde vanaf het begin. In iedere moeilijkheid heeft Hij Zijn weg
bereid om verlichting te brengen. Onze hemelse Vader heeft duizend
manieren om voor ons te zorgen waar wij niets van weten. Zij die dit
ene beginsel, het vooropstellen van de dienst en eer van God,
aanvaarden, zullen bemerken, dat verwarring verdwijnt, en dat er een
effen pad voor hun voeten is. "Leert van Mij", zegt Jezus, "want Ik
ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden."
(Matth.11:29)
We moeten de school van Christus binnengaan, om van Hem
zachtmoedigheid en nederigheid. te leren. Verlossing is het proces
waardoor de ziel wordt opgeleid voor de hemel. Deze opleiding betekent
een kennis van Christus. Het betekent vrijmaking van ideeën,
gewoonten, en praktijken die verworven zijn in de school van de vorst
der duisternis. De ziel moet bevrijd worden van alles wat tegengesteld
is aan de trouw aan God.
In het
hart van Christus, waar volkomen harmonie met God heerste, was
volmaakte vrede. Hij werd nooit trots door bijval, of terneergedrukt
door afkeuring of teleurstelling. Te midden van de heftigste
tegenstand en de wreedste behandeling had Hij nog steeds goede moed.
Maar velen die belijden Zijn volgelingen te zijn, zijn in hun hart
angstig en bezorgd, omdat ze bevreesd zijn zich aan God toe te
vertrouwen. Zij geven zich niet volledig aan Hem over, want zij
schrikken terug voor de gevolgen die een dergelijke overgave met zich
zou kunnen meebrengen. Indien zij deze overgave niet doen, kunnen ze
geen vrede vinden.
Eigenliefde brengt onrust teweeg. Wanneer we wedergeboren zijn, zal
hetzelfde gevoelen dat in Jezus was, in ons zijn, het gevoelen dat Hem
ertoe bracht Zich te vernederen, opdat wij behouden zouden worden. Dan
zullen wij niet jagen naar de hoogste plaats. We zullen verlangen aan
de voeten van Jezus te zitten en van Hem te leren. We zullen begrijpen
dat de waarde van ons werk niet bestaat in het maken van uiterlijk
vertoon en drukte in deze wereld en in werkzaam en ijverig zijn in
eigen kracht. De waarde van ons werk is evenredig aan de mate van de
Heilige Geest, Die wij ontvangen. Vertrouwen op God brengt groter
geestelijke kwaliteiten met zich mee, zodat we onze ziel kunnen
bezitten in lijdzaamheid.
Het juk wordt op de os
gelegd om hem te helpen, de lading te trekken en de last te
verlichten. Zo is het ook met het juk van Christus. Wanneer onze wil
opgaat in de wil van God en we Zijn gaven gebruiken om voor anderen
tot een zegen te zijn, zullen we bemerken, dat de last des levens
licht is. Hij die wandelt in de weg van Gods geboden, wandelt in
tegenwoordigheid van Christus, en in Zijn liefde is het hart gerust.
Toen Mozes bad: "Maak mij toch Uw wegen bekend, zodat ik U ken"
(Exodus 33:13), antwoordde de Here hem : "Mijn tegenwoordigheid zal
met u gaan, en Ik zal u rust geven". (Exodus 33:14) En door middel van
de profeten werd de boodschap gegeven: "Zo zegt de Here : Gaat staan
aan de wegen, en ziet en vraagt naar de oude waar toch de goede weg
is, opdat gij die gaat, en rust vindt voor uw ziel." (Jer.6:16) En Hij
zegt : "Och dat gij naar Mijn geboden luisterdet; dan zou uw vrede
zijn als een rivier en uw gerechtigheid als de golven der zee."
(Jes.48:18)
Zij die
Christus aan Zijn woord houden en hun ziel aan Zijn hoede overgeven,
hun leven aan Zijn voorschriften, zullen vrede en rust vinden. Niets
in de wereld kan hen bedroeven wanneer Jezus hen verheugd maakt door
Zijn aanwezigheid. In volkomen berusting ligt volkomen rust. De Here
zegt : "Standvastige zin bewaart Gij in volkomen vrede, omdat men op U
vertrouwt". (Jes.26:3) Ons leven lijkt misschien verward; maar
wanneer we onszelf toevertrouwen aan de wijze Meester, zal Hij vorm
geven aan leven en karakter tot Zijn heerlijkheid. En dat karakter dat
het heerlijk karakter van Christus uitdrukt, zal aangenomen worden in
het paradijs Gods. Een vernieuwd geslacht zal met Hem wandelen, in het
wit gekleed, want zij zijn het waardig.
Daar
wij door Jezus de rust binnengaan, begint de hemel hier reeds. We
geven gehoor aan Zijn uitnodiging: "Komt, leer van Mij"
(Matth.11:28,29), en door zo te komen, maken wij een begin met het
eeuwige leven. De hemel is een voortdurend tot God naderen door
Christus. Hoe langer we in de hemel der zaligheid zijn, des te meer en
meer van de heerlijkheid daarvan zal ons geopenbaard worden; en hoe
meer we van God weten, des te volkomener zal ons geluk zijn. Wanneer
we met Jezus wandelen in dit leven, zullen we vervuld worden van Zijn
liefde, bevredigd door Zijn aanwezigheid. Alles wat de menselijke
natuur bevatten kan, kunnen we hier ontvangen. Maar wat is dat
vergeleken met wat hierna komt ? Daar "zijn zij voor de troon van God
en zij vereren Hem dag en nacht in Zijn tempel; en Hij Die op de troon
gezeten is, zal Zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen niet meer
hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen noch
enige hitte, want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen
weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens hun ogen afwissen."
(Openb.7:15-17)
("Wens der eeuwen" -E.G.White)