Talenten
Matteüs 25.-13-30
Christus
had op de Olijfberg tot zijn discipelen gesproken over zijn terugkeer naar
de wereld. Hij had bepaalde tekenen aangeduid die te kennen zouden geven
wanneer zijn komst nabij zou zijn.
En Hij had zijn discipelen gezegd dat zij moesten waken om gereed te zijn.
Opnieuw herhaalde Hij de waarschuwing: "Waakt dan, want gij weet de dag
noch het uur." (Matth.25:13) Toen liet Hij zien wat het wil zeggen te
waken voor zijn komst. De tijd moet niet met ijdel wachten worden
doorgebracht, maar met ijverig werken. Deze les onderwees Hij in de
gelijkenis van de talenten.
'Het koninkrijk der hemelen,' zei Hij, 'is als een mens, die bij zijn
vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn bezit
toevertrouwde. En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee, een derde
één, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands.'
De man die
naar het buitenland reisde, stelt Christus voor, die toen Hij deze
gelijkenis vertelde, spoedig deze aarde zou verlaten om naar de hemel te
gaan. De slaven uit de gelijkenis stellen de volgelingen van Christus
voor. Wij behoren niet onszelf toe. Wij zijn gekocht en betaald' (1
Cor.6:20), niet door verderfelijke dingen, als zilver en goud, maar door
het kostbaar bloed van Christus" (1 Petr.1:18,19), "opdat zij die leven,
niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen
gestorven is en opgewekt." (2 Cor.5:15)
Alle mensen
zijn met deze oneindige prijs gekocht. God heeft door alle hemelse
schatten aan deze wereld te geven, door ons in Christus heel de hemel te
schenken, de wil, de genegenheid, het verstand en het hart van ieder mens
gekocht. Alle mensen, gelovig of ongelovig, zijn Gods eigendom. Allen zijn
geroepen om Hem te dienen en allen zullen voor de wijze waarop zij aan
deze verplichting gehoor hebben gegeven, op de grote oordeelsdag verslag
moeten afleggen.
Maar Gods aanspraken worden niet door iedereen erkend. Zij die zeggen dat
zij de dienst van Christus hebben aanvaard, worden in de gelijkenis
voorgesteld als zijn slaven.
De volgelingen van Christus zijn verlost om te dienen. Onze Heer leert ons
dat het ware doel van het leven bestaat uit dienen. Christus was zelf een
werker en aan al zijn volgelingen geeft Hij de wet van het dienen - het
dienen van God en hun medemensen. Hierin heeft Christus aan de wereld een
hoger begrip van het leven voorgehouden dan zij ooit hadden gekend. Als de
mens leeft om anderen te dienen, wordt hij met Christus in aanraking
gebracht. De wet van het dienen wordt de schakel die ons met God en onze
medemensen verbindt.
Aan zijn dienstknechten vertrouwt Christus 'zijn goederen' toe dat wat
voor Hem gebruikt moet worden. Hij heeft iedereen zijn werk gegeven.
Iedereen heeft zijn plaats in Gods eeuwig plan. Iedereen moet met Christus
samenwerken in het redden van zielen. De plaats, voor ons in de hemel
bereid, is niet zekerder dan de plaats ons op aarde toegewezen waar wij
voor God moeten werken.
De gaven van de
Heilige Geest
De talenten
die Christus aan zijn gemeente toevertrouwt stellen in het bijzonder de
gaven en zegeningen voor, die de Heilige Geest ons geeft. "Want aan de een
wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan een ander met
kennis te spreken krachtens dezelfde Geest; aan de een geloof door
dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest;
aan de een werking van krachten, aan de ander profetie, aan de een het
onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen en aan weer een
ander vertolking van tongen. Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest,
die een ieder in het bijzonder toedeelt gelijk Hij wil." (1
Cor.12:8-11) Alle mensen ontvangen niet dezelfde gaven maar aan iedere
dienstknecht van de Meester is een gave van de Geest beloofd.
Eer
Christus zijn discipelen verliet, "blies Hij op hen en zei: Ontvangt de
Heilige Geest." (Joh.20:22) Ook zei Hij: "Zie, Ik doe de belofte mijns
Vaders op u komen." (Luc.24:29) Eerst na de hemelvaart echter werd de
gave in zijn volheid ontvangen. Pas toen de discipelen zich door geloof en
gebed volkomen hadden overgegeven aan zijn werk, werd de Heilige Geest
uitgestort. Toen werden op bijzondere wijze de hemelse goederen
toevertrouwd aan Christus' volgelingen." Opgevaren naar de hoge voerde
Hij krijgsgevangenen mede, gaven gaf Hij aan de mensen." (Ef.4:8,7) Aan
een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven naar de mate waarin
Christus haar schenkt. "Hij deelt een ieder toe gelijk Hij wil."
(1.Cor.12:11)
De gaven behoren ons reeds toe in Christus, maar het werkelijk bezit ervan
is afhankelijk van ons aanvaarden van Gods Geest.
De belofte
van de Geest wordt niet naar waarde geschat zoals dat het geval had moeten
zijn. De vervulling wordt niet gerealiseerd, zoals dat had kunnen
gebeuren. De afwezigheid van de Geest maakt het evangeliewerk zo
krachteloos. Studie, talenten, welsprekendheid, alle natuurlijke en
aangeleerde gaven mag men bezitten, maar zonder de tegenwoordigheid van de
Heilige Geest zal geen hart worden bewogen en geen zondaar voor Christus
worden gewonnen. Anderzijds, wanneer zij met Christus zijn verbonden, als
zij de gaven van de Geest bezitten, zullen de armsten en eenvoudigsten van
zijn discipelen een kracht bezitten die zijn invloed op de harten doet
gelden. God maakt hen het middel waardoor de grootste invloed in het
universum kan werken.
Andere talenten
De
bijzondere gaven van de Geest zijn niet de enige talenten die in de
gelijkenis worden bedoeld. Alle andere gaven en schenkingen, hetzij
oorspronkelijk of aangeleerd, natuurlijk of geestelijk, worden hierin
besloten. Al deze gaven moeten in de dienst van Christus worden gebruikt.
Als wij zijn discipelen worden, geven wij ons aan Hem over met alles wat
wij hebben en zijn. Hij geeft ons deze gaven terug, gezuiverd en veredeld,
om te worden gebruikt voor zijn eer en tot zegen van onze medemensen.
God heeft iedereen gegeven naar zijn bekwaamheid. De talenten zijn niet
willekeurig uitgedeeld. Wie de bekwaamheid bezit om vijf talenten te
gebruiken, ontvangt er vijf. Wie slechts twee kan gebruiken, krijgt er
twee. En wie met verstand één talent kan gebruiken, ontvangt er één
Niemand hoeft zich te beklagen dat hij niet meer gaven heeft gekregen,
want Hij, die aan een ieder naar zijn bekwaamheid heeft gegeven, wordt
geëerd wanneer men datgene wat een ieder is toevertrouwd, zij het groot of
klein, gebruikt. Iemand die vijf talenten heeft gekregen, moet met deze
vijf talenten werken. Wie slechts één talent heeft, moet dat ene talent
gebruiken. God verwacht van iedereen naar wat hij heeft, niet naar wat hij
niet heeft. (2 Cor.8:12)
In de gelijkenis ging hij, 'die de vijf talenten ontvangen had, op weg, en
hij deed er zaken mee en verdiende er vijf bij. Evenzo verdiende hij die
de twee talenten had, er twee bij.'
De talenten moeten gebruikt worden, hoe weinig het er ook mogen zijn. De
vraag die voor ons het meeste zegt is niet: Hoeveel heb ik gekregen? maar:
Wat doe ik met wat ik gekregen heb? Onze eerste verplichting is het
ontwikkelen van al onze krachten. Dit zijn wij God en onze medemensen
schuldig. Niemand die niet dagelijks groeit in mogelijkheden en
bruikbaarheid, beantwoordt aan het doel van het leven. Als wij ons geloof
in Christus belijden, beloven wij onszelf dat wij alles zullen worden wat
wij kunnen als werkers voor de Meester. Wij moeten elke bekwaamheid
ontwikkelen tot de hoogste mate van volmaaktheid, zodat wij zoveel
mogelijk goed kunnen doen.
De Heer
heeft een groot werk dat gedaan moet worden, en Hij zal in de toekomst het
meeste geven aan hen die het getrouwst werken in dit leven. De Here kiest
zijn eigen werktuigen en elke dag geeft Hij hun onder andere
omstandigheden een kans in zijn arbeidsplan. In elke poging die van harte
wordt gedaan om zijn plan uit te werken kiest Hij werktuigen, niet omdat
zij volmaakt zijn, maar opdat zij door met Hem verbonden te zijn de
volmaaktheid mogen bereiken.
God zal alleen diegenen aannemen die zich voorgenomen hebben een hoog doel
na te streven. Hij legt op ieder menselijk werktuig de verplichting zijn
best te doen. Van allen wordt zedelijke volmaaktheid geëist. Nooit mogen
wij de standaard van gerechtigheid verlagen om te beantwoorden aan geërfde
of aangeleerde neigingen tot het kwaad. Wij moeten inzien dat
onvolmaaktheid van karakter zonde is. Alle rechtvaardige kenmerken van
karakter vinden hun volmaaktheid in God als een harmonieus geheel.
Iedereen die Christus aanvaardt als een persoonlijke Zaligmaker ontvangt
het voorrecht deze kenmerken te bezitten.
Zij die
Gods mede-arbeiders willen zijn, moeten streven naar de volmaaktheid van
ieder deel van lichaam en geest. Ware opvoeding is de voorbereiding van de
lichamelijke, verstandelijke en zedelijke krachten voor het verrichten van
elke taak. Het is het oefenen van lichaam, verstand en geest voor het
dienen van God. Deze opvoeding gaat door tot in het eeuwig leven.
God eist in elk opzicht van iedere christen groei in bekwaamheid en
mogelijkheden. Christus heeft ons ons loon betaald door zijn eigen bloed
en lijden, om Zich te verzekeren van onze vrijwillige dienst. Hij is naar
onze wereld gekomen om ons een voorbeeld te geven hoe wij moeten werken en
welke geest wij in ons werk moeten openbaren. Hij wil dat wij leren hoe
wij op de beste wijze zijn werk kunnen bevorderen en zijn naam op aarde
kunnen verheerlijken, Hem met eer te kronen en de Vader de grootste liefde
en toewijding te schenken; Hem, die de wereld zo lief heeft gehad, dat Hij
zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft,
niet verloren zou gaan, maar eeuwig leven zou hebben. (Joh.3:16)
Christus
heeft ons echter niet de verzekering gegeven dat het bereiken van een
volmaakt karakter eenvoudig zal zijn. Een edel, ontwikkeld karakter kunnen
wij niet erven. We krijgen het niet toevallig. Een edel karakter wordt
verkregen door persoonlijke inspanning, dank zij de verdiensten en de
genade van Christus. God geeft de talenten, de verstandelijke vermogens;
wij vormen het karakter. Het wordt gevormd door harde, zware strijd met
onze eigen natuur. Steeds moet strijd gevoerd worden tegen geërfde
neigingen. Wij zullen onszelf heel kritisch moeten bezien en geen enkele
ongunstige karaktertrek mag onverbeterd blijven.
Niemand
hoeft te zeggen: Ik kan niets aan mijn karaktergebreken doen. Als u tot
deze conclusie bent gekomen, zult u beslist het eeuwig leven niet
verkrijgen. De onmogelijkheid ligt bij uw eigen wil. Als u niet wilt, kunt
u ook niet overwinnen. De ware moeilijkheid ontstaat uit het verdorven
hart dat niet wedergeboren is, uit een niet bereid zijn om zich aan Gods
gezag te onderwerpen.
Velen die door God in staat zijn gesteld een groot werk te doen, bereiken
heel weinig omdat zij weinig ondernemen. Duizenden gaan door het leven
alsof zij geen bepaald doel hebben om voor te leven, geen maatstaf die zij
willen bereiken. Zulke mensen ontvangen loon naar werken.
Bedenk dat
u nooit een hogere norm bereikt dan u voor uzelf hebt gesteld. Stel daarom
een hoog doel en bestijg stap voor stap, al kost het pijnlijke inspanning,
de ladder van vooruitgang. Laat u door niets tegenhouden. Het lot heeft
zijn mazen niet zo dicht om de mens verweven dat deze hulpeloos en onzeker
moet blijven. Tegenwerkende omstandigheden moeten het besliste voornemen
scheppen om die te overwinnen. Het omverwerpen van één hinderpaal zal
groter bekwaamheid en moed geven om door te gaan. Ga vastbesloten in de
juiste richting en de omstandigheden zullen u helpen in plaats van u te
hinderen.
Wees vastbesloten om tot eer van de Meester elke karaktertrek te
ontwikkelen. Bij het bouwen aan uw karakter moet u God voortdurend
behagen. Dit is mogelijk, want Henoch behaagde Hem, hoewel hij leefde in
een tijd van degeneratie. Ook in onze tijd zijn er nog Henochs.
Houd stand
als een Daniël. de trouwe staatsman die zich door geen enkele verzoeking
liet verderven. Stel Hem, die u zo heeft liefgehad dat Hij zijn leven
heeft gegeven om uw zonden weg te doen, niet teleur. Hij zegt: "Zonder Mij
kunt gij niets doen." (Joh.15:5) Denk hieraan. Als u fouten hebt gemaakt,
zult u beslist de overwinning behalen als u deze fouten inziet en ze
beschouwt als waarschuwingsborden. Op deze wijze verandert u een nederlaag
in een overwinning. U stelt de vijand teleur en eert uw Verlosser.
De enige schat die wij van deze wereld naar de eeuwigheid kunnen meenemen
is een karakter dat gevormd is naar Gods beeld. Zij die zich in deze
wereld door Christus laten onderrichten, zullen alles wat zij met Gods
hulp hebben bereikt, met zich meenemen naar het hemels tehuis. In de hemel
blijven wij steeds leren. Hoe belangrijk is daarom de ontwikkeling van het
karakter in dit leven.
Hemelse helpers zullen samenwerken met de mens die met een sterk geloof
streeft naar de volmaaktheid van karakter die tot uiting komt in een
volmaakte handelwijze. Christus zegt tot iedereen die zich hiermee
bezighoudt: Ik sta aan uw zijde om u te helpen.
Wanneer de wil van de mens met Gods wil samenwerkt, wordt deze almachtig.
Wat op zijn bevel gedaan moet worden, kan tot stand gebracht worden in
zijn kracht. Alles wat Hij vraagt, is mogelijk.
Verstandelijke
vermogens
God vraagt
de oefening van de verstandelijke vermogens. Het is zijn bedoeling dat
zijn dienstknechten meer intelligentie en een beter
onderscheidingsvermogen zullen bezitten dan de wereldse mens. Hij is
ontevreden over hen, die te zorgeloos of te onverschillig zijn om bekwame,
goed ingelichte werkers te worden. De Here vraagt ons Hem lief te hebben
met heel ons hart, met onze gehele ziel, met al onze kracht en ons
vermogen. Dit legt op ons de verplichting om ons verstand volledig te
ontwikkelen, zodat wij onze Schepper met ons verstand kunnen liefhebben en
kennen.
Als het verstand onder de controle van de Geest wordt gebracht, zal het,
hoe beter het wordt ontwikkeld, des te succesvoller in Gods dienst
gebruikt kunnen worden. De onontwikkelde mens die zich aan God heeft
gewijd en die een zegen voor anderen wil zijn, kan en zal door de Heer in
zijn werk worden gebruikt. Maar zij, die met dezelfde toegewijde geest de
voordelen van een goede ontwikkeling hebben genoten, kunnen een veel
groter werk voor Christus doen. Zij hebben een voordeel.
De Heer wil dat wij alle mogelijke vorming verkrijgen, met het doel voor
ogen om onze kennis mee te delen aan anderen. Niemand kan weten hoe of
waar zij geroepen kunnen worden om voor God te werken of te spreken.
Alleen onze hemelse Vader ziet wat Hij van de mens kan maken. Voor ons
liggen mogelijkheden die ons zwakke geloof niet kan zien. Ons verstand
moet zo worden geoefend dat wij zo nodig de waarheden van zijn Woord voor
de voornaamste wereldlijke gezagsdragers kunnen brengen op een wijze,
waardoor zijn naam wordt verheerlijkt. Wij moeten geen enkele gelegenheid
voorbij laten gaan om ons verstandelijk beter geschikt te maken om voor
God te werken.
Laat de
jeugd die opgeleid moet worden, vastbesloten aan het werk gaan om een
bepaalde opleiding te verkrijgen. Wacht niet tot zich een weg opent. Baan
zelf een weg. Grijp elke kans aan, al is deze nog zo klein. Beoefen
zuinigheid. Besteed uw geld niet om uw eetlust te bevredigen of genot na
te jagen. Wees vastbesloten om zo nuttig en bruikbaar mogelijk voor God te
worden. Wees grondig en getrouw in alles wat u onderneemt. Maak gebruik
van elke mogelijkheid binnen uw bereik om uw verstand te scherpen. Laat
het bestuderen van boeken samengaan met nuttige handenarbeid en verschaf u
door ijverige inspanning, waakzaamheid en gebed de wijsheid die van boven
komt. Zo krijgt u een afgeronde opleiding. Op deze wijze kunt u wat uw
karakter betreft opklimmen en invloed krijgen over anderen, waardoor u in
staat bent hen te leiden op de weg van gerechtigheid en heiligheid.
Wij kunnen in het ontwikkelen van onszelf veel meer bereiken als wij
zouden letten op onze voorrechten en kansen. Ware opvoeding betekent meer
dan dat wat de scholen kunnen bieden. Hoewel de studie van de
wetenschappen niet verwaarloosd mag worden, moet een hogere scholing
verkregen worden door een levend contact met God. Laat iedereen die
studeert zijn Bijbel nemen en gemeenschap zoeken met de grote Leraar. Laat
het verstand geoefend en gedisciplineerd worden om te kunnen worstelen met
moeilijke problemen als wij zoeken naar goddelijke waarheden.
Zij die hongeren naar kennis, opdat zij een zegen voor hun medemensen
kunnen zijn, zullen zelf een zegen van God ontvangen. Door het bestuderen
van zijn Woord zullen hun verstandelijke krachten gewekt worden tot grote
activiteit. De vermogens zullen zich uitbreiden en ontwikkelen en het
verstand zal kracht en bekwaamheid opdoen.
Zelfdiscipline moet beoefend worden door iedereen die een werker voor God
wil zijn. Dit zal meer tot stand brengen dan welsprekendheid of de
schitterendste taltenten. Wanneer een gewoon verstand goed gedisciplineerd
wordt, zal het meer en beter werk tot stand brengen dan de hoogst
ontwikkelde geest en de grootste talenten zonder zelfbeheersing.
De spraak
De spraak
is een talent dat wij ijverig moeten ontwikkelen. Van alle gaven die wij
van God hebben ontvangen kan geen enkele een groter zegen zijn dan juist
deze gave. Met de stem kunnen wij overtuigen en aandringen, wij bidden
ermee en loven God en gebruiken haar om anderen te vertellen van de liefde
van de Heiland. Hoe belangrijk is het daarom deze zo te ontwikkelen dat er
zoveel mogelijk goed mee wordt gedaan.
De oefening en het juiste gebruik van de stem wordt vaak verwaarloosd,
zelfs door intelligente en christelijke mensen. Velen lezen, of spreken zo
zacht of zo vlug dat zij slecht verstaanbaar zijn. Sommige mensen hebben
een slechte, onduidelijke uitspraak. Anderen spreken op hoge, schrille
toon, die pijn doet aan de oren. Voordrachten, liederen en verslagen
worden soms zo in het openbaar voorgelezen dat ze onverstaanbaar zijn. Op
deze wijze gaat vaak de kracht en de indruk ervan verloren.
Dit is een kwaad dat kan en moet worden verbeterd. De Bijbel geeft in dit
opzicht onderricht. Van de Levieten, die in de dagen van Ezra de Schriften
aan het volk voorlazen, wordt gezegd: "Zij lazen namelijk uit het boek,
uit de wet Gods, duidelijk voor en gaven uitlegging, zodat men het
voorgelezene begreep." (Neh.8:9)
Door zich ijverig in te spannen kan iedereen leren lezen en spreken op
heldere, duidelijke toon, op een manier die duidelijk is en indruk maakt.
Op deze wijze kunnen wij onze geschiktheid als werkers voor Christus
belangrijk doen toenemen.
Van iedere
christen wordt gevraagd om aan anderen de onnaspeurlijke rijkdom van
Christus bekend te maken. Daarom moet hij streven naar volmaaktheid in het
spreken. Hij moet Gods Woord zo brengen dat het de luisteraars aanspreekt.
God wil niet dat zijn menselijke helpers onbeschaafd zullen zijn. Hij wil
niet dat de mens de goddelijke stroom die door hem naar wereld vloeit, zal
verlagen of verkleinen.
Wij moeten
op Jezus als ons volmaakte Voorbeeld zien. Wij moeten bidden om de hulp
van de Heilige Geest en in zijn kracht moeten wij proberen ieder orgaan te
oefenen voor het doen van een volmaakt werk.
Dit geldt vooral voor hen die voor het openbaar werk zijn geroepen. Elke
predikant en iedere leraar moet voor ogen houden dat hij aan de mensen een
boodschap brengt die eeuwige belangen inhoudt. De waarheid die gesproken
wordt zal hen op de jongste dag oordelen. Bij verschillende mensen zal het
gedrag van de boodschapper bepalen of men de boodschap aanneemt of
verwerpt. Laat het woord daarom op een wijze worden gesproken die het
verstand aanspreekt en het hart raakt. Men moet langzaam, duidelijk en
ernstig spreken, echter wel met alle ernst die de belangrijkheid ervan
eist.
De juiste
oefening en het gebruik van de stem hebben te maken met elke vorm van
christelijk werk. Het heeft te maken met het gezinsleven en met onze
omgang met elkaar. Wij moeten ons eraan wennen op prettige toon te
spreken, om zuivere en correcte taal te gebruiken en woorden te spreken
die vriendelijk en voorkomend zijn. Prettige, aangename woorden zijn als
dauw en zachte regen voor het hart. De Schrift zegt dat op de lippen van
Christus genade was 'om met het woord de moede te kunnen ondersteunen.'
(Jes.50:4)
En de Heer vraagt van ons: "Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet
zouteloos' opdat zij die het horen, genade ontvangen." (Col.4:6)
Als wij
proberen anderen te corrigeren of te veranderen moeten wij goed op onze
woorden letten. Deze zullen een reuk des levens ten leven of des doods ten
dode zijn. Velen bestraffen op scherpe, strenge toon, met woorden die niet
geschikt zijn om het gewonde hart te genezen. Door deze slecht gekozen
uitingen wordt de geest gekwetst en vaak worden zij die dwalen tot opstand
geprikkeld. Allen die de beginselen van de waarheid voorstaan, moeten de
hemelse olie der liefde hebben. Onder alle omstandigheden moeten
bestraffingen in liefde worden geuit. Dan zullen onze woorden een
verandering bewerken zonder te provoceren. Christus zal door zijn Heilige
Geest de kracht verschaffen. Dat is zijn werk.
Geen enkel
woord moet onnadenkend worden gesproken. Kwaadspreken, lichtzinnige praat
en lelijke woorden of onreine gedachten mogen niet komen over de lippen
van hen die Christus volgen. De apostel Paulus schrijft onder de leiding
van de Heilige Geest: "Geen liederlijk woord kome uit uw mond." (Ef.4:29)
Een verdorven woord betekent niet alleen vuile woorden. Het houdt in alles
wat in strijd is met geheiligde beginselen en een zuivere, onbevlekte
godsdienst. Het houdt in onreine suggesties en bedekte toespelingen op het
kwaad. Als hieraan niet gedurig weerstand wordt geboden, verleiden deze
dingen tot ernstige zonde.
Ieder
gezin, elke christen heeft de verplichting de weg tot verdorven uitingen
af te sluiten. Als wij in gezelschap zijn van mensen die zich bezighouden
met onzinnige taal, is het onze plicht het onderwerp van gesprek op iets
anders te brengen, waar dit mogelijk is. Met behulp van Gods genade moeten
wij een waarschuwend woord spreken of een onderwerp aansnijden dat het
gesprek in betere banen zal leiden.
Het is de
taak van de ouders om hun kinderen juiste spreekgewoonten bij te brengen.
De beste school hiervoor is het gezinsleven. Van hun vroegste jeugd af
moeten kinderen leren met respect en liefde te spreken tot hun ouders en
tot elkaar. Zij moeten leren dat alleen zachtaardige, ware, zuivere
woorden over hun lippen mogen komen. De ouders moeten zelf dagelijks in de
school van Christus les nemen. Dan kunnen zij door woord en voorbeeld hun
kinderen dingen leren waarop niets valt aan te merken. Dit is één van de
voornaamste en meest verantwoordelijke taken die zij hebben.
Als
volgelingen van Christus moeten wij ervoor zorgen dat onze woorden een
hulp en een bemoediging zijn voor anderen. Wij moeten veel meer dan tot
dusver het geval was spreken over de kostbare momenten uit onze ervaring.
Wij moeten spreken over de genade en goedertierenheid van God, over de
mateloze diepte van de liefde van de Heiland. Onze woorden moeten uitingen
zijn van lof en dank. Als verstand en hart vol zijn van Gods liefde, zal
dit in ons gesprek tot uiting komen. Het zal ons niet moeilijk vallen aan
anderen te vertellen wat in ons leeft. Grote gedachten, een edel streven,
een duidelijk begrip van de waarheid, onzelfzuchtige plannen, een
verlangen naar godsvrucht en heiligheid zal vrucht dragen in woorden die
openbaren wat de schat van het hart is. Als Christus op deze wijze door
onze woorden openbaar wordt, zal onze spraak kracht bezitten om mensen
voor Hem te winnen.
Wij moeten
over Christus spreken met hen die Hem nog niet kennen. Wij moeten doen wat
Christus heeft gedaan. Waar Hij ook was, in de synagoge, onderweg, in het
schip dat dicht aan de oever lag, aan tafel bij de Farizeeër of bij de
tollenaar, overal sprak Hij met de mensen over dingen die de eeuwigheid
aangaan. De voorwerpen uit de natuur, de voorvallen uit het dagelijks
leven werden door Hem omkleed met de woorden der waarheid. De harten van
zijn toehoorders werden tot Hem getrokken, want Hij had hun zieken
genezen, hun bedroefden vertroost en hun kinderen in zijn armen genomen om
hen te zegenen. Als Hij zijn mond opende om te spreken, werd hun aandacht
op Hem gericht en ieder woord was voor de een of de ander een reuk des
levens ten leven.
Dit moet
ook met ons het geval zijn. Waar wij ook mogen zijn, overal moeten wij
uitzien naar een gelegenheid om met anderen te spreken over de Heiland.
Als wij het voorbeeld van Christus navolgen in het goed doen, zullen
harten zich voor ons openen zoals dat met Hem het geval was. Wij kunnen
hen niet abrupt, maar met een tact, geboren uit goddelijke liefde,
vertellen van Hem die 'de voornaamste is onder tienduizend'. Dit is het
belangrijkste werk waarin wij de gave van de spraak kunnen gebruiken. Deze
gave is ons gegeven om Christus bekend te kunnen maken als de Heiland die
zonden vergeeft.
Invloed
Christus'
leven was een steeds groter wordende, oneindige invloed, die Hem met God
en heel het mensdom verbond. God heeft door Christus de mens een invloed
verschaft die het onmogelijk maakt dat hij voor zichzelf leeft. Ieder van
ons is met zijn medemens als deel van Gods groot geheel verbonden, en wij
hebben wederzijds verplichtingen. Niemand kan onafhankelijk van zijn
medemens leven; het welzijn van de een heeft zijn uitwerking op de ander.
Het is Gods bedoeling dat iedereen zich in zekere zin verantwoordelijk zal
voelen voor het welzijn van de ander en zijn best zal doen het geluk van
die ander te bewerken.
Iedereen is
omgeven door een eigen sfeer. Deze kan geladen zijn met de levengevende
macht van het geloof, van moed en hoop, en veraangenaamd worden door de
invloed der liefde. Deze sfeer kan echter ook koel zijn door
ontevredenheid en zelfzucht, of vergiftigd door de dodelijke smet van
zonden die gekoesterd worden.
Iedereen
met wie wij in aanraking komen wordt bewust of onbewust beïnvloed door de
sfeer die ons omringt. Wij kunnen ons van deze verantwoordelijkheid niet
losmaken. Onze woorden, daden, kleding en ons gedrag, zelfs de uitdrukking
op ons gezicht, dit alles heeft een bepaalde invloed. Van de indruk die op
deze wijze wordt gemaakt, hangen resultaten ten goede of ten kwade af, die
door niemand zijn te bepalen. Elke impuls die op deze wijze op anderen
overgaat zal zijn vrucht dragen. Het is als een schakel in een lange keten
van menselijke voorvallen, die zich verder uitstrekt dan wij
veronderstellen. Als wij door ons voorbeeld anderen helpen goede
beginselen te ontwikkelen, geven wij hen kracht om goed te doen. Op hun
beurt oefenen zij dezelfde invloed uit op anderen, en zo verder. Zo kunnen
door onze onbewuste invloed duizenden gezegend worden.
Als u een
steen in het water gooit, vormt zich een golf, gevolgd door andere golven,
en naarmate hun getal groter wordt, wordt de kring ook groter, tot de
golven de oever bereiken. Dit is ook het geval met onze invloed. Zonder
dat wij het weten, is deze te bespeuren bij anderen door een zegen of een
vloek.
Karakter is
macht. De stille invloed van een waarachtig, onzelfzuchtig, godvruchtig
leven is een vrijwel onweerstaanbaar getuigenis. Als wij in ons leven het
karakter van Christus openbaren, werken wij met Hem samen in het redden
van anderen. Alleen als wij op deze wijze in ons leven zijn karakter
openbaren, kunnen wij met Hem samenwerken. En hoe groter onze
invloedssfeer is, des te meer goede dingen kunnen wij doen. Als zij, die
zeggen God te dienen, het voorbeeld van Christus volgen door de beginselen
van de wet in hun dagelijks leven in praktijk te brengen; als elke daad
getuigt dat zij God boven alles liefhebben en hun naaste als zichzelf, zal
de kerk de macht bezitten om de wereld in beweging te brengen.
Wij mogen
nooit vergeten dat de invloed niet minder een macht ten kwade is. Het is
verschrikkelijk als iemand zijn eigen leven verliest, maar nog erger is
het de oorzaak te zijn dat anderen verloren gaan. Het is een angstwekkende
gedachte dat onze invloed een reuk des doods ten dode kan zijn. Toch is
dit mogelijk. Velen die beweren met Christus te vergaderen, verstrooien in
werkelijkheid. Daarom is de gemeente zo zwak. Velen geven openlijk toe aan
kritiek en beschuldigingen. Door uiting te geven aan achterdocht, afgunst,
en ontevredenheid laten zij zich als werktuigen van Satan gebruiken. Eer
zij beseffen wat zij doen heeft de vijand door hen zijn doel bereikt. De
indruk is door het kwaad gemaakt; de schaduw is geworpen; de pijlen van
Satan hebben hun doel gevonden. Wantrouwen, ongeloof en openlijke
goddeloosheid hebben beslag gelegd op mensen die in andere gevallen
Christus zouden hebben aanvaard. Intussen zien de werkers voor Satan
voldaan naar hen, die zij tot twijfelen hebben gebracht en die nu verhard
zijn tegen vermaningen en smeekbeden.
Zij vleien
zichzelf met de gedachte dat zij, vergeleken met deze mensen, deugdzaam en
rechtvaardig zijn. Zij beseffen niet dat deze verongelukte karakters het
werk zijn van hun eigen onbeteugelde tong en opstandige hart. Deze mensen
zijn door hun invloed in de verzoeking gevallen.
Op deze
wijze weerhouden lichtzinnigheid, zelfzuchtig toegeven en zorgeloze
onverschilligheid van belijdende christenen velen om de weg des levens te
bewandelen. Er zijn velen die bang zijn om voor Gods rechterstoel de
gevolgen van hun invloed onder ogen te zien.
Alleen door
Gods genade kunnen wij een goed gebruik van deze gave maken. In onszelf is
niets waardoor wij anderen ten goede kunnen beïnvloeden. Als wij onze
hulpeloosheid en onze behoefte aan goddelijke kracht beseffen, zullen wij
niet op onszelf vertrouwen. Wij weten niet wat de gevolgen van een dag,
een uur, zelfs van een moment kunnen zijn en mogen nooit de dag beginnen
zonder ons leven toe te vertrouwen aan onze hemelse Vader. Zijn engelen
hebben opdracht gekregen over ons de wacht te houden. Als wij ons onder
hun leiding plaatsen, zullen wij in tijden van gevaar bij ons zijn. Als
wij onbewust gevaar lopen een verkeerde invloed uit te oefenen, zullen
engelen bij ons zijn en ons aansporen een betere weg te volgen, onze
woorden voor ons kiezen en onze daden beïnvloeden. Op deze wijze kan onze
invloed een zwijgende, onbewuste, maar sterke macht zijn die anderen tot
Christus zal trekken.
Tijd
Onze tijd
behoort God toe. Elk ogenblik is van Hem en wij hebben de ernstige
verplichting deze te besteden tot zijn eer. Van geen enkel talent, ons
gegeven, zal Hij een nauwgezetter verantwoording vragen dan juist van
onze tijd.
De waarde van tijd is niet in woorden uit te drukken. Christus
beschouwde ieder ogenblik als waardevol. Zo moeten wij er ook tegenover
staan. Het leven is te kort om verknoeid te worden. Wij hebben maar een
korte tijd van genade om ons gereed te maken voor de eeuwigheid. Wij
kunnen geen tijd verspillen, geen tijd besteden aan zelfzuchtig genot,
aan toegeven aan de zonde. Nu moeten wij een karakter vormen voor het
toekomstige, eeuwige leven. Wij moeten ons nu gereedmaken voor het
onderzoekend oordeel.
De mensen
zijn nauwelijks begonnen te leven of ze beginnen reeds te sterven. De
onophoudelijke inspanning van de wereld eindigt in het niets, tenzij wij
een ware kennis opdoen van het eeuwige leven. Iemand die de tijd op
prijs stelt als zijn kans om te werken zal zich voorbereiden op een
woning die blijft en op een onsterfelijk leven. Voor hem is het goed dat
hij geboren is.
Wij krijgen de raad om de tijd uit te kopen. Tijd die verknoeid is kan
nooit, achterhaald worden. Wij kunnen zelfs geen seconde terugroepen. De
enige manier om onze tijd uit te kopen is wat overblijft zo goed
mogelijk te besteden, door medewerkers van God te worden in zijn grote
verlossingsplan. In iemand die dit doet, vindt een verandering van
karakter plaats. Hij wordt een kind van God, lid van het hemels gezin,
kind van de hemelse koning. Hij is geschikt met de engelen om te gaan.
Nu is het voor ons tijd om te werken voor de redding van onze
medemensen. Er zijn mensen die menen, dat geld geven voor het werk van
Christus alles is wat van hen wordt gevraagd. De kostbare tijd die zij
hadden kunnen gebruiken om persoonlijk voor Hem te werken, gaat onbenut
voorbij. Het is echter het voorrecht en de taak van iedereen die gezond
en sterk is om God daadwerkelijk te dienen. Iedereen moet werken om
anderen voor Christus te winnen. Het geven van geld kan dit werk nooit
vervangen.
Ieder ogenblik is geladen met gevolgen voor de eeuwigheid. Wij moeten
gereed staan als wachters, klaar om op ieder moment dienst te doen. Het
is mogelijk dat de gelegenheid, die wij nu hebben om aan een behoeftig
mens het Woord des levens te brengen, zich nooit weer voordoet. God kan
tot zo iemand zeggen: 'Nog deze nacht zal men uw ziel van u afeisen
(Luc.12:20) en door onze onachtzaamheid kan hij verloren gaan. Hoe
zullen wij op de grote oordeelsdag aan God verantwoording afleggen?
Het leven
is te ernstig om te worden doorgebracht met tijdelijke en aardse zaken,
in een tredmolen van zorgen en bezorgd zijn voor de dingen die slechts
van gering belang zijn, vergeleken met de dingen van eeuwigheidswaarde.
Toch heeft God ons geroepen om Hem te dienen in dingen van tijdelijke
aard. IJver in dit werk is evenzeer een deel van ware godsdienst als
toewijding. De Bijbel hecht geen goedkeuring aan nietsdoen. Ledigheid is
de grootste vloek waardoor onze wereld is getroffen. Elke oprecht
bekeerde man en vrouw zal een vlijtige werker zijn.
Ons
succes in het opdoen van kennis en verstandelijke beschaving is
afhankelijk van het juiste gebruik van onze tijd. De beschaving van het
verstand behoeft niet te worden verhinderd door armoede, eenvoudige
afkomst of ongunstige omgeving. Men moet er alleen aan denken dat van
elk moment gebruik wordt gemaakt. Als men een boek bij de hand zou
hebben, terwijl men op reis is of op het station moet wachten; wanneer
men wacht tot het eten gereed is of wacht op een afspraak, zouden deze
enkele momenten gebruikt kunnen worden voor studie, om te lezen of na te
denken, in plaats van deze ogenblikken te verspillen door zinloze taal,
door onnodig in bed te liggen. Wat zou dan niet bereikt kunnen worden!
Een vastbesloten doel, volhardende ijver en een zorgvuldige besteding
van tijd zal mensen in staat stellen kennis en verstandelijke discipline
op te doen, waardoor zij bekwaam gemaakt zullen worden voor vrijwel
iedere positie van invloed en bruikbaarheid.
Iedere christen is verplicht gewoonten van ordelijkheid, grondigheid en
spoed aan te wennen. Er is geen verontschuldiging voor traagheid bij het
werk, wat dat werk ook moge zijn. Als iemand altijd bezig is, zonder
ooit klaar te komen, komt dat omdat hart en verstand niet bij het werk
zijn. Iemand die traag is en die bij zijn werk alles tegen heeft, moet
beseffen dat deze fouten verbeterd moeten worden. Hij moet zijn geest
oefenen bij het maken van plannen om de tijd zo goed mogelijk te
gebruiken, zodat hij de beste resultaten kan boeken. Sommigen zullen
door tact en bepaalde methoden in vijf uur even veel bereiken als
anderen in tien uur. Sommigen die in huis werken zijn altijd bezig, niet
omdat zij zoveel te doen hebben, maar omdat zij geen plannen maken bij
het indelen van hun tijd. Door hun trage, talmende werkwijze bezorgen
zij zich onnodig werk. Maar iedereen die dit wil, kan deze gejaagde,
vertragende gewoonten overwinnen. Laten zij in hun werk een bepaald doel
voor ogen hebben. Stel vast hoeveel tijd een bepaalde taak vereist en
stel dan alles in het werk om deze taak in de beschikbare tijd af te
maken. Het oefenen van de wil maakt de handen bruikbaarder.
Door gebrek aan doelstelling in het zich opleggen van een taak kunnen
mensen vastraken in een verkeerde leefwijze. Zij kunnen echter door hun
krachten te ontwikkelen ook bekwaam worden om een zo goed mogelijk werk
af te leveren. Dan zal blijken dat zij overal en onder alle
omstandigheden gevraagd zullen worden. Men zal hen waarderen naar wat
zij waard zijn.
Door veel
kinderen en jongeren wordt tijd verknoeid die gebruikt had kunnen worden
in het werk in huis om zodoende liefdevolle belangstelling in vader en
moeder te tonen. De jongeren zouden veel verantwoordelijke taken die
door iemand gedragen moeten worden, op hun sterke jonge schouders kunnen
nemen.
Het leven
van Christus was vanaf zijn kinderjaren een leven van intensief werken.
Hij leefde niet om Zichzelf te behagen. Hij was de Zoon van de oneindige
God en werkte toch samen met zijn vader Jozef in de timmerwerkplaats.
Zijn werk was veelzeggend. Hij was naar de wereld gekomen om aan zijn
karakter te bouwen en in die zin was zijn werk volmaakt. In zijn
dagelijks werk openbaarde Hij dezelfde volmaaktheid als in het vormen
van de karakters die Hij door zijn goddelijke macht veranderde. Hij is
ons Voorbeeld.
Ouders moeten hun kinderen de waarde en het juiste gebruik van de tijd
leren. Leer hen dat het doen van iets waardoor God wordt geëerd en de
mensheid wordt gezegend de moeite waard is om voor te werken. Zelfs in
hun kinderjaren kunnen zij zendelingen van God zijn.
Ouders
kunnen geen grotere zonde begaan dan hun kinderen toe te staan om niets
te doen. Al spoedig leren de kinderen van het nietsdoen houden en zij
groeien op als gemakzuchtige mannen en vrouwen, die onbruikbaar zijn Als
zij oud genoeg zijn om in hun levensonderhoud te voorzien en werk
vinden, doen zij hun werk traag en dromerig, terwijl ze toch verwachten
dat zij betaald zullen worden alsof zij hun werk goed hebben gedaan. Er
is een wereld van verschil tussen deze groep werkers en zij, die
beseffen dat ze trouwe rentmeesters moeten zijn. Onverschillige,
zorgeloze gewoonten, waaraan men bij het gewone werk toegeeft, zullen in
het godsdienstig leven komen en iemand onbekwaam maken om nuttig werk
voor God te doen. Velen die door vlijtig werk een zegen voor de wereld
hadden kunnen zijn zijn door ledigheid een mislukking geworden. Gebrek
aan werk en aan een doelbewust leven opent de deur voor tal van
verzoekingen. Verkeerde vrienden en slechte gewoonten beïnvloeden
verstand en ziel nadelig en het resultaat is ondergang voor zowel dit
leven als voor de eeuwigheid.
Welk werk we ook doen, Gods Woord leert ons dat wij niet traag moeten
zijn, maar vurig van geest de Here moeten dienen. "Al wat uw hand vindt
om naar uw vermogen te doen, doe dat'; 'gij weet toch dat gij van de
Here tot vergelding de erfenis zult ontvangen." (Rom.12:11; Pred.9:10)
Gezondheid
Gezondheid is een zegen die weinigen naar waarde schatten. Toch zijn
onze verstandelijke en geestelijke krachten er grotendeels van
afhankelijk. Onze impulsen en hartstochten komen uit het lichaam voort
en dit lichaam moet zowel fysiek als geestelijk in de beste staat worden
gehouden, zodat wij het beste gebruik van onze talenten kunnen maken.
Alles wat de lichaamskracht vermindert, verzwakt de geest en maakt deze
minder bevattelijk voor het onderscheiden tussen goed en kwaad. Wij zijn
daardoor minder in staat een keuze te doen tussen goed en kwaad en
hebben minder wilskracht om dat te doen wat wij weten dat goed is.
Het
misbruik van onze lichaamskrachten verkort het leven dat gebruikt kan
worden tot eer van God. Het maakt ons ongeschikt het werk te doen dat
God ons heeft opgedragen. Door ons te veroorloven verkeerde gewoonten te
vormen, door laat naar bed te gaan en onze eetgewoonten te bevredigen
ten koste van de gezondheid, leggen wij de grondslag voor zwakte. Door
lichaamsoefening na te laten en verstand en lichaam te overwerken
brengen wij het zenuwgestel uit zijn evenwicht. Zij die op deze wijze
hun leven verkorten en zich onbekwaam maken voor het werk door zich niet
te storen aan de natuurwetten zijn schuldig aan het beroven van God. Zij
beroven eveneens hun medemensen. De kans om anderen te zegenen - het
werk waartoe God hen in de wereld heeft gezonden - is door hun eigen
handelwijze onmogelijk gemaakt. Zij hebben zich ongeschikt gemaakt om
zelfs datgene te doen dat zij in minder tijd hadden kunnen doen. De Heer
houdt ons aansprakelijk, als wij door onze schadelijke gewoonten de
wereld het goede onthouden.
Het
overtreden van de natuurwet betekent het overtreden van de zedenwet,
want God heeft zowel de natuurwetten als de zedenwet gegeven. Zijn wet
is met zijn eigen hand geschreven op elke zenuw, Op iedere spier, op
elke gave die Hij aan de mens heeft toevertrouwd. Elk misbruik van een
of ander deel van ons lichaam is een schending van die wet.
Iedereen moet een redelijke hoeveelheid kennis bezitten van het
menselijk lichaam om dit lichaam te bewaren in een staat die nodig is om
Gods werk te doen. Het stoffelijk leven moet met zorg bewaard en
ontwikkeld worden, zodat de goddelijke natuur in zijn volheid via ons
mens-zijn kan worden geopenbaard. De verhouding van het menselijk
organisme tot het geestelijk leven is één van de belangrijkste
onderwerpen bij de opvoeding. Zowel thuis als op school moet hieraan
grote aandacht worden besteed. Iedereen moet op de hoogte zijn van de
bouw van het lichaam en van de wetten die het natuurlijke leven
beheersen. Wie opzettelijk onkundig blijft betreffende de wetten van
zijn stoffelijk welzijn en ze door onkunde overtreedt, zondigt tegen
God. Iedereen moet zich zo goed mogelijk inspannen gezond te blijven
naar lichaam en geest. Onze gewoonten moeten ondergeschikt gemaakt
worden aan ons verstand, dat op zijn beurt aan God ondergeschikt is
gemaakt.
"Of weet gij niet,' zegt de apostel Paulus, 'dat uw lichaam een tempel
is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt,
en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald.
Verheerlijk dan God met uw lichaam." (1 Cor.6:19,20)
Kracht
Wij
moeten God liefhebben, niet alleen met heel ons hart, verstand en ziel,
maar ook met al onze kracht. Dit omvat het bewust gebruik van alle
lichamelijke krachten.
Christus was een ware werker in zowel aardse als geestelijke zaken, en
in heel zijn werk toonde Hij zijn vastbeslotenheid om de wil van zijn
Vader te doen. De dingen van hemel en aarde zijn nauwer met elkaar
verbonden en staan meer onder toezicht van Christus dan velen denken.
Christus is het geweest die schikkingen trof voor de bouw van de eerste
tabernakel. Hij gaf elke bijzonderheid aan wat betreft de bouw van de
tempel van Salomo. Hij, die timmerman was in het stadje Nazaret, was de
hemelse architect die het plan uitwerkte voor het heilig gebouw waar
zijn naam geëerd zou worden.
Christus gaf aan de bouwers van de tabernakel wijsheid om het kundigste
en mooiste werk uit te voeren. Hij zei: 'Zie, Ik heb bij name geroepen
Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda, en hem
vervuld met Gods Geest, met wijsheid, inzicht en kennis, en dat voor
allerlei werk ... En zie, Ik heb naast hem gesteld Oholiab, de zoon van
Achisamak, uit de stam Dan; in het hart van ieder die kunstvaardig is,
heb Ik wijsheid gelegd. Zij zullen alles maken wat Ik u geboden heb."
(Exodus 31:2-4)
God wil
dat zijn werkers in elke bezigheid naar Hem zullen opzien als de Gever
van alles wat zij bezitten. Alle goede uitvindingen en verbeteringen
vinden hun oorsprong in Hem, die wonderbaar is in raad en uitnemend in
werk. De vaardige aanraking van de hand van de arts, zijn macht over
zenuw en spier, zijn kennis van de tere organen van het lichaam zijn de
wijsheid van Gods macht, om gebruikt te worden in dienst van hen die
lijden. De bekwaamheid waarmee de timmerman zijn hamer gebruikt, de
kracht waarmee de smid het aambeeld doet weerklinken, dit alles komt van
God. Hij heeft aan de mensen gaven gegeven en Hij verwacht dat zij naar
Hem zullen opzien voor raad. Wat wij ook doen, met welk werk wij ook
bezig mogen zijn, Hij wil dat wij ons verstand beheersen om een zo goed
mogelijk werk te doen.
Godsdienst en zakendoen zijn geen twee verschillende dingen. Zij vormen
één geheel. De godsdienst van de Bijbel moet vervlochten worden met
alles wat wij zeggen of doen. Goddelijke en menselijke krachten moeten
samengaan in zowel aardse als geestelijke dingen. Ze moeten worden
gecombineerd bij alles wat de mensen doen bij hun werk in de fabriek of
op het land, in zakelijke of wetenschappelijke ondernemingen. Er moet
samenwerking zijn in alles wat betrekking heeft op christelijk werk.
God heeft de beginselen bekendgemaakt, waarop deze samenwerking
gebaseerd moet zijn. Zijn eer moet de drijfveer zijn bij allen die met
Hem samenwerken. Al ons werk moet gedaan worden uit liefde tot God en in
overeenstemming met zijn wil.
Het is even noodzakelijk Gods wil te doen bij het oprichten van een
gebouw als bij het deelnemen aan een godsdienstoefening. En eigen
wanneer de werkers de juiste beginselen bij het vormen van hun eigen
karakter hebben gebruikt, zullen zij bij het oprichten van elk bouwwerk
groeien in genade en kennis.
Maar God
zal de grootste talenten of de beste diensten niet aanvaarden als niet
het eigen-ik op het altaar wordt gelegd als een levend, verterend offer.
De wortel moet heilig zijn. Anders kan geen vrucht voor God aanvaardbaar
zijn.
De Heer
maakte Daniël en Jozef bekwame beheerders. Hij kon door hen werken omdat
zij niet leefden om hun eigen zin te doen, maar om God te behagen. Het
leven van Daniël bevat voor ons een les. Het openbaart het feit dat een
zakenman niet noodzakelijk een scherpzinnig politicus moet zijn. Hij kan
van stap tot stap door God onderwezen worden. Daniël was een profeet van
God terwijl hij eerste minister was in het koninkrijk Babylon en hij
ontving het licht van Gods inspiratie. Wereldse, eerzuchtige
staatslieden worden in Gods Woord voorgesteld als gras dat groeit en als
de bloem van het gras die verdort. Toch wil de Here voor zijn werk
intelligente mensen gebruiken, die bekwaam zijn voor verschillende
takken van werk. Er is behoefte aan zakenmensen die de grote beginselen
van de waarheid vervlechten met al hun zakelijke ondernemingen. Hun
talenten moeten volmaakt worden door grondige studie en opleiding.
Wanneer ergens mensen in een tak van dienst hun kansen moeten aangrijpen
om verstandig en bruikbaar te zijn, geldt het die mensen, die hun
bekwaamheden gebruiken om Gods koninkrijk in deze wereld te helpen
bouwen. We weten van Daniël, dat wanneer zijn werk nauwgezet werd
onderzocht, er geen enkele fout in te ontdekken was. Hij was een
voorbeeld van wat elke zakenman kan zijn. Zijn geschiedenis laat zien
wat iemand kan bereiken, die de krachten van verstand en lichaam, van
hart en leven, wijdt aan het dienen van God.
Geld
God heeft
de mens ook gelden toevertrouwd. Hij heeft hem macht gegeven om rijk te
worden. Hij bevochtigt de aarde met de dauw des hemels en met
verfrissende regenbuien. Hij geeft zonlicht, dat de aarde verwarmt, de
natuur tot leven wekt en vruchten doet dragen. Hij vraagt dat Hem het
zijne zal worden teruggegeven.
Wij hebben het geld niet gekregen om onszelf te verheerlijken en groot
te maken. Als trouwe rentmeesters moeten wij het gebruiken tot eer van
God. Sommigen menen dat slechts een deel van hun geld God toebehoort.
Wanneer zij een deel hebben afgezonderd voor godsdienstige en liefdadige
doeleinden, beschouwen zij het resterende als het hunne, om dat te
gebruiken naar het hun goeddunkt. Hierin vergissen zij zich echter.
Alles wat wij bezitten is van de Here, en wij zijn Hem verantwoording
schuldig voor de wijze waarop wij het gebruiken. Bij het uitgeven van
elke cent zal blijken of wij God boven alles en onze naaste als onszelf
liefhebben.
Geld heeft grote waarde omdat het veel goed kan doen. In handen van Gods
kinderen betekent het eten voor de hongerigen, drinken voor de dorstigen
en kleding voor de naakten. Het betekent een bescherming voor hen die
verdrukt worden en een hulpmiddel voor de zieken. Geld heeft echter niet
meer waarde dan zand, wanneer het alleen gebruikt wordt om te voorzien
in de levensbehoeften, zonder een zegen te zijn voor anderen of Gods
werk te bevorderen.
Opgespaarde rijkdom is niet alleen waardeloos, het is zelfs een vloek.
In dit leven betekent het een valstrik voor de mens en trekt het de
liefde af van de hemelse schat. Op de oordeelsdag zal het getuigenis van
onbenutte talenten en verwaarloosde kansen de bezitter ervan
veroordelen. De Schrift zegt: "Welaan dan, gij rijken, weent en maakt
misbaar over de rampen, die u zullen overkomen. Uw rijkdom is verrot, uw
klederen zijn door de mot aangevreten, uw goud en zilver is verroest, en
het roest ervan zal tegen u getuigen en uw vlees verteren als vuur. Gij
zijt schatten gaan opleggen terwijl het de laatste dagen zijn. Zie, het
loon dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben
gemaaid, schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben
binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Sebaot."
(Jak.5:1-4)
Christus keurt het overvloedig of zorgeloos gebruik van geld niet goed.
Zijn les in zuinigheid: "Verzamelt de overgeschoten brokken, zodat niets
verloren gaat, (Johannes 6:12) geldt voor al zijn volgelingen. Wie
beseft dat zijn geld een talent van God is, zal het verstandig gebruiken
en het zien als een verplichting om te sparen, zodat hij kan geven.
Hoe meer
wij uitgeven voor vertoon en voor ons eigen plezier, des te minder
hebben wij om de hongerigen te voeden en de naakten te kleden. Elke
onnodig uitgegeven cent ontneemt de bezitter ervan een kostbare
gelegenheid om goed te doen. God wordt beroofd van de eer en de
heerlijkheid - door het vermeerderen van de ons toevertrouwde talenten -
waarop Hij recht heeft.
Vriendelijkheid
en genegenheid
Gevoelens van
vriendschap, edelmoedige impulsen en een snelle bevatting van
geestelijke dingen zijn kostbare talenten en leggen een zware
verantwoordelijkheid op de bezitter ervan. Alles moet in de dienst van
God worden gebruikt. Hier maken velen echter een fout. Terwijl zij
voldaan zijn met het bezit van deze eigenschappen, laten zij na deze
daadwerkelijk te gebruiken in het dienen van anderen. Zij vleien zich
met de gedachte dat zij, als ze de kans hadden, als de omstandigheden
gunstig zouden zijn, een groot en goed werk zouden doen. Maar zij
blijven wachten tot de gelegenheid zich voordoet. Zij verachten de
bekrompenheid van de arme vrek die de behoeftigen ook maar het minste
misgunt. Zij zien dat hij voor zichzelf leeft en dat hij aansprakelijk
is voor de talenten die hij misbruikt. Heel voldaan zien zij de
tegenstelling tussen zichzelf en deze bekrompen mensen en ze hebben het
gevoel dat hun eigen toestand veel gunstiger is dan die van hun
laaghartige naasten. Maar zulke mensen bedriegen zichzelf. Alleen al het
bezit van onbenutte eigenschappen vergroot hun verantwoordelijkheid. Zij
die veel liefde bezitten zijn aan God verplicht deze niet alleen te
tonen aan hun vrienden, maar aan allen die hun hulp nodig hebben.
Maatschappelijke voordelen zijn talenten die gebruikt moeten worden voor
het welzijn van allen die binnen onze invloedssfeer vallen. Liefde die
slechts aan enkelen wordt bewezen, is geen liefde, maar zelfzucht. Deze
liefde zal op geen enkele wijze goed doen voor anderen of tot Gods eer
dienen. Zij die op deze wijze de talenten van hun Meester ongebruikt
laten liggen, zijn zelfs nog schuldiger dan degenen, voor wie zij
verachting koesteren. Tot hen zal worden gezegd: "Gij hebt de wil van uw
heer geweten, maar deze niet gedaan."
Talenten vermeerderen door ze te gebruiken
Talenten die gebruikt
worden vermeerderen. Succes is niet het gevolg van het toeval of van
noodlot. Het is het resultaat van Gods voorzienigheid, de beloning van
geloof en bescheidenheid, van deugd en volharding. De Heer wil dat wij
elke gave die wij bezitten zullen gebruiken, en als wij dat doen zullen
wij grotere gaven hebben om te gebruiken. Hij begiftigt ons niet op
bovennatuurlijke wijze met de eigenschappen waaraan het ons ontbreekt.
Maar terwijl wij gebruik maken van wat wij hebben, zal Hij met ons
samenwerken om elke eigenschap te vermeerderen en te versterken. Door
ieder oprecht offer dat van ganser harte voor de dienst van de Meester
wordt gebracht, zullen onze krachten toenemen. Terwijl wij ons als
werktuigen van de Heilige Geest overgeven, werkt Gods genade in ons om
oude neigingen te overwinnen, om machtige gewoonten te beheersen en
nieuwe gewoonten te vormen. Als wij gehoor geven aan de ingevingen van
de Geest, worden onze harten verruimd om meer van zijn kracht te
ontvangen en een groter en beter werk te doen. Sluimerende krachten
worden gewekt en verslapte vermogens ontvangen nieuw leven.
De ootmoedige werker die gehoorzaam acht slaat op Gods oproep kan
verzekerd zijn van goddelijke steun. Het aanvaarden van zulk een grote
en heilige verantwoordelijkheid verheft op zichzelf reeds het karakter.
Het roept de beste verstandelijke en geestelijke krachten wakker en
sterkt en zuivert verstand en hart. Het is verwonderlijk hoe sterk een
zwak mens kan worden door geloof in Gods macht, en hoe vastbesloten zijn
werk, hoe zeker de resultaten zullen zijn Wie ootmoedig met slechts een
geringe kennis begint en anderen vertelt wat hij weet, terwijl hij
ijverig zoekt naar meer kennis, zal ontdekken dat alle schatten van de
hemel tot zijn beschikking staan. Hoe meer hij zijn best doet het licht
aan anderen te brengen, des te meer licht zal hij zelf ontvangen. Hoe
meer iemand zijn best doet Gods Woord aan anderen duidelijk te maken,
uit liefde voor de mensen, des te duidelijker wordt dat Woord voor hem.
Hoe meer wij onze kennis gebruiken en onze krachten benutten, des te
meer kennis en kracht zullen wij bezitten.
Alles wat
voor Christus wordt gedaan keert als een zegen op onszelf terug. Als wij
onze middelen gebruiken tot zijn eer, zal Hij ons meer geven. Wanneer
wij ons beste doen om anderen voor Christus te winnen en hen in onze
gebeden opdragen aan God, zullen onze harten kloppen met de levend
makende invloed van Gods genade. Onze eigen liefde zal bezield zijn met
goddelijke gloed en heel ons christelijk leven zal ernstiger zijn, met
meer inhoud en meer gebed.
De waarde
van de mens wordt in de hemel bepaald overeenkomstig het vermogen van
het hart om God te kennen. Deze kennis is de bron waaruit alle kracht
vloeit. God heeft de mens zo geschapen dat elke hoedanigheid Gods geest
zou weergeven en Hij streeft er steeds naar de menselijke geest met Gods
geest in aanraking te brengen. Hij biedt ons het voorrecht samen te
werken met Christus in het bekendmaken van zijn genade aan de wereld,
opdat wij meer kennis van de hemelse dingen zullen opdoen.
Bij het opzien na ar Jezus krijgen wij een beter begrip van God en door
te zien worden wij veranderd. Goedheid en liefde voor onze medemensen
worden een tweede natuur. Wij ontwikkelen een karakter dat gelijk is aan
Gods karakter.
Naarmate wij groeien naar zijn beeld, wordt onze mogelijkheid om God te
kennen vergroot. Wij komen steeds meer in gemeenschap met de hemel en
krijgen steeds meer kracht om de rijkdom van de kennis en de wijsheid
van de eeuwigheid te ontvangen.
Het ene talent
De man
die het ene talent ontving, ging heen en begroef het in de aarde.
(Matth.25:18) Hij, die het minste ontving, liet dat ene talent
ongebruikt. Hierin ligt een waarschuwing voor iedereen die meent dat
zijn geringe bekwaamheid een verontschuldiging vormt om niet voor
Christus te werken. Vol blijdschap zouden zij iets groots voor God
doen, maar omdat zij Hem slechts in kleine dingen kunnen dienen, menen
zij zich verontschuldigd te weten als zij niets doen. Hierin vergissen
zij zich. De Heer toetst het karakter bij het uitdelen van zijn gaven.
De man die naliet zijn talent te gebruiken toonde zich een ontrouwe
dienstknecht. Als hij vijf talenten had gekregen, zou hij ze net als
dat ene begraven hebben. Het misbruik van dat ene talent liet zien dat
hij de gaven van de hemel verachtte.
"Wie in
zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw." (Luc.16:10) Het
belang van kleine dingen wordt vaak onderschat omdat het klein is.
Maar juist deze dingen verschaffen veel van de werkelijke opvoeding in
dit leven. In het christelijk leven bestaan in werkelijkheid geen
onbelangrijke zaken. Onze karaktervorming loopt groot gevaar wanneer
wij het belang van kleine dingen onderschatten.
'Wie in
zeer weinig onrechtvaardig is, is ook in veel onrechtvaardig.' Door
ontrouw in zelfs de kleinste dingen, berooft de mens zijn Maker van de
dienst waarop Hij recht heeft. Deze ontrouw valt op hem terug. Hij
laat na de genade, kracht en sterkte van karakter te bezitten, die hij
had kunnen hebben door een onvoorwaardelijke overgave aan God. Los van
Christus staat hij bloot aan Satans verzoekingen en maakt hij fouten
in het werk van zijn Meester. Omdat hij zich in kleine dingen niet
door de juiste beginselen laat leiden, schiet hij tekort om God te
gehoorzamen in de grote dingen die hij beschouwt als zijn bijzondere
taak. De gebreken, gekoesterd in de kleine dingen van het leven,
worden zichtbaar in belangrijker zaken. Hij handelt op grond van de
beginselen waaraan hij zich heeft gewend. Deze daden die steeds
terugkeren vormen gewoonten. Gewoonten vormen het karakter en door het
karakter wordt onze bestemming voor tijd en eeuwigheid bepaald.
Alleen
door trouw te zijn in kleine dingen kan de mens leren trouw te zijn
als hij groter verantwoordelijkheid draagt. God bracht Daniël en zijn
vrienden in aanraking met de groten in Babylon, opdat deze heidenen de
beginselen van de ware godsdienst zouden leren kennen. Te midden van
een natie van afgodendienaars moest Daniël Gods karakter bekendmaken.
Hoe werd hij geschikt gemaakt voor een positie van zo groot vertrouwen
en zoveel eer? Juist zijn trouw in kleine dingen gaf vorm aan heel
zijn leven. Hij eerde God in de kleinste plichten en de Heer werkte
met hem samen. Aan Daniël en zijn vrienden gaf God "kennis en verstand
van allerlei geschriften en wijsheid, terwijl Daniël inzicht had in
allerlei gezichten en dromen." (Dan.1:17)
Zoals God Daniël had geroepen om van Hem in Babylon te getuigen, roept
Hij ons nu, om zijn getuigen in deze wereld te zijn. Zowel in de
kleinste als in de grote aangelegenheden van het leven wil Hij dat wij
aan de mensen de beginselen van zijn koninkrijk bekendmaken.
In zijn
leven op aarde onderwees Christus de les om aandacht te schenken aan
kleine dingen. Het grote verlossingswerk drukte steeds op Hem. Terwijl
Hij onderwees en de mensen genas, werden de krachten van lichaam en
geest tot het uiterste op de proef gesteld. Toch merkte Hij de
eenvoudigste dingen in het leven en in de natuur op. Zijn
belangrijkste lessen waren juist die, waarin Hij door de eenvoudige
dingen uit de natuur de grote waarheden van Gods koninkrijk
illustreerde. Hij zag de behoeften van de nederigste van zijn dienaars
niet over het hoofd. Zijn oor ving iedere kreet op. Hij was zich
bewust van de aanraking van de vrouw in de schare. Zelfs de lichte
aanraking van het geloof werd beloond. Toen hij het dochtertje van
Jaïrus opwekte, herinnerde Hij de ouders eraan dat zij iets moest
eten. Toen Hij door zijn eigen macht uit het graf verrees, achtte Hij
Zich niet te groot om de grafdoeken op te vouwen en netjes op de
plaats te leggen waar Hij had gelegen.
Het werk waartoe wij als christenen zijn geroepen is het samenwerken
met Christus voor de redding van anderen. Wij hebben Hem beloofd dit
werk te doen. Als wij het verwaarlozen, laten wij zien dat wij ontrouw
zijn jegens Christus. Om echter dit werk te kunnen doen, moeten wij
zijn voorbeeld volgen en trouw, nauwlettend aandacht schenken aan de
kleine dingen. Dit is het geheim van succes in iedere tak van
christelijk werk en christelijke invloed.
God wil dat zijn volk de bovenste trede van de ladder bereikt, zodat
zij Hem verheerlijken door het bezit van de gaven die Hij wil geven.
Door Gods genade is elke voorziening voor ons getroffen om te laten
zien dat wij op betere gronden handelen dan de gronden van de wereld.
Wij moeten de wereld in verstand, in begrip, in vaardigheid en kennis
overtreffen, omdat wij geloven in God en in diens macht om aan het
menselijk hart te werken.
Zij,
die niet veel gaven bezitten, behoeven niet moedeloos te worden. Laten
zij gebruiken wat zij hebben en getrouw elke zwakke plek in hun
karakter bewaken, terwijl zij Gods genade zoeken om sterk te worden.
Wij moeten bij alles wat wij doen trouw en betrouwbaarheid tonen en de
eigenschappen, die ons in staat stellen het werk te doen, ontwikkelen.
Gewoonten van nalatigheid moeten vastberaden overwonnen worden. Velen
vinden het een voldoende excuus voor de grofste fouten als ze zich
beroepen op vergeetachtigheid. Maar bezitten zij niet als ieder ander
verstandelijke vermogens? Dan moeten zij zich oefenen om beter te
kunnen onthouden. Het is een zonde te vergeten, een zonde om nalatig
te zijn. Als u zich aanwent om nalatig te zijn, loopt u de kans uw
eigen zaligheid te veronachtzamen en komt u ten slotte tot de
ontdekking dat u niet geschikt bent voor Gods koninkrijk.
Grote waarheden moeten in kleine dingen naar voren komen. Een
daadwerkelijke godsdienst moet tot uiting komen in de gewone plichten
van het dagelijks leven. De grootste vereiste voor iedereen is
onvoorwaardelijk het Woord des Heren te gehoorzamen.
Velen
menen dat hun leven weinig nut heeft, omdat zij niet rechtstreeks met
een of ander godsdienstig werk zijn verbonden. Zij menen dat zij niets
doen om de groei van Gods koninkrijk te bevorderen. Dit is echter een
vergissing. Als zij werk doen, dat door iemand gedaan moet worden,
moeten zij zich niet beschuldigen van onbruikbaarheid in Gods grote
huishouding. De nederigste taken mogen niet verwaarloosd worden. Elk
eerlijk werk is een zegen en trouw in dat werk kan een oefening zijn
voor grotere verantwoordelijkheden.
Elk
werk, hoe nederig ook, dat voor God wordt gedaan met een volkomen
overgave van onszelf is voor Hem even aanvaardbaar als de voornaamste
dienst. Geen enkele gave is klein als deze van ganser harte en met
blijdschap wordt gegeven.
Christus gebiedt ons de taak die voor ons ligt op te nemen, waar wij
ook mogen zijn. Als het thuis is, doe dit werk dan bereidwillig en
ernstig om van het huis een aangename plaats te maken. Als u een
moeder bent, moet u uw kinderen opleiden voor Christus. Dit is net zo
goed een werk van God als het werk van de predikant op de kansel. Als
u in de keuken uw werk heeft, tracht dan een goede kok te zijn. Maak
eten klaar dat gezond, voedzaam en smakelijk is. Zoals u de beste
ingrediënten gebruikt bij het klaarmaken van het eten, moet u
bedenken dat u uw geest met de beste gedachten vult. Als u tot taak
heeft de grond te bewerken of welk ander werk u ook doet, maak uw werk
tot een succes. Houd u bezig met hetgeen u doet. Vertegenwoordig
Christus in uw werk. Doe wat Hij in uw plaats zou hebben gedaan.
Hoe
klein uw talent ook mag zijn, God heeft er een plaats voor. Als dat
ene talent verstandig gebruikt wordt, zal het zijn werk doen. Door
trouw te zijn in kleine dingen, doen wij ons deel en God zal voor ons
werken om het te vermenigvuldigen. Deze kleine dingen zullen de
belangrijkste invloeden in zijn werk worden.
Laat een levend geloof als gouden draden zichtbaar zijn bij het
verrichten van zelfs de geringste taken. Dan zal heel het dagelijks
werk de christelijke groei bevorderen en zal men steeds opzien tot
Jezus. Liefde voor Hem zal een levengevende kracht schenken aan alles
wat gedaan wordt. Zo kunnen wij ons door het juiste gebruik van onze
talenten met een gouden keten verbinden met de hemel. Dit is ware
heiligmaking, want heiligmaking bestaat uit het blijmoedig verrichten
van dagelijkse taken in volkomen gehoorzaamheid aan Gods wil.
Veel christenen wachten
echter tot hun een grote taak wordt gegeven. Omdat zij geen plaats
kunnen vinden, die aanzienlijk genoeg is om hun eerzucht te
bevredigen, schieten zij tekort om getrouw hun dagelijkse plichten te
vervullen. Deze komen hen als niet erg belangwekkend voor. Dagelijks
laten zij kansen voorbijgaan om hun trouw aan God te tonen. Terwijl
zij op een groot werk wachten, gaat het leven voorbij met onvervulde
doelstellingen en onvoltooid werk.
De talenten worden teruggegeven
'En na een lange tijd
kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen.' Wanneer de
Heer afrekening houdt met zijn slaven, zal de opbrengst van elk talent
nauwgezet nagegaan worden. Het werk dat gedaan is, openbaart de aard
van de werker.
Zij die
de vijf en de twee talenten ontvangen hebben, geven aan de Heer de
toevertrouwde gaven met rente terug. Terwijl zij dit doen, maken zij
geen aanspraak op enige verdienste. Hun talenten zijn hun
toevertrouwd. Zij hebben er andere talenten bijverdiend, maar zonder
de gegeven talenten hadden zij geen winst kunnen maken. Zij beseffen
dat zij slechts hun plicht hebben gedaan. Het kapitaal was van de Here
en de winst is voor Hem. Als de Heiland hun niet zijn liefde en genade
had betoond, zouden zij voor eeuwig verloren zijn geweest.
Maar wanneer de Meester de talenten in ontvangst neemt, prijst Hij de
werkers en beloont hen alsof het alles hun eigen verdienste was
geweest. Zijn gelaat straalt van vreugde en voldoening. Hij is
overgelukkig dat Hij hen kan zegenen. Hij beloont hen voor elke dienst
en voor elk offer, niet omdat het een schuld is die Hij moet aflossen,
maar omdat zijn hart overvloeit van liefde en tederheid.
'Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf,' zegt Hij, 'over weinig zijt
gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest
van uw heer.' De getrouwheid jegens God en de liefdevolle dienst wint
Gods goedkeuring. Elke impuls van de Heilige Geest die mensen leidt
tot goedheid en tot God, wordt opgetekend in de hemelse boeken en op
de grote dag van God zullen de werkers die Hij heeft gebruikt, beloond
worden.
Zij zullen tot het feest van hun Heer ingaan als zij in zijn
koninkrijk diegenen zien, die door hun tussenkomst zijn behouden. En
zij hebben het voorrecht te delen in zijn werk daar, omdat zij daartoe
geschikt gemaakt zijn door deel te hebben aan zijn werk op aarde. Wat
wij in de hemel zullen zijn is de weerkaatsing van wat wij hier zijn
in karakter en in geheiligde dienst. Van Zichzelf heeft Christus
gezegd: "De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden maar
om te dienen." (Matth.20:28) Dit werk dat Hij op aarde heeft gedaan,
doet Hij ook in de hemel. En onze beloning voor het samenwerken met
Christus op aarde is de grotere macht en het grotere voorrecht die
erin schuilt om met Hem in de eeuwigheid te werken.
'Nu kwam ook hij die het ene talent ontvangen had en zei: Heer, ik
wist van u dat gij een hard mens zijt, die maait waar gij niet gezaaid
hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen waar gij niet hebt uitgestrooid
En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw talent in de grond
verborgen. Hier hebt gij het uwe.'
Op deze wijze verontschuldigen de mensen zich voor hun onachtzaamheid
ten opzichte van Gods gaven. Zij zien God als streng en tiranniek, als
iemand die naar hun fouten speurt en hen met zijn oordelen treft. Zij
beschuldigen Hem dat Hij eist wat Hij nooit heeft gegeven, dat Hij
oogst waar Hij niet heeft gezaaid.
Velen beschuldigen in hun hart God ervan dat Hij een harde Meester is,
omdat Hij aanspraak maakt op hun bezittingen en hun dienst. Maar wij
kunnen God niets geven wat niet reeds van Hem is.
"Alles
komt van U,' zei koning David, 'en wij geven het U uit uw hand." (1
Kron.29:14) Alles is van God, niet alleen uit hoofde van de
schepping, maar ook door de verlossing. Alle zegeningen die wij in dit
leven en in de eeuwigheid ontvangen zijn met het kruis van Golgota
getekend. Daarom is de beschuldiging, dat God een harde Meester is,
die oogst waar Hij niet heeft gezaaid, onjuist.
De meester spreekt de beschuldiging van de slechte slaaf niet tegen,
hoewel deze onrechtvaardig is. Hij nadert hem op zijn eigen terrein en
laat hem zien dat er geen excuus is voor zijn gedrag. Er waren wegen
en middelen waardoor het talent ten bate van de eigenaar had kunnen
worden vermeerderd. 'Gij had mijn geld aan de bankiers moeten geven,'
zei hij, 'en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd
hebben.'
Onze
hemelse Vader eist niet meer of minder van ons dan waartoe Hij ons in
staat heeft gesteld. Hij legt op zijn knechten geen lasten die zij
niet kunnen dragen. "Want Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig dat
wij stof zijn." (Ps.103:14) Alles wat Hij van ons eist, kunnen wij
door zijn genade Hem geven.
"Van
een ieder wie veel gegeven is, zal veel geëist worden."
(Luc.12:48) Wij zullen ieder aansprakelijk zijn voor wat wij hadden
kunnen doen. De Heer bepaalt nauwgezet elke mogelijkheid voor zijn
dienst. De ongebruikte mogelijkheden worden in ogenschouw genomen
naast datgene waarmee gewerkt is. God stelt ons aansprakelijk voor
alles wat wij hadden kunnen worden door het juiste gebruik van onze
talenten. Wij zullen geoordeeld worden naar wat wij hadden moeten
doen, maar wat wij niet gedaan hebben omdat wij onze krachten niet tot
Gods eer hebben gebruikt. Zelfs al verliezen wij niet ons eeuwig
leven, toch zullen wij ook in de eeuwigheid de resultaten van onze
ongebruikte talenten beseffen. Alle kennis en bekwaamheid die wij
hadden kunnen winnen, maar niet hebben gewonnen, zal een eeuwig
verlies betekenen. Als wij onszelf echter volledig overgeven aan God
en in ons Werk zijn aanwijzingen opvolgen, stelt Hij Zich
aansprakelijk voor de vervulling daarvan. Hij wil niet dat wij gissen
naar het succes van onze ernstige inspanningen. Wij mogen nooit denken
aan een mislukking. Wij moeten samenwerken met Hem, die niet weet wat
falen betekent.
Wij
moeten niet spreken over onze eigen zwakheid en onbekwaamheid. Dit is
het openbaren van wantrouwen jegens God, een loochenen van zijn Woord.
Als wij morren vanwege onze lasten of de verantwoordelijkheid weigeren
die Hij ons oplegt, zeggen wij in feite dat Hij een harde Meester is
en dingen eist waartoe Hij ons geen kracht gegeven heeft.
Wij zijn licht geneigd de houding van de trage slaaf nederigheid te
noemen. Maar ware ootmoed is heel anders. Bekleed zijn met nederigheid
wil niet zeggen dat wij verstandelijk dwergen moeten zijn; dat wij
gebrek aan eerzucht hebben; dat wij lafhartig zijn in ons leven en
lasten schuwen uit vrees dat wij ze niet zullen kunnen dragen. Ware
nederigheid vervult Gods bedoelingen door te vertrouwen op zijn
kracht.
God
werkt door wie Hij wil. Soms kiest Hij de nederigste werktuigen uit om
het grootste werk te doen, want zijn kracht wordt geopenbaard door de
zwakheid van de mens. Wij hebben onze maatstaven en aan de hand
daarvan noemen wij het ene groot en het andere klein. God gebruikt
echter niet onze maatstaf. Wij moeten niet menen dat wat in ons oog
groot is, ook groot is in zijn oog, of wat wij als klein beschouwen,
ook klein is voor Hem. Het is niet aan ons om onze talenten te
beoordelen of ons werk te kiezen. Wij moeten de last opnemen die God
aanwijst, ze voor Hem dragen en altijd tot Hem gaan voor rust. Wat ons
werk ook moge zijn, God wordt geëerd door een blijmoedige dienst, die
van ganser harte wordt verricht. Hij is blij als wij onze taken
dankbaar opnemen, verheugd dat wij waardig geacht zijn om zijn
medewerkers te mogen zijn.
Het talent
weggenomen
Het
vonnis over de 'trage slaaf luidde: "Neemt hem dan het talent af en
geeft het aan hem, die de tien talenten heeft." (Matth.25:28) Evenals
bij de beloning van de trouwe werker wordt hier niet alleen aangeduid
dat in het oordeel het loon wordt gegeven, maar dat reeds in dit leven
een geleidelijk proces van beloning plaatsvindt. Zoals het in de
natuurwereld gaat, is het ook in geestelijk opzicht: elke ongebruikte
kracht verzwakt en verdwijnt. Bezigheid is de wet van het leven.
Nietsdoen betekent dood. "Maar aan een ieder wordt de openbaring van
de Geest gegeven tot welzijn van allen." (1 Cor.12:7) Als zijn gaven
gebruikt worden om anderen te zegenen, nemen ze toe. Wanneer ze alleen
voor eigen belang worden aangewend, nemen ze af en worden ten slotte
weggenomen. Wie weigert aan anderen mee te delen wat hij heeft
ontvangen, zal uiteindelijk ontdekken dat hij niets meer heeft om te
geven. Hij legt zich neer bij een proces dat met absolute zekerheid de
krachten van de ziel verkleint en ten slotte vernietigt.
Niemand
moet menen dat hij een leven van zelfzucht kan leiden om dan, na zijn
eigen belangen te hebben gediend, in te gaan in de vreugde van zijn
Heer. Zo iemand kan niet delen in de blijdschap van belangeloze
liefde. Zulke mensen zouden niet geschikt zijn voor de hemel. Zij
zouden de zuivere atmosfeer van liefde, die de hemel beheerst, niet
kunnen waarderen. De stemmen van de engelen en de muziek van hun
harpen zou hun geen voldoening geven. Voor hen zou de kennis van de
hemel een raadsel zijn.
Op de
grote oordeelsdag zullen zij, die niet voor Christus hebben gewerkt,
die maar voortgedreven zijn zonder verantwoordelijkheid te dragen en
die alleen aan zichzelf hebben gedacht - alleen zichzelf hebben
behaagd - door de Rechter der gehele aarde geplaatst worden bij
degenen die het kwade hebben bedreven. Over hen wordt hetzelfde
oordeel uitgesproken.
Velen
die voorgeven dat zij christenen zijn, veronachtzamen Gods aanspraken
en hebben toch niet het gevoel dat zij hier een fout begaan. Zij weten
dat de lasteraar, de moordenaar en de overspelige straf verdienen;
maar wat henzelf aangaat, zij genieten van de godsdienstoefeningen.
Zij horen graag naar het evangelie als dit wordt gepredikt en menen
daarom dat zij christenen zijn. Hoewel zij hun leven hebben
doorgebracht met voor zichzelf te zorgen, zullen zij even verbaasd
zijn als de ontrouwe slaaf uit de gelijkenis, toen deze het vonnis
hoorde: 'Neemt hem het talent af.' Evenals de joden maken zij de
vergissing dat zij hun zegeningen niet gebruiken, maar er alleen zelf
van genieten.
Velen
die zich verontschuldigen omdat zij niet voor Christus werken, geven
als reden op dat zij niet geschikt zijn voor dit werk. Heeft God hen
zo onbekwaam gemaakt? Ooh nee. Deze onbekwaamheid is het gevolg van
hun eigen nietsdoen en hun bewuste keus. In hun eigen karakter
verwerkelijken zij reeds de gevolgen van het vonnis: 'Neemt hem het
talent af.' Het aanhoudend misbruiken van hun talenten zal ten slotte
in hun leven het werk van de Heilige Geest blussen. Deze Geest is hun
enige verlichting. Het vonnis: 'Werpt de onnutte slaaf uit in de
buitenste duisternis' plaatst Gods zegel op de keuze die zijzelf voor
eeuwig hebben gedaan.
("Lessen uit het leven van alledag" - Hoofdst.25 - E.G.White)