"Gelooft gij? Gij zult
grotere dingen zien dan deze." (Joh.1:51)
De gave van Christus op
het bruiloftsfeest was een symbool. Het water stelde voor de doop in
Zijn dood; de wijn het vergieten van Zijn bloed voor de zonden der
wereld. Het water om de vaten te vullen werd aangedragen door
mensenhanden, maar alleen de woorden van Christus konden er de
levengevende kracht aan geven. Zo is het ook met de plechtige
handelingen die wijzen op de dood van de Heiland. Alleen door de
kracht van Christus, die door het geloof werkt, hebben zij kracht om
de ziel te voeden.
Het woord van Christus
gaf ruim voldoende voorraad voor het feest. Zo overvloedig is ook de
voorziening van Zijn genade om de ongerechtigheden van de mens uit
te wissen en de ziel te vernieuwen en te schragen.
Bij het eerste feest,
dat Hij te samen met Zijn discipelen bijwoonde, gaf Jezus hun de
beker die het symbool was van Zijn werk voor hun behoud. Bij het
laatste Avondmaal gaf Hij die beker wederom bij de instelling van
die heilige handeling waardoor Zijn dood verkondigd zou worden
"totdat Hij komt." (1 Cor.11:26)
En de smart van de
discipelen, toen zij moesten scheiden van hun Here, werd gestild
door de belofte van hereniging, toen Hij zei: "Ik zal van nu aan
voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op
die dag dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het koninkrijk Mijns
Vaders". (Matth.26:29)
De wijn die Christus
schonk voor het feest, en de wijn die Hij aan Zijn discipelen gaf
als een symbool van Zijn eigen bloed, was zuiver druivensap Hiervan
spreekt de profeet Jesaja, wanneer hij spreekt van nieuwe wijn "in
een druiventros", en zegt: "Verderf hem niet, want er ligt een zegen
in."(Jes.65:8)
Het was Christus, Die in
het Oude Testament Israël de waarschuwing gaf : "De wijn is een
spotter, de drank een luidruchtige, ieder die zich daaraan
overgeeft, is onwijs." (Spr.20:1)
En Hijzelf gaf de mensen
niet een dergelijke drank. Satan verleidt de mensen om te zwelgen in
datgene wat het verstand benevelt en de geestelijke opvattingen
afstompt, maar Christus leert ons om de lagere natuur te overwinnen.
Zijn gehele leven was een voorbeeld van zelfverloochening. Om de
macht van de eetlust te breken, doorstond Hij om onzentwille de
zwaarste beproeving die een mens te verdragen kan krijgen. Het was
Christus, Die aanwijzingen gaf dat Johannes de Doper wijn noch
sterke drank zou drinken. Hij was het Die een dergelijke
geheelonthouding oplegde aan de vrouw van Manoah. En Hij sprak een
vloek uit over de man die de fles zou brengen aan de lippen van zijn
naaste. Christus sprak Zijn eigen leer niet tegen. De ongegiste wijn
die Hij verschafte aan de bruiloftsgasten, was een gezonde,
verfrissende drank. De uitwerking daarvan bracht de smaak in
harmonie met een gezonde eetlust.
Terwijl de gasten op het
feest opmerkingen maakten over de kwaliteit van de wijn. werden er
vragen gesteld die van de dienaars een verklaring over het wonder
vereisten. Een tijdlang was het gezelschap te zeer verbaasd om te
denken aan Degene Die dat wonderwerk had verricht. Toen ze Hem
eindelijk zochten, ontdekte men, dat Hij Zich zó rustig had
teruggetrokken, dat zelfs Zijn discipelen het niet opgemerkt hadden.
De aandacht van het gezelschap richtte zich nu op Zijn discipelen.
Voor de eerste maal hadden zij de gelegenheid om te getuigen van hun
geloof In Jezus. Zij vertelden wat ze gehoord en gezien hadden bij
de Jordaan, en in veler harten leefde de hoop op, dat God een
bevrijder voor Zijn volk had doen opstaan. Het nieuws over het
wonder verspreidde zich in dat gehele gebied, en bereikte ook
Jeruzalem. Met nieuwe belangstelling onderzochten de priesters en de
oudsten de profetieën over de komst van de Christus. Er was een
vurig verlangen om de zending te leren kennen van deze nieuwe
leraar, die op zulk een onopvallende wijze onder het volk verscheen.
Het dienstwerk van
Christus stond in opvallende tegenstelling met het werk van de
Joodse oudsten. Hun zorg voor overlevering en vormendienst had
iedere werkelijke vrijheid in gedachten en daden vernietigd. Zij
leefden in een voortdurende vrees voor verontreiniging. Om contact
met de "onreinen" te vermijden, hielden ze zich afzijdig niet alleen
van de heidenen, maar van het grootste deel van hun eigen volk, en
ze trachtten hun geen goed te doen noch hun vriendschap te winnen.
Door zich voortdurend met deze zaken bezig te houden, hadden ze de
groei van hun geest belemmerd en hun gezichtskring vernauwd. Hun
voorbeeld moedigde zelfzucht en onverdraagzaamheid aan onder alle
lagen van de bevolking.
Jezus begon het
hervormingswerk door een groot medeleven met de mensen te tonen.
Terwijl Hij de grootste eerbied voor de wet Gods aan de dag legde,
berispte Hij de schijnvroomheid van de Farizeeën, en trachtte het
volk vrij te maken van de zinloze voorschriften waardoor ze gebonden
waren. Hij trachtte de scheidsmuren af te breken die de
verschillende lagen van de maatschappij scheidden, zodat Hij de
mensen zou kunnen samenbrengen als de kinderen van één gezin. Zijn
aanwezigheid op het bruiloftsfeest was bedoeld als een stap in die
richting.
God had Johannes de
Doper aanwijzingen gegeven om in de woestijn te blijven, opdat hij
op die wijze beschermd zou zijn tegen de invloed van de priesters en
rabbi's, en voorbereid zou worden voor een bijzondere opdracht. Maar
de strengheid en afzondering waarin hij leefde, waren geen voorbeeld
voor het volk. Johannes zelf had zijn toehoorders niet bevolen, ze
hun bestaande werkzaamheden moesten verlaten.
Hij smeekte hun, blijk
te geven van hun berouw door God getrouw te zijn op de plaats waar
Hij hen geroepen had.
Jezus bestrafte
genotzucht in al zijn vormen, maar toch was Hij een gemeenschapsmens
van nature. Hij aanvaardde de gastvrijheid van alle lagen der
bevolking, bezocht de huizen van de rijken en de armen, van de
geleerden en de onwetenden, en zocht hun gedachten te verheffen
vanuit de vragen van het gewone leven tot de dingen die geestelijk
en eeuwig zijn. Hij gaf Zijn goedkeuring niet aan losbandigheid, en
geen spoor van wereldse lichtzinnigheid bevlekte Zijn gedrag; toch
vond Hij vreugde in tonelen van onschuldig geluk en heiligde door
Zijn aanwezigheid de gezellige bijeenkomst. Een Joods huwelijk was
een indrukwekkende gebeurtenis, en de vreugde daarvan mishaagde de
Zoon des mensen niet. Door dit feest bij te wonen, eerde Jezus het
huwelijk als een goddelijke instelling.
Zowel in het Oude als in
het Nieuwe Testament wordt de huwelijksband gebruikt om de tedere en
heilige eenheid voor te stellen die tussen Christus en Zijn volk
bestaat. In de gedachten van Jezus wezen de feestelijkheden bij de
bruiloft vooruit op de vreugde van die dag wanneer Hij Zijn bruid
zal thuishalen in het huis Zijns Vaders, en wanneer de verlosten
niet de Verlosser zullen aanzitten aan het bruiloftsmaal des Lams.
Hij zegt: "Zoals de bruidegom zich over de bruid verblijdt, zal uw
God Zich over u verblijden." Jes.62:5) "Men zal u niet meer noemen:
Verlatene... maar gij zult genoemd worden : Mijn Welgevallen... Want
de Here heeft een welgevallen aan u." (62:4) "Hij zal Zich over u
niet vreugde verblijden; Hij zal zwijgen in Zijn liefde; Hij zal
over u juichen niet gejubel." (Zef.3:17)
Toen aan de apostel
Johannes het visioen over de hemelse dingen gegeven werd, schreef
hij :. "En ik hoorde als een stem van een grote schare en als een
stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen,
zeggende : Halleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft
het koningschap aanvaard. Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven
en Hem de eer geven, want de bruiloft des Lams is gekomen en Zijn
vrouw heeft zich gereedgemaakt" (Openb.19:6,7)
Zalig zij die genodigd
zijn tot het bruiloftsmaal des Lams.'' (Openb.19:9)
Jezus zag in iedere ziel
iemand die de uitnodiging tot Zijn koninkrijk gegeven moest worden.
Hij bereikte de harten der mensen door Zich onder hen te begeven als
Iemand Die het beste met hen voor had. Hij zocht hen op aan de
openbare weg, in hun huizen, op de schepen, in de synagoge, aan de
oever van het meer en op het bruiloftsfeest. Hij ontmoette hen bij
hun dagelijkse bezigheden, en toonde belangstelling voor hun aardse
belangen. Hij bracht Zijn onderricht in het huisgezin, door gezinnen
in hun eigen huis onder de invloed van Zijn goddelijke
tegenwoordigheid te brengen. Zijn sterk persoonlijk medeleven hielp
de harten te winnen. Hij trok Zich dikwijls terug in de bergen voor
een gebed in de eenzaamheid, maar dit was een voorbereiding voor
Zijn arbeid onder de mensen in het drukke leven. Na deze uren keerde
Hij terug om zieken verlichting te schenken, de onwetenden onderwijs
te geven, en de ketenen van de gevangenen van Satan te verbreken.
Door persoonlijk contact
en persoonlijke omgang gaf Jezus Zijn discipelen onderricht. Soms
leerde Hij hen, terwijl Hij tussen hen zat op de berghelling; soms
bij het meer of wanneer ze langs de wegen gingen, openbaarde Hij hun
de geheimen van het koninkrijk Gods. Hij bepreekte hen niet zoals de
mensen dat in onze tijd doen. Overal waar harten openstonden om de
goddelijke boodschap aan te nemen, verklaarde Hij de waarheden over
de weg des heils. Hij gaf Zijn discipelen geen bevel dit of dat te
doen, maar Hij zei: "Volg Mij." (Matth.9:9)
Op Zijn tochten door het
land en door de steden nam Hij hen met Zich mee, opdat ze zouden
zien hoe Hij de mensen leerde. Hij verbond hun belang niet het
Zijne, en zij sloten zich bij Hem aan in het werk.
Het voorbeeld dat
Christus gaf door Zichzelf één te maken niet de belangen der mensen,
moet worden opgevolgd door allen die Zijn Woord prediken en door
allen die het evangelie van Zijn genade ontvangen lebben. Wij moeten
de omgang met mensen niet verzaken. We mogen onszelf niet van
anderen afzonderen. Om alle lagen der bevolking te kunnen bereiken,
moeten we ze tegemoetkomen op de plaats waar ze zich bevinden. Ze
zullen ons zelden uit eigen beweging opzoeken. Niet alleen vanaf de
kansel worden de harten der mensen geraakt door de goddelijke
waarheid. Er is een ander arbeidsveld, misschien nederiger, maar
even veelbelovend. Dat vinden we in de huizen van de nederiger en in
de villa's van de groten; aan de gastvrije tafel en in de
bijeenkomsten voor onschuldig onderling genoegen.
Als discipelen van
Christus mogen we ons niet in de wereld begeven alleen uit liefde
voor plezier, om ons met hen te verenigen in hun dwaasheid. Zulke
omgang kan alleen maar uitlopen op nadeel. We mogen aan zonde nooit
onze goedkeuring hechten door onze woorden of daden, ons zwijgen of
onze aanwezigheid.
Waar we ook heengaan, we
moeten Jezus met ons meenemen, en aan anderen de onschatbare waarde
van onze Heiland openbaren. Maar zij die trachten hun godsdienst te
bewaren door die te verbergen tussen de stenen muren, laten kostbare
gelegenheden om goed te kunnen doen, aan zich voorbijgaan. Door de
omgang in het dagelijks leven met anderen komt het christendom in
aanraking met de wereld. Ieder die hemels licht heeft ontvangen moet
het pad opklaren van hen die het Licht des levens niet kennen.
We moeten allen getuigen
van Jezus worden. Maatschappelijke invloed, geheiligd door de genade
van Christus, moet gebruikt worden tot het winnen van zielen voor de
Heiland. Laat de wereld zien dat wij niet zelfzuchtig in beslag
genomen worden door onze eigen belangen, maar dat wij ernaar
verlangen dat anderen zullen delen in onze zegeningen en
voorrechten. Laat hun zien, dat onze godsdienst ons niet ongevoelig
of uitgerekend maakt. Laten allen die belijden Christus gevonden te
hebben, dienen zoals Hij dat deed voor het welzijn van de mensen.
We mogen nooit de wereld
de verkeerde indruk geven, dat christenen sombere, ongelukkige
mensen zijn. Wanneer onze ogen op Jezus gericht zijn, zullen we een
barmhartig Verlosser zien, en we zullen het licht ontvangen dat van
Zijn aangezicht straalt. Waar Zijn geest regeert, vertoeft de vrede.
En daar zal ook vreugde zijn, want daar is een kalm, heilig
vertrouwen in God.
Christus verheugt Zich
over Zijn volgelingen, wanneer zij tonen dat, hoewel ze menselijk
zijn, ze deelhebben aan de goddelijke natuur. Zij zijn geen
standbeelden, maar levende mannen en vrouwen. Hun hart, verfrist
door de dauw der goddelijke genade, opent zich en groeit in het
licht van de Zon der Gerechtigheid. Zij kaatsen het licht dat op hen
schijnt, terug op anderen in werken die stralen van liefde van
Christus. ("Wens der eeuwen" - E.G.White)