Dagen van strijd (9)
Vanaf zijn eerste levensjaren
werd het Joodse kind omringd door de inzettingen van de rabbi's. Er werden
strenge regels gegeven voor iedere daad, zelfs tot de kleinste
bijzonderheden van het leven toe. Door de leraars in de synagogen werd de
jeugd onderwezen in de talloze voorschriften waarvan men verwachtte dat
orthodoxe joden ze in acht zouden nemen. Maar Jezus hield Zich met deze
dingen niet bezig. Van Kind af aan handelde Hij onafhankelijk van de wetten
van de rabbi's. Hij bestudeerde voortdurend de Schriften van het Oude
Testament, en de woorden "Zo zegt de Here", waren aanhoudend op Zijn lippen.
Terwijl de toestand van het
volk duidelijk werd voor Zijn geest, zag Hij dat de eisen van de gemeenschap
en de eisen van God voortdurend met elkaar in botsing kwamen. De mensen
dwaalden af van het Woord van God en verheerlijkten theorieën die ze zelf
hadden uitgedacht. Zij hielden zich aan traditionele plechtigheden die geen
enkel nut hadden. Hun godsdienst was zuiver een reeks ceremoniën; de heilige
waarheden die deze had moeten inprenten, bleven voor de aanbidders
verborgen. Hij zag dat ze geen vrede vonden in de diensten waaraan geen
geloof te pas kwam. Zij kenden niet de vrijheid van geest die ze zouden
ontvangen wanneer ze God in waarheid zouden dienen. Jezus was gekomen om te
leren wat de betekenis was van het aanbidden van God, en Hij kon Zijn
goedkeuring niet eraan hechten dat menselijke inzettingen vermengd werden
met goddelijke voorschriften. Hij viel de inzettingen of praktijken van de
geleerde leraars niet aan, maar wanneer Hij om Zijn eigen eenvoudige
gewoonten werd berispt, bracht Hij het Woord van God als een rechtvaardiging
van Zijn daden.
Op allerlei vriendelijke en
nederige wijzen trachtte Jezus de mensen met wie Hij in contact kwam, te
behagen. Omdat Hij zo vriendelijk en bescheiden was, meenden de
schriftgeleerden en oudsten dat Hij Zich wel gemakkelijk door hun leer zou
laten beïnvloeden. Zij drongen er bij Hem op aan dat Hij de stelregels en
inzettingen die hun door de oude rabbi's waren overgeleverd, zou aanvaarden,
maar Hij vroeg naar hun gezag uit de Heilige Schrift.
Hij wilde luisteren naar
ieder woord dat uit de mond Gods uitgaat, maar Hij kon niet gehoorzamen aan
de verzinsels van mensen. Het scheen dat Jezus de Schriften van het begin
tot het einde kende, en Hij toonde hun ware betekenis aan. De rabbi's
schaamden zich, onderricht te wordoor een kind. Zij beweerden, dat het hun
ambt was om de Schriften te verklaren en dat Hij slechts hun uitleg behoorde
aan te nemen. Zij waren verontwaardigd dat Hij Zich tegen hun woorden te
weer zou stellen.
Zij wisten dat ze in de
Schriften geen grond voor hun overleveringen konden vinden. Zij beseften dat
Jezus veel verder gevorderd was dan zij, wanneer het ging om het begrip van
de geestelijke dingen. Toch waren ze boos, omdat Hij niet gehoorzaamde aan
hun voorschriften. Toen ze er niet in slaagden Hem te overtuigen, zochten ze
Jozef en Maria op en vertelden hun over Zijn gebrek aan meegaandheid. Zo had
Hij verwijten en straf te dragen.
Reeds zeer jong begon Jezus
Zelf handelend op te treden waar het de vorming van Zijn karakter betrof, en
zelfs niet Zijn liefde en eerbied voor Zijn ouders konden Hem van Gods Woord
doen afdwalen. "Er staat geschreven" was Zijn reden voor iedere daad die van
de gewoonten in het gezin afweek. Maar de invloed van de rabbi's maakte Zijn
leven bitter. Reeds in Zijn jeugd moest Hij de moeilijke les van zwijgen en
geduldig verdragen leren.
Zijn broers, zoals de zonen
van Jozef genoemd werden, kozen de zijde van de rabbi's. Zij stonden erop,
dat men zich hield aan de overleveringen, alsof deze eisen Gods waren. Zij
achtten zelfs de voorschriften van mensen. hoger dan het Woord van God, en
zij ergerden zich bijzonder aan de scherpzinnige wijze waarop Jezus
onderscheid maakte tussen de valse en de ware. Zij veroordeelden Zijn
strikte gehoorzaamheid aan de wet van God als eigenzinnigheid. Zij waren
verbaasd over de wijsheid en kennis die Hij aan de dag legde, wanneer Hij de
rabbi's antwoordde. Zij wisten dat Hij geen onderwijs van de wijze mannen
had genoten, maar ze moesten toch wel inzien, dat Hij hun leraar was. Zij
zagen in, dat Zijn opvoeding op een hoger plan stond dan de hunne. Maar ze
merkten niet op, dat Hij toegang had tot de boom des levens, een bron van
kennis waarvan zij niets afwisten.
Christus hield Zich niet
afzijdig, en Hij had in het bijzonder de Farizeeën aanstoot gegeven door in
dit opzicht af te wijken van hun zeer strenge regels. Hij bemerkte dat het
terrein van de godsdienst door hoge muren van de wereld was afgesloten, als
een zaak die te heilig was voor het leven van iedere dag. Deze scheidsmuren
wierp Hij neer. In Zijn omgang met de mensen vroeg Hij niet : Wat gelooft u?
Tot welke kerk behoort u? Hij stelde Zijn helpende kracht ter beschikking
van allen die hulp nodig hadden. In plaats van Zichzelf in een
kluizenaarshut op te sluiten om Zijn hemels karakter aan te tonen, werkte
Hij ernstig voor de mensheid. Hij legde de nadruk op het beginsel dat
bijbelse godsdienst niet bestaat in het versterven van het lichaam. Hij
leerde dat zuivere onbevlekte godsdienst niet alleen bedoeld is voor
vastgestelde tijden en bijzondere gelegenheden. Te allen tijde en overal
legde Hij een liefdevolle belangstelling voor de mensen aan de dag en zo
verspreidde Hij een licht van blijde vroomheid om Zich heen. Dit alles was
een terechtwijzing voor de Farizeeën. Het liet zien dat godsdienst niet
bestaat uit zelfzucht, en dat hun ziekelijk vasthouden aan eigenbelang verre
van ware godsvrucht was. Dit wekte hun vijandschap jegens Jezus op, zodat
zij trachtten Hem te dwingen zich bij hun bepalingen aan te passen.
Jezus werkte om al het lijden
dat Hij zag, te verlichten. Hij had slechts weinig geld om weg te geven,
maar dikwijls ontzegde Hij Zichzelf voedsel om hen te helpen die het meer
nodig schenen te hebben dan Hij. Zijn broers voelden dat Zijn invloed de
hunne in hoge mate tegenwerkte. Hij bezat een tact die geen van hen had of
wenste te hebben. Wanneer ze ruw spraken tot arme gedegenereerde mensen,
zocht Jezus juist die mensen op en sprak woorden van bemoediging tot hen.
Aan hen die daaraan behoefte hadden, gaf Hij een beker koud water en legde
Hij rustig Zijn eigen voedsel in hun handen. Terwijl Hij hun lijden
verlichtte, werden de waarheden die Hij leerde, verbonden met Zijn
barmhartige daden, en zo in het geheugen gegrift.
Dit alles mishaagde Zijn broeders. Daar zij ouder waren dan Jezus, waren ze
van mening, dat Hij naar hen moest luisteren. Zij beschuldigden Hem ervan
dat Hij meende beter te zijn dan zij, en zij berispten Hem omdat Hij Zich
stelde boven hun leraars en de priesters en de leiders van het volk.
Dikwijls dreigden ze Hem en trachtten zij Hem bang te maken. Maar Hij ging
voort en nam de Schriften tot Zijn gids.
Jezus had Zijn broeders lief en behandelde hen met voortdurende
vriendelijkheid, maar zij waren afgunstig op Hem en legden een vastbesloten
ongeloof en verachting aan de dag. Zij konden Zijn gedrag niet begrijpen.
Zij zagen grote tegenstellingen in Jezus. Hij was de goddelijke Zoon van
God, en toch was Hij een hulpeloos kind. De Schepper der werelden was Hij de
aarde was Zijn bezit, en toch kenmerkte armoede Zijn leven van stap tot
stap. Hij bezat een waardigheid en een persoonlijkheid die volkomen
onderscheiden waren van aardse trots en aanmatiging; Hij jaagde niet naar
aardse grootheid, en zelfs op de laagste plaats was Hij tevreden. Dit maakte
Zijn broeders boos. Zij konden Zijn voortdurende rust tijdens beproeving en
verlies niet verklaren. Zij wisten niet, dat Hij om onzentwille arm geworden
was, opdat wij "door Zijn armoede rijk" zouden "worden". (2 Cor.8:9) Zij
konden evenmin het geheim van Zijn zending begrijpen als de vrienden van Job
eertijds diens vernedering en lijden konden vatten.
Jezus werd door Zijn broeders
verkeerd begrepen, omdat Hij niet was zoals zij. Zijn maatstaf was hun
maatstaf niet. Door op de mensen te zien, hadden zij zich van God afgewend,
en kenden ze niet Zijn kracht in hun leven. De vormen van uiterlijke
godsdienst waaraan zij zich hielden, konden het karakter niet veranderen.
Zij gaven "tienden van de munt, de dille en de komijn", maar zij hadden "het
gewichtigste van de wet verwaarloosd: het oordeel en de barmhartigheid en de
trouw." (Matth.23:23)
Het voorbeeld dat Jezus hun
gaf, was hun een voortdurende ergernis. Hij haatte slechts één ding op de
wereld, en dat was de zonde. Zonder smart, die Hij onmogelijk kon verbergen,
kon Hij geen getuige zijn van een verkeerde daad. Het contrast tussen de
mensen die zich aan de vormendienst hielden, wier schijnheiligheid de liefde
verborg die ze koesterden voor de zonde, en een karakter waarin ijver voor
Gods eer overheerste, moest wel duidelijk blijken. Omdat het leven van Jezus
het boze veroordeelde, ondervond Hij tegenstand, zowel in huis als
daarbuiten. Over Zijn onzelfzuchtigheid en onomkoopbaarheid sprak men
spottend. Zijn verdraagzaamheid en vriendelijkheid werden met "lafheid"
betiteld.
Van al het bittere dat de mensen ten deel kan vallen, proefde Christus ieder
deel. Er waren mensen die trachtten Hem vanwege Zijn geboorte verachtelijk
af te wijzen, en zelfs als kind moest Hij reeds minachtende blikken en boos
gefluister verdragen. Wanneer Hij daarop met een ongeduldig woord of een
boze blik zou hebben geantwoord, wanneer Hij Zijn broeders ook maar door één
verkeerde daad zou hebben toegeven, zou Hij er niet in geslaagd zijn een
volmaakt voorbeeld te geven. Dan zou Hij er ook niet in geslaagd zijn het
plan voor onze verlossing ten uitvoer te brengen. Zelfs wanneer Hij
toegegeven zou hebben dat er een verontschuldiging voor de zonde mogelijk
was, dan zou Satan getriomfeerd hebben en de wereld zou verloren zijn
geweest. Daarom trachtte de verleider Zijn leven zo moeilijk mogelijk te
maken, zodat Hij tot zonde gebracht zou kunnen worden.
Maar op iedere verzoeking had
Hij slechts één antwoord : "Er staat geschreven". Zelden bestrafte Hij een
of andere verkeerde daad van Zijn broeders, maar Hij had hen een woord van
God te zeggen. Dikwijls werd Hij beschuldigd van lafheid wanneer Hij
weigerde met hen samen iets verkeerds te doen, maar Zijn antwoord luidde: Er
staat geschreven : "De vreze des Heren, dat is wijsheid, en van het kwade te
wijken, is inzicht". (Job.28:28)
Er waren enkele mensen die Zijn gezelschap zochten, daar ze vrede hadden in
Zijn bijzijn, maar velen vermeden Hem, omdat ze door Zijn vlekkeloos leven
werden terechtgewezen. Jonge vrienden drongen er bij Hem op aan, dat Hij zou
doen zoals zij deden. Hij was vrolijk en opgewekt, zij verheugden zich
erover wanneer Hij bij hen was en ze luisterden graag naar Zijn gevatte
ideeën, maar zij hadden geen geduld met Zijn gewetensbezwaren, en beweerden
dat Hij bekrompen en stijf was. Jezus antwoordde: Er staat geschreven :
"Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar Uw
Woord" (Ps.119:9) Ik berg Uw Woord in mijn hart, opdat ik tegen U niet
zondige." (Ps.119:11)
Dikwijls stelde men Hem de
vraag : Waarom wil je toch zo graag een uitzondering zijn, zo anders dan wij
allen? Er staat geschreven, antwoordde Hij : "Welzalig zij die onberispelijk
van wandel zijn, die in de wet des Heren gaan. Welzalig zij die Zijn
getuigenissen bewaren, die Hem van ganser harte zoeken; die ook geen onrecht
plegen, maar wandelen in Zijn wegen". (Ps.119:1-3)
Wanneer men Hem de vraag stelde, waarom Hij niet meedeed met de grappen van
de jonge mensen in Nazareth, zei Hij : Er staat geschreven : "In de weg Uwer
getuigenissen verblijd ik mij als over allerlei rijkdom. Uw bevelen zal ik
overdenken en op Uw paden zal ik letten. In Uw inzettingen zal ik mij
verlustigen, Uw woord zal ik niet vergeten". (Ps.119:14-16)
Jezus streed niet voor Zijn
rechten. Dikwijls werd Zijn werk zonder noodzaak zwaar gemaakt, omdat Hij
gewillig was en niet klaagde. Toch faalde Hij niet en Hij werd niet
ontmoedigd. Hij stond boven die moeilijkheden, alsof Hij verkeerde in het
licht van Gods aangezicht. Hij nam geen wraak wanneer Hij ruw behandeld
werd, maar droeg de beledigingen geduldig.
Steeds weer stelde men Hem de vraag: Waarom laat je het toe, dat men je zo
schandelijk behandelt en misbruik van je maakt, zelfs je broers? Er staat
geschreven, zei Hij : "Mijn zoon, vergeet Mijn onderwijzing niet en uw hart
beware Mijn geboden, want lengte van dagen, en jaren van leven, en vrede
zullen zij u vermeerderen. Dat liefde en trouw u niet verlaten! Bind ze om
uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart, dan zult gij genegenheid en
goedkeuring verwerven in de ogen van God en mensen". (Spr.3:1-4)
Vanaf de tijd dat Zijn ouders Hem in de tempel hadden gevonden, was Zijn
handelwijze een mysterie voor hen. Hij bond met niemand de strijd aan, maar
Zijn voorbeeld was een voortdurende les. Hij scheen iemand te zijn die
alleen stond. Zijn gelukkigste uren waren, wanneer Hij alleen was met de
natuur en met God. Steeds wanneer Hij dat voorrecht had, wendde Hij Zich van
het toneel van Zijn arbeid af om de velden in te gaan, om te peinzen in de
groene dalen, om op een berghelling of tussen de bomen in het bos
gemeenschap met God te herben. Vroeg in de morgen kon men Hem dikwijls op
een eenzame plaats vinden, waar Hij mediteerde, de Schriften onderzocht of
in gebed verzonken was. Na deze rustige uren keerde Hij naar huis terug om
Zijn plichten weer waar te nemen en een voorbeeld te zijn in geduldige
arbeid.
Het leven van Christus werd
door eerbied en liefde voor Zijn moeder gekenmerkt. Maria geloofde in haar
hart dat het heilige Kind dat uit haar geboren was, de lang beloofde Messias
was, maar ze durfde haar geloof niet onder woorden te brengen. Gedurende
Zijn gehele aardse leven deelde zij in Zijn lijden. Ze zag met smart de
beproevingen die in Zijn kinder- en jongelingsjaren over Hem kwamen. Door
haar verdediging van datgene waarvan zij wist dat het goed was in Zijn
optreden, bracht zij zichzelf soms in een moeilijke positie. Ze beschouwde
de omgang thuis en de tedere wakende zorg van de moeder over haar kinderen
als iets dat van zeer groot belang was voor de vorming van het karakter. De
zonen en dochters van Jozef wisten dit, en door een beroep te doen op haar
zorg, probeerden ze de gewoonten van Jezus naar hun eigen maatstaf te
veranderen.
Maria onderhield zich
dikwijls met Jezus over deze dingen en drong bij Hem erop aan dat Hij Zich
aan de gebruiken van de rabbi's zou houden. Maar Hij kon niet overreed
worden een verandering te brengen in Zijn gewoonten de werken van God te
overdenken, en het pogen verlichting te brengen in het lijden van mensen en
zelfs van stomme dieren. Wanneer de priesters en de leraars Maria's hulp
inriepen om toezicht op Jezus uit te oefenen, was zij zeer verontrust; maar
er kwam vrede in haar hart, wanneer Hij haar Schriftgedeelten voorhield die
Zijn gewoonten goedkeurden.
Bij tijden aarzelde ze tussen
Jezus en Zijn broers, die niet geloofden dat Hij de Afgezant- van God was,
maar er was overvloedig bewijs dat Zijn karakter goddelijk was. Ze zag hoe
Hij Zichzelf opofferde om anderen te helpen. Zijn aanwezigheid maakte de
atmosfeer in huis zuiverder, en Zijn leven was als zuurdesem dat werkte in
hun gemeenschap. Onschuldig en onbevlekt wandelde Hij te midden van de
onnadenkende, ruwe en onbeleefde mensen; tussen de onrechtvaardige
tollenaars, de roekeloze verkwisters, de onrechtvaardige Samaritanen, de
heidense soldaten, de ruwe buren en de bonte menigte. Hij sprak hier en daar
een woord van medeleven, wanneer Hij zag dat mensen vermoeid waren, maar
gedwongen werden zware lasten te dragen. Hij deelde hun lasten en verhaalde
aan hen de lessen die Hij uit de natuur geleerd had over de liefde, de
vriendelijkheid, de goedheid van God.
Hij leerde allen dat ze
zichzelf moesten beschouwen als mensen die kostbare talenten ontvangen
hadden, die, wanneer ze op de juiste wijze gebruikt werden, hun van de
hemelse rijkdommen zouden verzekeren. Hij verwijderde alle ijdelheid uit het
leven, en leerde door Zijn eigen voorbeeld dat ieder ogenblik van het leven
geladen is met gevolgen voor de eeuwigheid, dat we daarvoor moeten zorg
dragen als voor een schat en het moeten gebruiken voor heilige doeleinden.
Hij ging geen enkel mens als waardeloos voorbij, maar trachtte voor iedere
ziel het reddende geneesmiddel aan te wenden. In welk gezelschap Hij Zich
ook bevond, Hij leerde hun een les die aan tijd en omstandigheden was
aangepast. Hij trachtte de meest ruwe en onbuigzame mensen te bezielen met
hoop, door hun de verzekering voor te houden dat ze onberispelijk en
vlekkeloos konden worden, en zulk een karakter konden verkrijgen, dat men
zou kunnen zien dat zij kinderen Gods waren. Dikwijls ontmoette Hij mensen
die in de macht van Satan waren geraakt en die de kracht niet hadden om zich
uit zijn strikken los te rukken. Tot zo iemand, die ontmoedigd, ziek,
verzocht en gevallen was, sprak Jezus dan woorden van teder medeleven,
woorden die nodig waren en begrepen konden worden. Hij ontmoette ook
anderen, die een strijd van man tegen man voerden tegen de vijand der
zielen. Zulke mensen moedigde Hij aan om vol te houden, en verzekerde hun,
dat ze zouden overwinnen, omdat de engelen Gods aan hun zijde waren en hun
de overwinning zouden geven. De mensen die Hij op deze wijze hielp, Waren
ervan overtuigd dat Hij Iemand was Die zij volkomen konden vertrouwen. Hij
zou de geheimen die zij Hem mededeelden, niet verraden.
Jezus was de genezer van het
lichaam evenals van de ziel. Hij stelde belang in elk lijden dat onder Zijn
aandacht kwam, en aan iedere lijder bracht Hij verlichting, daar er een
verzachtende balsem in Zijn vriendelijke woorden was. Niemand kon zeggen dat
Hij een wonder had verricht, maar een kracht - de genezende kracht der
liefde - ging van Hem uit tot de zieken en wanhopigen. Zo werkte Hij, vanaf
de tijd dat Hij nog een kind was, op onopvallende wijze voor de mensen.
Daarom ook luisterden zo velen vol vreugde naar Hem, nadat Hij Zijn openbaar
dienstwerk was begonnen.
Toch wandelde Jezus in Zijn
kinderjaren, in Zijn jeugd en als man, alleen. In Zijn reinheid en trouw
trad Hij de wijnpers alleen, en van de mensen was er niemand met Hem. Hij
droeg de verschrikkelijke last van de verantwoordelijkheid voor de redding
der mensen. Hij wist dat, indien er geen snelle verandering kwam in de
beginselen en plannen van het menselijk geslacht, allen verloren zouden
zijn. Dat was de last die op Zijn ziel drukte, en niemand kon zich er een
begrip van vormen hoe zwaar die last woog. Vervuld van dat ene doel, leefde
Hij volgens het Plan van Zijn leven, dat Hij Zelf het licht der mensen zou
zijn.
("Wens der eeuwen" - E.G.White)