De kinderjaren (7)
De kinderjaren en jeugd van
Jezus werden doorgebracht in een klein dorpje in de bergen. Er was geen
plaats op aarde die niet door Zijn tegenwoordigheid zou Zijn geëerd. De
paleizen van koningen zouden bevoorrecht geweest zijn, wanneer ze Hem als
gast hadden mogen ontvangen. Maar Hij ging de huizen van de rijken voorbij,
de koninklijke hoven en de vermaarde plaatsen waar de geleerden vertoefden,
om een tehuis te vinden in het onbekende en verachte Nazareth.
Het korte verhaal over zijn eerste levensjaren heeft een heerlijke
betekenis: "Het kind groeide op en werd krachtig, en het werd vervuld met
wijsheid, en de genade Gods was op Hem". (Luc.2:40)
Verlicht door Zijns Vaders aangezicht, "nam Jezus toe in wijsheid en grootte
en genade bij God en mensen". (Luc.2:52) Zijn geest was actief en
scherpzinnig, met een bedachtzaamheid en wijsheid die Zijn jaren ver vooruit
waren. Toch bezat Zijn karakter een prachtige evenwichtigheid. De krachten
van lichaam en geest ontwikkelden zich geleidelijk in overeenstemming met de
wetten van het kind-zijn.
Als kind bleek Jezus een bijzonder vriendelijke aard te hebben. Zijn
gewillige handen waren steeds bereid anderen te dienen, Hij legde een geduld
aan de dag dat door niets kon worden verstoord, en een waarheidsliefde die
nooit de rechtschapenheid zou opofferen. In beginsel zo standvastig als een
rots, openbaarde Zijn leven de gratie van onbaatzuchtige hoffelijkheid.
Met diepe ernst sloeg de moeder van Jezus de ontwikkeling van Zijn krachten
gade en ze zag het stempel van volmaaktheid dat op Zijn karakter lag. Met
grote vreugde trachtte zij die heldere, open geest aan te moedigen. Door de
Heilige Geest ontving zij wijsheid om samen te werken met de hemelse machten
bij de ontwikkeling van dit Kind, dat alleen God als Zijn Vader kon
aanwijzen.
Vanaf de vroegste tijden
hadden de getrouwen in Israël veel zorg besteed aan de opvoeding van de
jeugd. De Here had erop gewezen, dat de kinderen, wanneer ze nog zuigelingen
waren, moesten leren van Zijn goedheid en Zijn grootheid, in het bijzonder
zoals die in Zijn wet zijn geopenbaard en zoals ze blijken uit de
geschiedenis van Israël. Gezang en gebed, en lessen uit de Schriften moesten
worden aangepast aan de zich langzaam ontplooiende geest. Vaders en moeders
moesten hun kinderen leren, dat de wet van God een uitdrukking is van Zijn
karakter, en dat, wanneer zij de beginselen van de wet in hun hart sloten,
het beeld van God in de geest en ziel gegraveerd zou worden. Veel van deze
lessen werden mondeling gegeven, maar de jeugd leerde ook de Hebreeuwse
geschriften lezen, en de perkamenten rollen van de Oudtestamentische
Geschriften lagen voor hun studie geopend.
In de dagen van Christus werd
de stad of het dorp waar niet voor het godsdienstig onderwijs aan jongeren
werd gezorgd, beschouwd als staande onder de vloek van God. Het onderwijs
was echter formeel geworden. De overlevering had voor een groot deel de
Schriften verdrongen. Het juiste onderwijs zou de jeugd ertoe brengen, God
te "zoeken, of zij Hem al tastende vinden mochten." (Hand.17:27)
Maar de Joodse leraars gaven hun aandacht aan ceremoniële zaken. De geest
werd overladen met leerstof die waardeloos was voor het onderwijs en die in
de hogere school der hemelse hoven niet zou worden erkend. De ervaring die
door het persoonlijk aanvaarden van Gods Woord wordt verkregen, kreeg geen
plaats in het opvoedingswerk.Volkomen in beslag, genomen door de routine van
de uiterlijke dingen vonden de leerlingen geen rustige uren meer om God te
zoeken. Zij hoorden Zijn stem niet tot hun hart spreken. In hun zoeken naar
kennis wendden zij zich af van de Bron van wijsheid. De belangrijkste dingen
in de dienst van God werden verwaarloosd. De beginselen van de wet werden
verdoezeld. Datgene wat als de beste opvoeding werd beschouwd, werd de
grootste belemmering voor werkelijke ontwikkeling. Door het onderwijs van de
rabbi's werden de capaciteiten van de jeugd onderdrukt. Hun geest werd
bekrompen en eng.
Het kind Jezus ontving geen onderwijs aan de synagogescholen. Zijn moeder
was Zijn eerste menselijke onderwijzeres. Van haar lippen en uit de
boekrollen der profeten leerde Hij de hemelse dingen kennen. De woorden die
Hijzelf voor Israël tot Mozes had gesproken, werden Hem nu geleerd aan de
schoot van Zijn moeder. Toen Hij van kind opgroeide tot jongeman bezocht Hij
niet de scholen van de rabbi's. Hij had de opvoeding die hij die bron
verkregen kon worden, niet van node, want God was Zijn leermeester.
De vraag die gesteld werd tijdens het dienstwerk van de Heiland:
"Hoe is deze zo geleerd, zonder onderricht te hebben ontvangen? (Joh.7:15)
wijst er niet op, dat Jezus niet kon lezen, maar alleen, dat Hij geen
opleiding bij de rabbi's had genoten. Aangezien Hij kennis vergaarde op
dezelfde wijze als wij dat kunnen doen, toont Zijn grote kennis van de
Schriften aan, hoe ijverig Zijn jeugdjaren aan de studie van Gods Woord
werden besteed. En voor Hem uitgespreid lag de grote bibliotheek van Gods
geschapen werken. Hij Die alles gemaakt had, bestudeerde de lessen die Zijn
eigen hand in de aarde, zee en lucht had geschreven. Los van de onheilige
methoden van de wereld, vergaarde Hij een grote wetenschappelijke kennis uit
de natuur. Hij bestudeerde her leven van planten en dieren, en het leven van
de mens. Vanaf Zijn vroegste jeugd was Hij van één doel vervuld : Hij leefde
om anderen te zegenen. Hiertoe vond Hij hulpmiddelen in de natuur, nieuwe
ideeën voor middelen en wegen schoten door Zijn gedachten terwijl Hij het
planten- en dierenleven bestudeerde. Voortdurend trachtte Hij uit de dingen
die Hij zag, voorbeelden te halen waardoor Hij de levende woorden van God
aan de mensen kon voorstellen. De gelijkenissen waardoor Hij tijdens Zijn
dienstwerk zo gaarne Zijn lessen in de waarheid mededeelde, tonen ons hoe
Zijn geest openstond voor de indrukken uit de natuur, en hoe Hij geestelijke
lessen vond in de dingen die Hem in Zijn dagelijks leven omringden.
Zo openbaarden de betekenis van het Woord en de werken van God zich aan
Jezus terwijl Hij trachtte de oorzaak der dingen op te sporen. Hemelse
wezens waren Zijn begeleiders, en Hij koesterde heilige gedachten en sprak
met God. Vanaf het ogenblik, dat Hij Zich voor het eerst bewust werd van
Zijn denken, groeide Hij voortdurend in geestelijke genade en kennis der
waarheid.
Ieder kind kan kennis
verkrijgen zoals Jezus dat deed. Wanneer we trachten bekend te worden met
onze hemelse Vader door Zijn Woord, zullen engelen tot ons naderen, zal onze
geest versterkt worden en zullen onze karakters veredeld en verfijnd worden.
We zullen meer gelijk worden aan onze Heiland, Wanneer we de pracht en
grootheid van de natuur beschouwen, gaan onze gevoelens uit naar God.
Terwijl de geest zich verwondert, wordt de ziel versterkt, doordat ze in
contact komt met de Oneindige door Zijn werken. Gemeenschap met God door het
gebed ontwikkelt de geestelijke en zedelijke vermogens, en de
geesteskrachten worden versterkt wanneer we gedachten koesteren die het
geestelijke betreffen.
Het leven van Jezus was een leven in overeenstemming met de wil van God.
Toen Hij een kind was, dacht en sprak Hij als een kind, maar geen spoor van
zonde mismaakte het beeld van God dat in Hem was. Toch was Hij niet
vrijgesteld van verzoeking. De bewoners van Nazareth waren spreekwoordelijk
bekend om hun verdorvenheid. Welk een lage dunk men over het algemeen van
hen had, blijkt uit de vraag van NathanaëI: "Kan uit Nazareth iets goeds
komen ?" (Joh.1:47) Jezus werd gesteld op een plaats waar Zijn karakter op
de proef gesteld zou worden. Hij moest voortdurend waakzaam zijn om zijn
reinheid te kunnen behouden. Hij stond bloot aan alle strijd die wij
krijgen, opdat Hij voor ons een voorbeeld zou kunnen zijn als kind, als
jongeman en als man.
Satan was onvermoeibaar in zijn pogingen om het Kind van Nazareth te
overwinnen. Vanaf Zijn eerste levensjaren werd Jezus beschermd door engelen
des hemels, en toch was Zijn leven één lange strijd tegen de machten der
duisternis. Het feit dat er op aarde één leven kon zijn dat vrij was van de
bezoedeling van het kwaad, was een ergernis en iets verbijsterends, voor de
vorst der duisternis. Hij liet geen middel onbeproefd om Jezus te verleiden.
Geen mensenkind zal ooit geroepen worden om een heilig leven te leiden te
midden van zo`n heftige strijd met de verleiding als onze Heiland.
De ouders van Jezus waren arm
en afhankelijk van hun dagelijkse arbeid. Hij kende armoede,
zelfverloochening en gebrek, Deze ervaring was een beveiliging voor Hem. In
zijn werkzaam leven waren geen ledige momenten die tot verleiding nodigden.
Geen doelloze uren openden de weg voor verderfelijke omgang. Hij sloot zover
mogelijk de deur voor de verleider. Winst noch genoegen bijval noch
afkeuring konden Hem ertoe brengen toe te stemmen in een boze daad. Hij was
wijs in het onderkennen van het kwaad, en sterk in het weerstaan ervan.
Christus was de enige zondeloze die ooit op deze aarde heeft geleefd toch
leefde Hij bijna dertig jaar onder de verdorven inwoners van Nazareth. Dit
feit is een berisping voor hen die menen dat ze afhankelijk zijn van plaats,
fortuin of welvaart om een zondeloos leven te kunnen leiden. Verleiding,
armoede en tegenstand vormen juist de tucht die nodig is om reinheid en
vastheid te ontwikkelen.
Jezus leefde in een plattelandsgezin en vervulde getrouw en opgewekt Zijn
taak door mee te dragen in de lasten van het huishouden. Hij was de Heerser
van de hemel geweest, en engelen hadden vol vreugde gedaan wat Hij zei; nu
was Hij een gewillige dienaar, een liefhebbende, gehoorzame zoon. Hij leerde
een ambacht en met zijn eigen handen werkte Hij in de timmermanswerkplaats
bij Jozef. In het eenvoudige kleed van een gewoon arbeider liep Hij door de
straten van het stadje, wanneer Hij naar zijn nederig werk ging of vandaar
terugkeerde. Hij gebruikte Zijn goddelijke kracht niet om zijn lasten of
zware arbeid te verlichten.
Terwijl Jezus werkte, als
kind en als jongeman ontwikkelden zich geest en lichaam. Hij gebruikte zijn
lichamelijke kracht niet roekeloos, maar op zo'n manier, dat Hij gezond
bleef, opdat Hij in ieder opzicht het beste werk zou kunnen doen. Zelfs het
hanteren van het gereedschap wilde Hij niet gebrekkig doen. Hij was volmaakt
als vakman zoals Hij ook volmaakt van karakter was. Door Zijn eigen
voorbeeld leerde Hij ons, dat het onze plicht is, ijverig te zijn, zodat ons
werk verricht zal worden met nauwgezetheid en degelijkheid, en dat zulke
arbeid eervol is. De oefening die de handen leert nuttig te zijn en jonge
mensen leert hun deel te dragen van de lasten des levens, geeft lichamelijke
krachten en ontwikkelt ieder talent. Allen moeten leren iets te doen dat
heilzaam is voor henzelf en tot nut van anderen. God heeft het werk tot een
zegen gesteld, en alleen de ijverige werker vindt de ware schoonheid en
levensvreugde. De goedkeuring van God rust met liefdevolle zekerheid op
kinderen en jonge mensen die opgewekt hun aandeel vervullen in de huiselijke
bezigheden en zo de lasten van vader en moeder helpen dragen. Zulke kinderen
zullen hun ouderlijk huis verlaten om nuttige leden van de maatschappij te
worden.
Gedurende Zijn gehele leven hier op aarde was Jezus een ernstig en toegewijd
werker. Hij verwachtte veel; daarom ondernam Hij veel. Nadat Hij Zijn
dienstwerk begonnen was, zei Hij : "Wij moeten werken de werken Desgene Die
Mij gezonden heeft, zolang het dag is; er komt een nacht waarin niemand
werken kan." (Joh.9:4)
Jezus ontweek zorg en verantwoordelijkheid niet, zoals zovelen doen die
belijden Zijn volgelingen, te zijn.
Omdat zij deze tucht proberen te ontwijken, zijn zovelen zwak en onbekwaam.
Zij bezitten wellicht kostbare en beminnelijke karaktertrekken, maar ze zijn
slap en bijna nutteloos wanneer moeilijkheden of hindernissen overwonnen
moeten worden. De zekerheid en de werklust, de vastheid en sterkte van
karakter, die ons in Christus getoond zijn, moeten in ons ontwikkeld worden
door dezelfde discipline waaraan Hij Zich had onderworpen. En de genade die
Hij ontving, zal ons ook ten deel vallen.
Zolang Hij hier op aarde leefde, deelde onze Heiland het lot van de armen.
Hij kende uit ervaring hun zorgen en moeilijkheden, en Hij kon alle
eenvoudige arbeiders troosten en bemoedigen. Zij die een juist begrip hebben
van hetgeen Zijn leven ons leert, zullen nooit het gevoel hebben dat er
onderscheid tussen de verschillende klassen moet worden gemaakt, en dat de
rijken meer geëerd moeten worden dan de achtenswaardige armen.
Jezus bracht opgewektheid en tact naar voren bij Zijn arbeid. Het vereist
veel geduld en geestkracht om bijbelgodsdienst uit te dragen in her
huiselijk leven en in de werkplaats, om de spanning van wereldse zaken te
doorstaan en toch het oog alleen op de heerlijkheid van God gericht te
houden. Hierin was Christus een helper. Hij was nooit zozeer van wereldse
zorgen vervuld dat Hij geen tijd of aandacht meer voor het hemelse had.
Dikwijls bracht Hij de vreugde van Zijn hart tot uiting door het zingen van
psalmen en hemelse liederen. Dikwijls hoorden de bewoners van Nazareth hoe
Hij Zijn stem verhief in lof en dank aan God. Door het lied hield Hij
gemeenschap met de hemel,. en wanneer Zijn metgezellen klaagden dat ze de
arbeid moe waren, werden ze aangemoedigd door de lieflijke melodie die van
Zijn lippen klonk. Zijn lofzang scheen de boze engelen te verbannen, en
gelijk wierook de plaats met aangename reuk te vervullen. De gedachten van
Zijn toehoorders werden van hun aardse ballingschap afgeleid naar het hemels
tehuis. Jezus was voor de wereld de bron van genezende genade, en gedurende
al die jaren van afzondering in Nazareth vloeiden uit Zijn leven stromen van
medeleven en tederheid. De bejaarden, de bedroefden, zij die gebukt gingen
onder de last der zonde, de kinderen in hun onschuldige vreugde in hun spel,
de diertjes in het struikgewas, de geduldige lastdieren - allen waren
gelukkiger in Zijn tegenwoordigheid. Hij Wiens machtwoord de werelden in
stand hield, boog Zich om een gewonde vogel te helpen. Niets was te gering
voor Zijn aandacht, er was niets dat Hij beneden Zich achtte om te dienen.
Naarmate dan Jezus toenam in
wijsheid en grootte, nam Hij toe in genade bij God en mensen. Hij verkreeg
de sympathie van ieders hart, door te tonen dat Hij in staat was met allen
mee te leven. De sfeer van hoop en moed die Hem omgaf, maakte Hem tot een
zegen voor ieder huis. En op de sabbatdag werd Hij dikwijls in de synagoge
naar voren geroepen om een gedeelte uit de Profeten voor te lezen, en de
harten van de toehoorders werden ontroerd wanneer er een nieuw licht
straalde uit de bekende woorden van de heilige boeken.
Toch vermeed Jezus uiterlijk
vertoon. Gedurende al de jaren van Zijn verblijf in Nazareth maakte Hij geen
gebruik van Zijn wonderbare kracht. Hij zocht geen hoge positie en matigde
zich geen titels aan. Zijn rustig, eenvoudig leven, en zelfs het zwijgen van
de Schriften over Zijn jonge jaren, leren ons een belangrijke les. Hoe
rustiger en eenvoudiger het leven van een kind is, - hoe meer vrijgesteld
van kunstmatige opwinding, en hoe meer in harmonie met de natuur - des te
gunstiger is dat voor zijn lichamelijke en verstandelijke vermogens en voor
zijn geestkracht.
Jezus is ons voorbeeld. Er
zijn vele mensen die Zijn openbaar dienstwerk met veel belangstelling
bestuderen, terwijl ze de les uit Zijn eerste levensjaren niet opmerken.
Maar juist in Zijn huiselijk leven is Hij een voorbeeld voor alle kinderen
en jonge mensen. De Heiland daalde af tot armoede, opdat Hij ons zou kunnen
leren hoe dicht we in nederige omstandigheden bij God kunnen leven. Hij
leefde om Zijn Vader te behagen, te eren en te verheerlijken in de gewone
dingen des levens. Hij begon Zijn werk door zich te wijden aan het nederige
werk van de werkman die zwoegt voor zijn dagelijks brood. Hij diende God
evengoed toen Hij zich moeite gaf aan de werkbank in de timmermanswerkplaats
als toen Hij wonderen verrichtte voor de ogen van de menigte. En ieder
jongmens die het voorbeeld volgt van Christus' trouw en gehoorzaamheid in
Zijn nederig huis, kan zich beroepen op de woorden die door de Vader van Hem
werden gezegd door middel van de Heilige Geest: "Zie, Mijn Knecht, Die Ik
ondersteun; Mijn uitverkorene, in Wie Ik een welbehagen heb." (Jes.42:1)
("Wens der eeuwen" - E.G.White)