"God met ons"
"Men zal Hem de naam Immanuel geven,... God met ons." (Matth.1:23) Het licht
"van de kennis der heerlijkheid Gods" wordt gezien "in het aangezicht van
Jezus Christus"? Van de dagen der eeuwigheid was de Here Jezus Christus
(2.Cor.4:6) één met de Vader ; Hij was "het beeld Gods", (2.Cor.4:) het beeld
van Zijn grootheid en majesteit, "de afstraling Zijner heerlijkheid".
(Heb.1:3) Om deze heerlijkheid ten toon te spreiden, kwam Hij naar onze aarde.
Hij kwam naar deze door de zonde verduisterde aarde om het licht van Gods
liefde te openbaren om "God met ons" te zijn. Daarom was van Hem geprofeteerd
: "Men zal Hem de naam Immanuel geven".
Door onder ons te komen wonen, zou Jezus aan mensen en engelen God openbaren.
Hij was het Woord van God Gods uitgesproken gedachte. In
Zijn gebed voor de discipelen zegt Hij "Ik heb Uw naam geopenbaard aan de
mensen",(Joh.17:6) - "barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van
goedertierenheid en trouw", (Ex.34:6) "opdat de liefde waarmede Gij Mij
liefgehad hebt, in hen zij, en Ik in hen".(Joh.17:26) Maar deze openbaring
werd niet alleen voor Zijn, kinderen op deze aarde gegeven. Onze kleine wereld
is het leerboek van het heelal. Gods heerlijke plan van genade, het geheim van
de verlossende liefde, is het onderwerp waarin "engelen begeren een blik te
slaan", (1 Petrus 1:12) en dat zij tot in alle eeuwigheid zullen bestuderen.
Zowel de verloste als de niet gevallen wezens zullen in het kruis van Christus
hun wetenschap en lofzang vinden. Men zal dan erkennen, dat de heerlijkheid
die van het gelaat van Jezus afstraalt, de heerlijkheid van de zelfopofferende
liefde is. In het licht van Golgotha zal men zien, dat de wet van de
zelfverloochenende liefde de wet des levens voor aarde en hemel is; dat de
liefde die "zichzelf niet zoekt" (1 Cor.13:12) zijn oorsprong heeft in het
hart van God ; en dat in de Zachtmoedige en Nederige het karakter wordt
getoond van Hem Die een ontoegankelijk licht bewoont.
In den beginne werd God door al de werken der schepping geopenbaard. Het was
Christus Die de hemelen uitspande en de grondvesten der aarde legde. Hij was
het Die de werelden in de ruimte ophing en de bloemen van het veld formeerde.
"Die de bergen vastzet door Uw kracht." (Ps.65:7) "Wiens de zee is, daar Hij
ze heeft gemaakt." (Ps.95:5) Hij heeft de aarde vervuld met schoonheid en de
lucht met gezang. En op alle dingen op de aarde, in de lucht en aan het
uitspansel schreef Hij de boodschap van de liefde Zijns Vaders.
Nu heeft de zonde Gods volmaakte werk geschonden, maar het handschrift blijft.
Zelfs nu nog verkondigt al het geschapene de herlijkheid van Zijn majesteit.
Niets, behalve het zelfzuchtige hart van de mens, leeft voor zichzelf. Er is
geen vogel die de lucht doorklieft, geen dier dat zich op de aarde beweegt, of
het is een ander leven dienen. Elk blad in het bos, elk nederig grassprietje
heeft zijn taak. Elke boom, elke struik, elk blad brengt dat levenselement
voort zonder welke mens noch dier zou kunnen bestaan; en op hun beurt dienen
mens en dier het leven van boom en struik en blad. De bloemen ademen hun
geuren uit en ontvouwen hun schoonheid als een zegen voor de wereld. De zon
doet haar licht uitstralen om duizend werelden te verblijden. De oceaan, de
bron van al onze bronnen en fonteinen, ontvangt de stromen van elk land, doch
neemt om te geven. De dampen die uit de boezem van de oceaan opstijgen, vallen
als regen weer neer om de aarde te bevochtigen, opdat zij kan bloeien en
vrucht dragen.
De engelen der heerlijkheid vinden hun vreugde in het geven - het geven van
liefde en onvermoeibare zorg aan zielen die gevallen en onheilig zijn. Hemelse
wezens zoeken de harten der mensen; zij brengen licht van de hemelse hoven aan
deze donkere wereld; door zachtmoedige en trouwe hulp bewegen zij de geest van
de mens om de verlorenen te brengen in gemeenschap met Christus, Die nog
dichterbij is dan zijzelf kunnen vermoeden.
Wanneer wij ons van alle beperkte voorstellingen afwenden, aanschouwen we God
in Christus. Op Jezus ziende, ontdekken we, dat de heerlijkheid Gods uit geven
bestaat. "Ik doe niets uit Mijzelf"," (Joh.8:28) zei Christus ; "de levende
Vader heeft Mij gezonden en Ik leef door de Vader" (Joh.6:57) "Ik zoek niet
Mijn eer", (Joh.8:50) maar de eer van Hem Die Mij gezonden heeft. In deze
woorden komt het grote beginsel tot uitdrukking dat de levenswet voor het
heelal vormt. Christus ontving alle dingen van God, doch Hij nam om te geven.
Zo is het ook in de hemelse hoven, in Zijn dienstwerk voor alle geschapen
wezens; door de geliefde Zoon vloeit het leven van de Vader tot allen; door de
Zoon keert het, in lofzegging en vreugdevolle dienst, een stroom van liefde,
terug tot de grote Bron aller dingen. En zo is door Christus de cirkelgang der
weldadigheid volkomen, waardoor het karakter van de grote Gever, de wet des
levens, wordt geopenbaard.
In de hemel zelf werd deze wet verbroken. De zonde ontstond door zelfzucht.
Lucifer, de overdekkende cherub, wenste de eerste in de hemel te zijn. Hij
probeerde over de hemelse wezens macht te verkrijgen, hen van hun Schepper af
te trekken en eerbetoon voor hemzelf af te dwingen. Daarom stelde hij God op
verkeerde wijze aan hen voor, door Hem een verlangen naar zelfverheffing toe
te schrijven. Hij trachtte de liefhebbende Schepper te bekleden met zijn eigen
boze karaktertrekken. Zo misleidde hij de engelen. Zo misleidde hij de mensen.
Hij bracht hen ertoe om aan het woord van God te twijfelen en Zijn goedheid te
wantrouwen. Omdat God een God van gerechtigheid en van geduchte majesteit is,
bewerkte Satan, dat ze Hem als streng en onverzoenlijk gingen zien. Op deze
wijze haalde hij de mensen ertoe over zich bij hem in zijn opstand tegen God
aan te sluiten, en de nacht van weedorn viel over de wereld.
De aarde was donker, doordat men God miskende. Om de donkere schaduwen te
verdrijven en de wereld tot God terug te brengen, moest Satans misleidende
macht worden verbroken. Dit kon niet door geweld gebeuren. Het uitoefenen van
geweld is in strijd met de beginselen van Gods regering. Hij wil alleen in
liefde worden gediend; en liefde kan niet worden gedwongen; ze kan niet worden
gewonnen door geweld of macht. Liefde wordt alleen door liefde opgewekt. God
kennen is Hem liefhebben ; Zijn karakter moet geopenbaard worden als
tegengesteld aan het karakter van Satan. Dit werk kon slechts door één Wezen
in het ganse heelal worden verricht. Alleen Hij Die de hoogte en diepte van de
liefde Gods kent, kon deze bekendmaken. Over de donkere nacht van de wereld
moest de Zon der Gerechtigheid opgaan met "genezing onder haar vleugelen".
(Mal.4:2)
Het plan voor onze verlossing
was niet een latere overweging, niet een plan dat opgesteld werd na de val van
Adam. Het was een openbaring van "het geheimenis, eeuwenlang verzwegen".
(Rom.16:25) Het was een openbaring van de beginselen die van eeuwigheid af de
grondslag van Gods troon zijn geweest. Van den beginne aan wisten Christus en
God van de val van Satan, en van de val van de mens door de misleidende macht
van de afvallige. God bestemde het niet zo, dat er zonde moest komen, maar Hij
voorzag het bestaan van de zonde, en Hij trof voorzieningen om die
verschrikkelijke omstandigheid tegemoet te treden. Zo groot was Zijn liefde
voor de wereld, dat Hij Zich verbond om Zijn eniggeboren Zoon te geven, "opdat
een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe".
(Joh.3:16)
Lucifer had gezegd : "Ik zal... boven de sterren Gods mijn troon oprichten...
Ik wil... mij aan de Allerhoogste gelijkstellen". (Jes.14:13,14) Maar
Christus, "in de gestalte Gods zijnde, heeft het Gode gelijk zijn niet als
roof... geacht, maar heeft Zichzelf ontledigd, en de gestalte van een
dienstknecht aangenomen, en is de mensen gelijk geworden". (Fil.2:6,7)
Dit was een vrijwillig offer. Jezus had aan de zijde van Zijn Vader kunnen
blijven. Hij had de heerlijkheid van de hemel en de eerbewijzen van de engelen
kunnen behouden. Maar Hij verkoos de scepter terug te geven in de handen van
Zijn Vader en de troon van het heelal te verlaten, om licht te brengen aan hen
die onwetend waren, en leven aan hen die zouden verloren gaan.
Bijna tweeduizend jaar geleden
werd in de hemel van de troon van God een stem van oneindig grote betekenis
gehoord, die zei : "Zie, hier ben Ik". "Slachtoffer en offergave hebt Gij niet
gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid... Zie, hier ben Ik - in de
boekrol staat van Mij geschreven om Uw wil, o God, te doen".(Hebr.10:5-7) Met
deze woorden wordt de vervulling aangekondigd van het plan dat vanaf den
beginne verborgen was geweest. Christus stond op het punt naar onze wereld te
komen en in het vlees te verschijnen. Hij zegt : "Gij hebt Mij een lichaam
bereid". Wanneer Hij verschenen zou zijn met de heerlijkheid die Hij bij Zijn
Vader had voordat de wereld bestond, zouden wij het licht van Zijn
tegenwoordigheid niet hebben kunnen verdragen. Opdat wij het zouden kunnen
aanschouwen en toch niet omkomen, werd de openbaring van Zijn heerlijkheid
omhuld. Zijn goddelijkheid werd bekleed met menselijkheid - de onzichtbare
heerlijkheid in de zichtbare, menselijke vorm.
Dit grote plan was in voorafschaduwingen gegeven in voorbeelden en
zinnebeelden. Het brandende braambos, waarin Christus aan Mozes verscheen,
openbaarde God. Het zinnebeeld dat was verkozen om de Godheid uit te beelden,
was een heel gewone struik die ogenschijnlijk geen enkele aantrekkelijkheid
bezat. Hierin hulde zich de Oneindige. De barmhartige God hulde Zijn
heerlijkheid in een zo bescheiden mogelijke vorm, opdat Mozes haar zou kunnen
aanschouwen en in leven blijven. Zo had God des daags door een wolkkolom en
des nachts door een vuurkolom gemeenschap met Israël, en openbaarde Hij Zijn
wil aan de mensen en schonk hun zijn genade. Gods heerlijkheid was getemperd
en Zijn majesteit omsluierd, opdat het zwakke gezichtsvermogen van de
sterfelijke mens haar zou kunnen aanschouwen. Daarom zou Christus komen in
"ons vernederd lichaam", (Fil.3:21)"de mensen gelijk".(Fil.2:7)
In de ogen van de wereld bezat Hij geen schoonheid, dat zij Hem begeerd zouden
hebben ; toch was Hij de vleesgeworden God, het licht van hemel en aarde. Zijn
heerlijkheid was omhuld, Zijn grootheid en majesteit waren verborgen, opdat
Hij de berouwvolle, verzochte mensen zou kunnen benaderen.
God beval Mozes voor Israël : "Zij zullen Mij een heiligdom maken, en Ik zal
in hun midden wonen",(Ex.25:8) en Hij vertoefde in het heiligdom, te midden
van Zijn volk. Gedurende al hun moeitevolle omzwervingen door de woestijn was
het teken van Zijn tegenwoordigheid bij hen. Zo heeft ook Christus Zijn tent
opgeslagen midden in ons kamp. Hij plaatste Zijn tent naast de tenten van de
mensen, opdat Hij onder ons kon wonen en ons vertrouwd zou kunnen maken met
zijn goddelijk karakter en leven. "Het Woord is vlees geworden en het heeft
onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid
als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid".(Joh1:14)
Aangezien Jezus kwam om onder ons te wonen, weten we dat God van onze
beproevingen op de hoogte is en dat Hij mee lijdt wanneer wij verdriet hebben.
Iedere zoon en dochter van Adam mag daaruit opmaken dat onze Schepper de
vriend van zondaars is. Want in iedere leerstelling van genade, in iedere
belofte van vreugde, in iedere liefdedaad, iedere goddelijke
aantrekkingskracht die naar voren komt in het leven van de Heiland op aarde,
zien we "God met ons".
Satan stelt Gods wet der liefde voor als een wet van zelfzucht. Hij beweert
dat het voor ons onmogelijk is aan de voorschriften daarvan te voldoen. De val
van onze eerste voorouders, met alle ellende die daarvan het gevolg was, wijt
Hij aan onze Schepper, en op deze wijze brengt hij de mensen ertoe God te
beschouwen als de aanstichter van zonde, lijden en dood. Jezus zou dit bedrog
openbaar maken. Als één van ons zou Hij een voorbeeld van gehoorzaamheid
geven. Daartoe nam Hij onze natuur aan en maakte onze ervaringen door. "Daarom
moest Hij in alle opzichten aan Zijn broeders gelijk worden" (Hebr.2:17)
Wanneer wij iets zouden moeten verdragen dat Jezus niet heeft doorstaan, dan
zou Satan aantonen dat de kracht Gods niet voldoende was voor ons. Daarom is
Jezus "in alle dingen op gelijke wijze als wij verzocht". (Hebr.4:15) Hij
doorstond iedere beproeving waaraan wij worden blootgesteld. En Hij wendde
voor Zichzelf geen kracht aan die ons niet vrijelijk wordt aangeboden. Als
mens trad Hij de verzoekingen tegemoet en overwon in de kracht die Hem door
God werd gegeven. Hij zegt: "Ik heb lust om Uw wil te doen, Mijn God, Uw wet
is in Mijn binnenste".(Ps.40:9) Terwijl Hij rondtrok, goeddoende en genezende
allen die door Satan werden gekweld, openbaarde Hij het karakter van Gods wet
en de aard van Zijn dienst aan de mensen. Zijn leven getuigt, dat het ook voor
ons mogelijk is, de wet van God te gehoorzamen.
Door Zijn mensheid verbond Christus zich met de mensheid, door zijn
goddelijkheid maakt Hij aanspraak op de troon van God. Als Zoon des mensen gaf
Hij ons een voorbeeld van gehoorzaamheid ; als Zoon van God geeft Hij ons de
kracht om te gehoorzamen. Het was Christus Die vanuit de struik op de berg
Horeb tot Mozes sprak, zeggende "IK BEN DIE IK BEN... Aldus zult gij tot de
kinderen Israëls zeggen IK BEN heeft mij tot u gezonden".(Ex.3:14) Dat was de
belofte van Israëls bevrijding. Toen Hij "de mensen gelijk" werd, maakte Hij
Zich dan ook bekend als de grote IK BEN. Het Kind van Bethlehem, de
zachtmoedige, nederige Heiland, is God "geopenbaard in het vlees". (1
Tim.3:16) En tot ons zegt Hij : "IK BEN de goede Herder". (Joh.10:11) "IK BEN
het levende Brood." (Joh.6:51) "IK BEN de Weg, de Waarheid en het leven".
(Joh.14:6) "Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde." (Matth.28:18) IK
BEN de borg van iedere belofte. IK BEN ; vreest niet. "God met ons" is de
zekerheid van onze verlossing van de zonde, de verzekering van onze kracht om
de wet des hemels te gehoorzamen.
Door zich te vernederen en de
menselijke gestalte aan te nemen, openbaarde Christus een karakter dat het
tegengestelde is van Satans karakter. Maar Hij ging nog verder op de weg der
vernedering. "In Zijn uiterlijk als mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en
is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises" (Fil.2:8)
Evenals de hogepriester zijn prachtige hogepriesterlijke gewaden terzijde
legde en dienst deed in het wit linnen van de gewone priester, zo nam Christus
de gestalte van een dienstknecht aan en bracht offerande, terwijl Hijzelf de
priester èn het offer was.
"Om onze overtredingen werd Hij
doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld ; de straf die ons de vrede
aanbrengt, was op Hem." (Jes.53:5)
Christus werd behandeld zoals wij verdienen, opdat wij behandeld zouden kunnen
worden zoals Hij het verdient. Hij werd veroordeeld om onze zonden, waaraan
Hij geen deel had, opdat wij zouden kunnen worden gerechtvaardigd door Zijn
gerechtigheid, waaraan wij geen deel hadden. Hij onderging de dood, die ons
toekwam, opdat wij het leven zouden mogen ontvangen, dat Hem toebehoorde.
"Door Zijn striemen is ons genezing geworden". (Jes.53:5)
Door Zijn leven en Zijn dood
volbracht Christus zelfs meer dan een herstel van het verderf dat door de
zonde was bewerkstelligd. Het was Satans opzet om een eeuwige scheiding tussen
God en de mens tot stand te brengen; maar in Christus worden we nauwer met God
verbonden dan wanneer we ooit zouden zijn gevallen. Door onze natuur aan te
nemen, heeft de Heiland.Zich met het mensdom verbonden door een band die nooit
zal worden verbroken. Tot in alle eeuwigheid is Hij met ons verbonden. "Alzo
lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft".
(Joh.3:16) Hij gaf Hem niet alleen om onze zonden te dragen en als onze
offerande te sterven ; Hij gaf Hem aan een gevallen geslacht. Ten einde ons te
verzekeren van Zijn onveranderlijke vrederaad, gaf God Zijn eniggeboren Zoon
om lid te worden van het menselijk gezin en voor altijd Zijn menselijke natuur
te behouden. Dit is de belofte, dat God Zijn Woord gestand zal doen. "Een kind
is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn
schouder." In de persoon van Zijn Zoon heeft God de menselijke natuur
aangenomen en heeft deze tot in de hoogste hemelen gedragen. De "Zoon des
mensen"" heeft deel aan de troon van het heelal. De Zoon des mensen zal
genoemd worden "Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst".
(Jes.9:5) De IK BEN is de Schakel tussen God en het mensdom, door Zijn hand op
beiden te leggen.
Hij die "heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van zondaren" (Heb.7:26)
is, schaamt Zich niet ons broeders te noemen." (Hebr.2:11) In Christus zijn
het aardse en het hemelse gezin met elkaar verbonden. De verheerlijkte
Christus is onze Broeder. De hemel is in de mensheid gehuld, de mensheid ligt
besloten in de boezem van de Oneindige Liefde.
God zegt van Zijn volk : "Zij zijn kroonjuwelen die zullen blinken in Zijn
land. Waarlijk hoe groot is Zijn geluk, ja, hoe groot Zijn schoonheid".
(Zach.9:16,17) De verheerlijking van de verlosten zal een eeuwig getuigenis
Zijn van Gods genade. Hij zal "in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom
Zijner genade tonen naar Zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus"
(Ef.2:7) "Opdat..... aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de
veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden, naar het eeuwige voornemen dat
Hij in Christus Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd". ((Ef.3:10,11)
Door het verlossingswerk van Christus is de regering van God gerechtvaardigd.
De Almachtige is geopenbaard als een God van liefde. De beschuldigingen van
Satan zijn ontzenuwd en zijn ware aard is geopenbaard. Er kan nimmermeer
opstand ontstaan. De zonde kan nooit weer in het heelal terugkeren. Tot in
alle eeuwigheid zijn allen nu tegen afval beveiligd. Door het offer der liefde
zijn de bewoners van aarde en hemel met hun Schepper verbonden door banden van
een onverbreekbaar verbond.
Het verlossingswerk zal
volkomen zijn. Op de plaats waar de zonde overvloedig was, zal Gods genade nog
veel overvloediger zijn. De aarde zelf, het terrein waarvan Satan beweert dat
het van hem is, zal niet alleen vrijgekocht, maar ook verheerlijkt worden.
Onze kleine wereld, die onder de vloek der zonde de enige donkere plek in Zijn
heerlijke schepping is, zal boven alle werelden in Gods heelal worden geëerd.
Hier, waar de Zoon van God heeft gewoond in het menselijk vlees, waar de
Koning der heerlijkheid leefde en leed en stierf, hier zal, wanneer Hij alle
dingen nieuw zal maken, de tent Gods onder de mensen zijn "en Hij zal bij hen
wonen, en zij zullen Zijn volk zijn en God Zelf zal bij hen zijn en hun God
zijn". (Openb.21:3 - St.Vert.) En wanneer door de eeuwen heen de verlosten
zullen wandelen in het licht van de Here, zullen ze Hem prijzen voor Zijn
onuitsprekelijke gave - IMMANUEL, "GOD MET ONS".
("Wens der Eeuwen" blz. 9-10 - E.G.White)