De overwinning (13)
"Toen nam de duivel Hem mede
naar de heilige stad en hij stelde Hem op de rand van het dak des tempels,
en zeide tot Hem: Indien Gij God Zoon zijt, werp Uzelf dan naar beneden;
er staat immers geschreven:
Aan Zijn engelen zal
Hij opdracht geven aangaande U,
en op de handen zullen zij U dragen,
opdat gij Uw voet niet aan een steen stoot". (Matth.4:5,6)
Nu meent Satan, dat hij Jezus
tegemoet is getreden op Zijn enigen terrein. De geslepen vijand brengt
zelf woorden naar voren die uit God mond zijn voortgekomen. Hij doet zich
nog steeds voor als een engel de lichts, en hij maakt het duidelijk, dat
hij vertrouwd is met de Schriften en de draagkracht begrijpt van wat er
geschreven staat. Zoals Jezus tevoren het Woord van God had gebruikt om
Zijn geloof te bevestigen, zo gebruikt de verleider dat Woord nu om zijn
bedrog kracht bij te zetten. Hij beweert dat hij alleen de trouw van Jezus
op de proef heeft willen stellen, en nu prijst hij zijn standvastigheid.
Daar de Heiland vertrouwen in God getoond heeft, dringt de Satan erop aan,
dat Hij nog een bewijs zal geven van Zijn geloof.
Maar weer wordt de verzoeking
voorafgegaan door dat wantrouwende: "Indien Gij
Gods Zoon zijt". (Matth.4:6)
Christus werd in de verleiding
gebracht om te antwoorden op dat "indien", maar Hij weigerde ook maar de
geringste twijfel te accepteren. Hij wilde Zijn leven niet in gevaar
brengen om Satan een bewijs te geven.
De verleider meende dat hij
gebruik zou kunnen maken van de menselijke natuur van Christus en dat hij
Hem tot aanmatiging zou kunnen aanzetten. Maar hoewel Satan kan
aandringen, kan hij niemand dwingen tot zondigen. Hij zei tot Jezus: "Werp
Uzelf dan naar beneden", (Matth.4:6) daar hij wist dat hij Hem er niet
zou kunnen afwerpen; want dan zou God tussenbeide komen om Hem te
verlossen. Indien Christus niet zou toegeven aan de verzoeking, zou Hij
niet overwonnen kunnen worden. Alle macht op aarde en in de hel konden Hem
niet dwingen om in de geringste mate af te wijken van de wil Zijns Vaders.
De verleider kan ons nooit
dwingen om kwaad te doen. Hij kan geen macht uitoefenen over iemands geest
tenzij die persoon zichzelf onder zijn macht heeft gesteld. De wil moet
toegeven, het geloof moet Christus loslaten, voordat Satan macht over ons
kan uitoefenen. Maar ieder zondig verlangen dat wij koesteren, geeft hem
houvast. Ieder punt waarin wij falen te voldoen aan de goddelijke
maatstaf, is een open deur waardoor Satan kan binnenkomen om ons te
verleiden en te vernietigen. En iedere mislukking of nederlaag van ons
geeft hem de gelegenheid om Christus te smaden.
Toen Satan de belofte
citeerde: "Hij zal aangaande U Zijn engelen gebieden", (Ps.91:11) liet
hij de volgende woorden weg : "dat zij U behoeden op al uw wegen",
(Ps.91:11) dat wil zeggen op alle wegen die God verkiest. Jezus weigerde
af te wijken van het pad der gehoorzaamheid. Terwijl Hij een volkomen
vertrouwen in Zijn Vader toonde, wilde Hij toch niet, zonder dat Hij
daartoe de opdracht kreeg, Zichzelf in een positie brengen die tussenkomst
van Zijn Vader noodzakelijk zou maken om Hem van de dood te redden. Hij
wilde de Voorzienigheid niet dwingen Hem te redden, en op deze wijze te
kort schieten in Zijn poging de mens een volmaakt voorbeeld te geven van
vertrouwen en onderwerping.
Jezus verklaarde aan Satan :
"Er staat ook geschreven: Gij zult de Here uw God niet verzoeken".
(Matth.4:7)
Deze woorden werden uitgesproken door Mozes tot de kinderen Israëls, toen
zij dorstig waren in de woestijn en eisten dat Mozes hun water zou geven,
terwijl ze uitriepen : "Is de Here in ons midden of niet? (Ex.17:7)
God had grote wonderen voor
hen gedaan ; toch twijfelden ze in moeilijkheden aan Hem en ze eisten een
bewijs dat Hij in hun midden was. In hun ongeloof wilden ze Hem op de
proef stellen. En Satan drong er nu op aan dat Christus hetzelfde zou
doen. God had reeds getuigd, dat Jezus Zijn Zoon was ; wanneer Hij nu
vragen zou om een bewijs dat Hij de Zoon van God was, zou dat betekenen
dat Hij Gods Woord op de proef stelde door Hem te verzoeken. Bovendien zou
Hij vragen om iets dat God niet beloofd had. Het zou een blijk van
wantrouwen zijn en in werkelijkheid betekenen Hem op de proef te stellen
of te verzoeken. Wij mogen onze smeekbeden niet voor God brengen om te
beproeven, of Hij Zijn belofte zal nakomen, maar omdat Hij dat zal doen.
Niet om te bewijzen dat Hij ons liefheeft, maar omdat Hij ons liefheeft.
"Zonder geloof is het
onmogelijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven
dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken".
(Hebr.11:6)
Maar geloof heeft in geen
enkel opzicht te maken met aanmatiging.
Alleen hij die waarlijk
gelooft, is veilig voor aanmatiging. Want aanmatiging is Satans surrogaat
voor geloof. Geloof doet een beroep op Gods beloften en brengt vruchten in
gehoorzaamheid voort. Aanmatiging maakt ook aanspraak op de beloften, maar
gebruikt die zoals Satan dat deed, om overtreding te verontschuldigen.
Geloof zou onze eerste voorouders gebracht hebben tot vertrouwen in de
liefde Gods en tot gehoorzaamheid aan Zijn geboden. Aanmatiging bracht hen
tot overtreding van Zijn wet, omdat zij geloofden dat Zijn grote liefde
hen zou redden van de gevolgen van de zonde. Aanspraak op de gunst des
hemels zonder te voldoen aan de voorwaarden waarop de genade wordt
verleend, is geen geloof. Het wezenlijke geloof vindt zijn grondslag in de
beloften en voorzieningen van de Schriften.
Dikwijls wanneer Satan gefaald
heeft wantrouwen op te wekken, slaagt hij erin ons tot aanmatiging te
brengen. Wanneer hij ons ertoe kan brengen ons zonder noodzaak op het pad
der verzoeking te begeven, weet hij dat de overwinning hem toebehoort. God
zal allen behouden die wandelen op de weg der gehoorzaamheid; maar daarvan
af te wijken, betekent zich wagen op het terrein van Satan. Daar zullen we
zeker ten val komen. De Heiland heeft ons gezegd: "Waakt en bidt, dar gij
niet in verzoeking komt". {Marc.14:38)
Meditatie en gebed kunnen ons
ervoor bewaren zonder noodzaak de weg van het gevaar op te snellen, en op
die manier zouden wij voor menige nederlaag bewaard kunnen blijven.
Toch mogen we de moed niet
verliezen, wanneer wij door verzoeking worden aangevallen. Dikwijls
wanneer wij in een moeilijke situatie geplaatst worden, twijfelen we eraan
of de Geest van God ons wel geleid heeft. Maar het was de leiding van de
Geest die Jezus in de woestijn bracht om door Satan te worden verzocht.
Wanneer God ons in beproeving brengt, wil Hij daarmee een doel bereiken
dat voor ons bestwil is. Jezus maakte geen misbruik van Gods beloften door
ongevraagd in verzoeking te treden, evenmin gaf Hij Zich over aan
moedeloosheid toen de verzoeking over Hem kwam, en dat behoren ook wij
niet te doen. "God is getrouw, Die niet zal gedogen dat gij boven vermogen
verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst
zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt". (1 Cor.10:13)
"Offer Gode lof en betaal de
Allerhoogste uw geloften; roep Mij aan ten dage der benauwdheid, en Ik zal
u uitredden en gij zult Mij eren". (Ps.50:14,15)
Jezus was overwinnaar in de
tweede verzoeking, en nu openbaart Satan zich in zijn ware karakter. Hij
verschijnt niet als een afschuwelijk monster, met gespleten hoeven en
vleermuisvleugels. Hij is een machtige engel, hoewel hij gevallen is. Hij
belijdt openlijk dat hij de leider van de opstand is en de god dezer
wereld.
Satan plaatst Jezus op een
hoge berg en laat alle koninkrijken der wereld in al hun heerlijkheid
als een panorama aan Zijn ogen voorbijgaan. Het zonlicht valt op de van
tempels voorziene steden, op marmeren paleizen, vruchtbare akkers en met
vruchten beladen wijngaarden. De sporen van het kwaad zijn verborgen. De
ogen van Jezus, die de laatste tijd door niets anders begroet zijn dan
door somberheid en eenzaamheid, zien nu uit op een toneel van
onovertroffen lieflijkheid en voorspoed. Daarop wordt de stem van de
verleider gehoord: "U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid,
want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wie ik wil. Indien Gij mij
dan aanbidt, zal zij geheel van U zijn". (Luc.4:6,7)
De opdracht van Christus kon
alleen door lijden vervuld worden. Voor Hem lag een leven van smart,
moeite en strijd, en een smadelijke dood. Hij moest de zonden van de
gehele wereld dragen. Hij moest het verdragen gescheiden te zijn van de
liefde van Zijn Vader. Nu biedt de verleider Hem aan, dat hij de macht
waarvan hij zich ten onrechte heeft meester gemaakt, zal overgeven.
Christus zou Zichzelf kunnen verlossen van een verschrikkelijke
toekomst, door de oppermacht van Satan te erkennen. Maar door dit te
doen zou Hij de overwinning in de grote strijd prijsgeven. Juist door te
trachten zichzelf te verheffen boven de Zoon van God, had Satan in de
hemel gezondigd. Wanneer hij nu zou overwinnen, zou dat de triomf van de
opstandigheid betekenen.
Toen Satan aan Christus
verklaarde: Het koninkrijk en de heerlijkheid van de wereld zijn mij
overgegeven en ik geef ze aan wie ik wil, (Luc.4:6) beweerde hij iets
dat slechts gedeeltelijk waar was, en hij zei het om hiermee zijn eigen
doel van bedrog te dienen. Satans heerschappij was de heerschappij die
hij aan Adam ontworsteld had, maar Adam was de plaatsvervanger van de
Schepper. Hij bezat geen onafhankelijke heerschappij. De aarde behoort
God toe, en Hij heeft alle dingen in handen van Zijn Zoon gegeven. Adam
moest regeren in onderwerping aan Christus. Toen Adam door verraad zijn
heerschappij in Satans handen bracht, bleef Christus nog steeds de
rechtmatige Koning. Daarom zei de Here ook tot koning Nebukadnezar : "De
Allerhoogste heeft macht over het koningschap der mensen en geeft dat
aan wie Hij wil." (Dan.4:17) Satan kan zijn onrechtmatig verkregen
macht slechts uitoefenen wanneer God dit toelaat.
Toen de verleider aan
Christus het koningschap en de heerlijkheid der wereld aanbood, deed hij
het voorstel dat Christus het ware koningschap over de wereld zou
overgeven, en zou heersen in onderwerping aan Satan. Dit was, dezelfde
heerschappij als die waarop de hoop van de Joden gevestigd was. Zij
verlangden het koninkrijk dezer wereld. Indien Christus erin toegestemd
zou hebben hun een dergelijk koninkrijk te geven, zouden ze vol
blijdschap Hem ontvangen hebben. Maar de vloek der zonde, met al zijn
ellende, rustte daarop. Christus verklaarde aan de verleider: "Ga weg
van Mij, Satan, want er is geschreven : Gij zult de Here uw God
aanbidden en Hem alleen dienen". (Luc.4:8 St. Vertaling)
Door degene die in opstand
was gekomen in de hemel, werden de koninkrijken van deze wereld Christus
aangeboden om Zijn eerbetoon aan de beginselen van de boze te kopen;
maar Hij kon niet omgekocht worden; Hij was gekomen om het koninkrijk
der gerechtigheid op te richten, en Hij zou Zijn doel niet uit het oog
verliezen. Met dezelfde verzoeking komt de Satan tot de mensen, en hier
heeft hij meer succes dan bij Christus. Aan de mensen biedt hij het
koninkrijk dezer wereld aan op voorwaarde dat ze zijn oppermacht zullen
erkennen. Hij eist dat zij hun onkreukbaarheid opofferen, hun geweten
ter zijde stellen, en toegeven aan zelfzucht. Christus zegt hun, eerst
het koninkrijk Gods te zoeken en Zijn gerechtigheid; maar Satan gaat
naast hen en zegt: Wat er ook waar mag zijn wat betreft het eeuwige
leven, om succes te hebben in deze wereld moet je mij dienen. Ik heb je
welzijn in mijn handen. Ik kan je rijkdommen geven, genoegens, eer en
geluk. Luister naar mijn raad. Sta niet toe dat je wordt meegesleept
door zonderlinge begrippen van eerlijkheid of zelfopoffering. Ik zal de
weg voor je bereiden. Op deze wijze worden massa's mensen misleid. Zij
stemmen erin toe te leven voor zichzelf, en dan is Satan tevreden.
Terwijl hij hen lokt met de hoop op wereldse macht, verkrijgt hij de
macht over hun ziel. Maar hij biedt dingen aan die niet van hem zijn om
te geven, en die hem weldra ontnomen zullen worden. Als tegenprestatie
berooft hij hen van hun aanspraak op het erfdeel van de zonen Gods.
Satan had eraan getwijfeld
of Jezus de Zoon van God was. In zijn korte afwijzing had hij het bewijs
gekregen dat hij het niet kon weerspreken. De goddelijkheid straalde
door de lijdende menselijkheid heen. Satan had geen kracht om aan dat
bevel ongehoorzaam te zijn. Ineenkrimpend van vernedering en woede was
hij gedwongen zich terug te trekken uit de tegenwoordigheid van de
Verlosser der wereld. Christus' overwinning was even volledig als de
nederlaag van Adam was geweest.
Zo kunnen ook wij weerstand
bieden aan de verzoeking, en Satan dwingen van ons heen te gaan. Jezus
behaalde de overwinning door onderwerping aan en geloof in God, en door
de mond van de apostel zegt Hij ons : "Onderwerpt u dus aan God, maar
biedt weerstand aan de duivel en hij zal van u vlieden. Nadert tot God
en Hij zal tot u naderen". (Jac.4:7,8)
We kunnen onszelf niet
redden uit de macht van de verleider ; hij heeft het mensdom overwonnen,
en wanneer we trachten staande te blijven in eigen kracht, zullen we ten
prooi vallen aan zijn bedrog; maar "de naam des Heren is een sterke
toren; de rechtvaardige ijlt daarheen en is onaantastbaar". (Spr.18:10)
Satan beeft en vlucht voor de zwakste ziel die zijn toe vlucht neemt tot
die machtige naam.
Nadat de vijand was
heengegaan, viel Jezus uitgeput ter aarde, terwijl Zijn gelaat
doodsbleek was. De engelen des hemels hadden de strijd gadegeslagen, en
aanschouwden hun geliefde Meester toen Hij onuitsprekelijk lijden
doorstond om voor ons een weg tot ontkoming open te stellen. Hij had de
proef doorstaan, die moeilijker was dan enige beproeving die wij ooit
zullen moeten doormaken. De engelen dienden nu de Zoon van God, terwijl
Hij daar lag als iemand die sterven gaat. Hij werd versterkt met
voedsel, vertroost door de boodschap van Zijns Vaders liefde en de
verzekering dat de gehele hemel jubelde over Zijn overwinning. Wanneer
de levenswarmte terugkeert, gaat Zijn hart in erbarmen uit naar de mens,
en Hij gaat uit om het werk dat Hij begonnen is, te voltooien ; om niet
te rusten totdat de vijand verslagen is en ons gevallen geslacht
verlost.
Nooit zullen we de prijs van
onze verlossing beseffen, totdat de verlosten met de Verlosser zullen
staan voor de troon van God. Wanneer dan de heerlijkheid van het eeuwig
tehuis zich plotseling zal ontvouwen voor onze verrukte blikken, zullen
we ons herinneren dat Jezus dit alles heeft verlaten voor ons, dat Hij
niet alleen een banneling uit de hemelse hoven werd, maar om onzentwille
het risico op Zich nam, te kunnen falen en alles voor eeuwig te
verliezen. Dan zullen we onze kronen aan Zijn voeten werpen en het
gezang aanheffen : "Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de
macht en de rijkdom, de wijsheid en de sterkte, en de eer en de
heerlijkheid en de lof"." (Openb.5:12) ("Wens der eeuwen" - E.G.White)