VERS 1-7.
De wens der eeuwen 329-31, en 387-88.
God leidde de kinderen van Israel te legeren op een
plaats, waar er geen water was, om hen op de proef te stellen, om te zien of
zij naar Hem zouden opzien in hun nood, ofwel dat zij zouden mopperen, zoals
zij vooraf gedaan hadden. In acht genomen hetgeen God voor hen gedaan had door
hen opeen wonderbare wijze te bevrijden, zouden zij moeten in Hem geloofd
hebben in hun nood. Zij zouden moeten geweten hebben, dat Hij niet zou
toegelaten hebben, dat zij van dorst zouden moeten omkomen, zij, aan wie Hij
beloofd had dat Hij ze tot Zich zou nemen als Zijn specifiek volk. Maar in
plaats van in nederigheid de Heer te smeken om in hun behoeften te voorzien,
mopperden zij tegen Mozes, en vroegen water aan hem. God had bestendig Zijn
macht geopenbaard op een wonderbare wijze voor hen om hen te laten begrijpen
dat al de zegeningen, die zij zouden ontvangen, van Hem kwamen; dat Hij hen
kon geven, of van hen wegnemen, volgens Zijn eigen goeddunken. Op bepaalde
ogenblikken waren zij zich daar totaal van bewust en vernederden zich
grotelijks voor Hem. Maar wanneer zij dorstig of hongerig waren, legden ze
alles op Mozes, alsof zij Egypte verlaten hadden om hem te behagen. Mozes was
gekrenkt wegens hun wreed gemurmureer. Hij riep naar de Heer om te vragen wat
hij doen moest,dat zij gereed waren van hem te stenigen. De Heer vroeg hem op
de rots te slaan met de staf van God. De wolk van Zijn heerlijkheid rustte
rechtstreeks op de rots. " Hij loofde de rotssteenen in de woestijn, en
drenkte het overvloedig, als uit afgronden ; want Hij bracht stroomen voort
uit de steenrots, en deed de wateren afdalen als rivieren." Ps. 78 : 15,16.
Mozes sloeg op de rots,maar het was Christus,die bij hem stond,en het water
uit de rots teweeg bracht. Het volk stelde God op de proef in hun dorstige
toestand en zegden : als God ons hier gebracht heeft, waarom geeft Hij ons
geen water zowel als brood? Dit "indien" bewees hun misdadig ongeloof, en
maakt Mozes hang, dat God hen zou straffen wegens hun boos gemopper. De Heer
stelde het geloof van het volk op de proef,
maar zij doorstonden de proef niet. Zij murmureerden
om voedsel en om water en beklaagden zich bij Mozes. Wegens hun ongeloof, liet
God toe,dat hun vijanden met hen oorlog voerden, opdat Hij aan Zijn volk kon
openbaren vanwaar hun kracht komt.
Spir. Gifts. 255-57.
Als zij zo overvloedig voorzien geweest waren met
voedsel herinnerden ze zich met schaamte hun ongeloof en gemopper, en
beloofden de Heer te vertrouwen in de toekomst ; maar zij vergaten spoedig hun
belofte, en faalden bij de eerste beproeving van hun geloof. De wolkkolon,die
hen leidde scheen voor hen een te vrezen geheim te verbergen. En Mozes - wie
was hij ? Zij begonnen met vragen te stellen, en wat zou zijn bedoeling zijn
van hen uit Egypte te leiden ? Verdachtmaking en wantrouwen vervulde hun hart,
en zij beschuldigden hem stoutmoedig van de bedoeling gehad te hebben van hen
te vermoorden alsook hun kinderen door gebrek en verharding, opdat hij zich
kon rijk maken met hun bezittingen. In de roes van kwaadheid en
verontwaardiging waren ze op het punt van hem te stenigen.
Patr. and Proph. 297-98.
Het reizen in de woestijn was niet alleen bevolen als
een oordeel op de opstandigen en mopperaars, maar het moest dienen als een
discipline voor de opkomende generaties, in voorbereiding tot hun binnengaan
in het land van belofte.
PP 407.
Van de geslagen rots in Horeb vloeide voor het eerst
de levende stroom, die Israel verfriste in de woestijn. Gedurende gans hun
tocht, daar waar de behoefte zich voordeed, werden zij voorzien met water door
een mirakel van Gods barmhartigheid. Het water bleef echter niet voortvloeien
te Horeb. Waar zij ook behoefte hadden aan water gedurende hun reis, vloeide
het uit de spleten van de rotsen opzij van het kamp. Het was Christus, door de
macht van Zijn Woord, die de verfrissende stroom verwekte en liet vloeien voor
Israel. "Want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde, en de
steenrots was Christus." Cor 1. 10 : 4. Hij was de bron van alle tijdelijke
als geestelijke zegeningen. Christus, de ware Rots,was met hen in al hun
reizen. " Hij kloofde de rotssteen in de woestijn, en drenkte het overvloedig,
als uit de afgronden ; want Hij bracht stroomen voort uit de steenrots, en
deed de wateren afdalen als rivieren." Ps. 78 :15-16.
Hij opende eene steenrots, en daar vloeiden wateren
uit, die gingen door de dorre plaatsen als eene rivier." Ps. 105 : 41.
De geslagen rots was een afbeelding
van Christus, en door dit symbool worden de waardevolste geestelijke waarheden
onderwezen. Zoals de leven gevende wateren vloeiden uit de geslagen rots, zo
van uit Christus, " van God geslagen ", " om onze overtredingen verwond ", "
om onze ongerechtigheden verbrijzeld "
( Jes 53 : 4,5 ), vloeit de stroom van redding voor
een verloren geslacht. Zoals de rots eens geslagen werd, zo moest Christus "
eenmaal geofferd zijnde om veler zonden weg te nemen ." Hebr. 9 : 28.
Onze Heiland moest geen tweede maal geofferd worden ;
en het is alleen nodig voor degenen,die de zegeningen van Zijn genade zoeken
van te vragen in de naam van Jezus,de begeerte van het hart uitdrukkend in
berouwvol gebed. Zulke gebeden zullen voor de Heer der Heerscharen de wonden
van Jezus brengen, en dan zal opnieuw het leven gevend bloed vloeien,
gesymboliseerd door het vloeien van het leven gevende water voor Israel. Het
vloeien van water uit de rots in de woestijn werd gecelebreerd door de
Israelieten, nadat zij gevestigd waren in Kanaan, met vertoon van grote
vreugde. In de tijd van Jezus was deze viering een indrukwekkende ceremonie
geworden. Zij greep plaats ter gelegenheid van het feest van de
Tabernakelen,als het volk van alle landen te Jerusalem verzameld was. Iedere
van de zeven dagen van het feest gingen de priesters uit met muziek en het
koor van de Levieten om water te halen in een gouden vat aan de bron van
Siloam. Zij werden gevolgd door een menigte van aanbidders, zoveel als er
konden bij de stroom komen om er van te drinken, terwijl jubelmelodiën
opstegen : " En gijlieden zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des
heils." Jes. 12 : 3.
Dan werd het water dat door de priesters geput werd
gedragen naar de tempel temidden van trompetgeschal en het plechtig lied :"
onze voeten zijn staande in uwe poorten, o Jerusalem !". Het water werd
uitgegoten op het brandofferaltaar,terwijl lofzangen gehoord werden door de
menigten,die zich aansloten met muzikale 58.
instrumenten en diepliggende trompetten.
De Heiland maakte gebruik van deze symbolische dienst
om de gedachten van het volk te voeren naar de zegeningen die Hij kwam brengen
naar hen. " En op de laatsten dag, zijnde de groote dag van het feest," werd
Zijn stem gehoord in tonen die klonken door de tempelhoven : " Zoo iemand
dorst, die kome tot Mij en drinke ! Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de
Schrift zegt, stroomen des levenden waters zullen uit zijn binnenste vloeien."
" En dit", zegt Johannes, " zeide Hij van den Geest,denwelke ontvangen zouden,
die in Hem gelooven. " Joh. 7 : 37-39.
Het verfrissende water, dat opwelt in een verschroeid
en bar land, en die de verlaten plaats doet bloeien en dat uitvloeit om leven
te geven aan de omkomenden, is een zinnebeeld van de goddelijke genade die
alleen Christus kan toebedelen, en die als het levende water is, dat de ziel
reinigt, verfrist en versterkt. Hij, in wien Christus verblijft heeft in zich
een nooit tekort schietende bron van genade en kracht. Jezus schenkt moed in
het leven en verlicht het pad van allen,die Hem waarlijk zoeken. Zijn liefde
in het hart ontvangen, zal goede werken voortbrengen ten eeuwigen leven. En
deze liefde zal niet alleen een zegen zijn voor de ziel waarin zij opkomt,
maar de levende stroom zal uitvloeien in woorden en daden van gerechtigheid,
om de dorstenden te verfrissen rond haar.
In nood riep Mozes tot de Heer : " Wat zal ik dit
volk doen ?" Het werd hem gezegd de ouderen van Israel te nemen en de staf,
waarmede hij wonders gedaan had in Egypte, en naar het volk te gaan. En de
Heer zegde hem : " Zie Ik zal aldaar voor uw aangezicht op den rotssteen in
Horeb staan ; en gij zult op den rotssteen slaan, zoo zal daar water uitgaan,
dat het volk drinke." Hij gehoorzaamde, en de waters stroomden voort in een
levende stroom, die het kamp rijkelijk voorzag. Inplaats van te bevelen aan
Mozes van zijn staf op te heffen en een of ander verschrikkelijke plaag te
doen nederkomen, zoals deze in Egypte, op de leiders in dit boos gemopper,
maakte de Heer van de staf Zijn instrument om hun bevrijding te bewerken. Lees
Psalm 78 15-16. Mozes sloeg de rots, maar het was de Zoon van God die, gehuld
in de wolkkolon, nevens Mozes stond en teweeg bracht,dat het leven gevend
water eruit stroomde. Niet alleen Mozes en de ouderen, maar gans de
congregatie, die op afstand stond, aanschouwden de glorie van God ; maar was
de wolkkolon weggenomen geweest, dan zouden zij doodgeslagen geweest zijn door
de verschrikkelijke schittering van Hem, die erin verbleef. In hun dorstigheid
had het volk God beproefd, zeggende : Is de Heer in ons midden ja of neen. Als
de Heer ons hier gebracht heeft, waarom geeft Hij ons geen water zowel als
brood ? Het ongeloof dat aldus naar voor gebracht was, was misdadig, en Mozes
vreesde, dat de oordelen van God op hen zouden rusten. En hij noemde de naam
van de plaats Massa," bekoring " en Meriba " berisping " als een gedenkenis
aan hun zonde.
PP 2997-98.
Hetzelfde beeld werd door Christus gebruikt in Zijn
gesprek met de Samaritaanse vrouw aan de put van Jakob : " maar zoo wie
gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden
eene fontein van water, springende tot in het eeuwige leven." Joh. 4 : 14.
Christus laat de twee typen versmelten. Hij is de
rots, Hij is het levend water. Dezelfde schone en expressieve beelden worden
doorgevoerd in de bijbel. Eeuwen voor de komst van Christus,wees Mozes naar
Hem als de rots van de verlossing van Israel ( Deuter. 32 : 15 ) ; de psalmist
zong van Hem : " mijn rotssteen en mijn verlosser ", " mijn rotssteen en mijn
heil ", " eenen rotssteen, die te hoog zou zijn ", " eenen rotssteen om daarin
te wonen ", " de rotssteen mijns harten ", " eene steenrots mijner toevlucht
". In het lied van David wordt Zijn groote weergegeven, als de koele " stille
wateren " temidden van groene weiden,waarlangs de hemelse Herder Zijn kudden
leidt. Opnieuw," gij zult hen ",zegt hij," uit de beek uwer wellusten. Want
bij U is de fontein des levens." Ps. 19 : 14; 62 : 7 ; 61 : 2 ; 71 : 3 ; 73 :
26 ; 94 : 22 ; 23 : 2 ; 36 : 8, 9. En de wijze man verklaart : " De springader
der wijsheid is eene uitstortende beek ." Spr. 18 : 4. aan Zacharia : " een
fontein... tegen de zonde en tegen de onreinheid." Zach. 13 : 1. Jer. 2 : 13.
Jesaja beschrijft Hem als " een eeuwige rotssteen " en " de schaduw van eenen
zwaren rotssteen in een dorstig land." Jes. 26 : 4 ; 32 : 2.
En hij spreekt over de kostbare
belofte, die in gedachten brengt de levende stroom, die vloeit voor Israel "De
ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar daar is geen ; hunne tong
versmacht van dorst ; Ik de Heer zal hen verhooren,Ik de God Israëis,zal hen
niet verlaten ; " want Ik zal water gieten op den dorstige en stroomen op het
droge ; " " want in de woestijn zullen wateren uitbarsten en beken in de
wildernis."
De uitnodiging is gegeven : " 0 alle gij dorstigen,
komt tot de wateren," Jes.41 : 17 ; 44 : 3 ; 35 : 6 ; 55 : 1. En in de
slotbladzijden van het gewijde Woord wordt deze uitnodiging herhaald. De
rivier var. het water des levens," klaar als kristal ", komt van de troon van
God en van het Lam ; en de gratievolle roep klinkt doorheen alle eeuwen : " en
die wil,neme het water des levens om niet." Openb.22 : 17. Patr. and Pr.
411-413.
VERS 4.
Het Israelitische volk mistte bij iedere test.
Inplaats van in God te geloven en Hem te herkennen, Die hun pad versterkt had
met de klaarblijkelijkheden van Zijn macht en de uitstekende tekens van Zijn
zorg en liefde, wantrouwden zij Hem en schreven hun uitleiding uit Egypte toe
aan Mozes,hem beschuldigend, dat hij de oorzaak was van al hun onheil. Mozes
had hun koppigheid verdragen met een merkwaardige verdraagzaamheid. Op een
zeker ogenblik dreigden zij hem te stenigen".
The Story of Redemption 167.
VERS 5.
Als een schaapherder was Mozes onderwezen om voor de
bedrukten te zorgen, om de zieken te voeden, om met geduld te zoeken naar de
dwalenden, geduld te hebben met de onbeheersten, om met liefdevolle zorg te
voorzien in de behoeften van de jonge lammeren en in de noden van de oude en
zwakke. Als deze fase van zijn karakter ontwikkeld was, was hij dichter
getrokken naar zijn Leider Schaapherder. Hij werd verenigd met de Heilige
Engel van Israel. Hij geloofde in de grote God. Hij hield communie met de
Vader door nederig gebed. Hij zag op naar de Allerhoogste om een opvoeding te
bekomen in geestelijke dingen, en voor een kennis van zijn plicht als een
getrouwe herder. Zijn leven werd zo nauw verbonden met de hemel,dat God met
hem sprak van aangezicht tot aangezicht. Aldus voorbereid,was hij gereed om
gehoor te geven aan de roep van God om
59.
zijn schaapherdersstok te vervangen door de staf van
gezag ; om zijn kudde schapen te verlaten om het leiderschap te nemen over een
afgodisch en opstandig volk van meer dan een millioen mensen. Maar hij moest
afhangen van een onzichtbare Leider. Juist zoals de staf eenvoudig weg een
instrument was in zijn hand, zo moest hij een gewillig instrument zijn,dat
moest bewerkt worden door de hand van Jezus Christus. Mozes was uitgelezen om
de herder te zijn van Gods eigen volk, en het was door zijn vast geloof en
blijvend vertrouwen in de Heer dat zoveel zegeningen de kinderen van Israel
bereikten. De Heer Jezus zoekt de medewerking van zulke mensen die onbelemmerd
kanalen kunnen worden door wie de rijkdommen van de hemel uitgestort kunnen
worden op het volk van Zijn liefde. Hij werkt door mensen voor de opheffing en
de redding van Zijn uitverkorenen.
Fundamentals to Christian Education 343-44.
VERS 8-16.
Een nieuw gevaar bedreigde hen. De Heer liet
toe,wegens hun gemopper jegens Hem,dat zij aangevallen werden door hun
vijanden. De Amalekieten,een woeste oorlogszuchtige stam, die deze streek
bewoonde, kwam tegen hen op sloeg dezen, die zwak en moede, gevallen waren in
de achterhoede. Mozes, die wist dat het grootste deel van het volk
onvoorbereid was tot de strijd, gaf bevel aan Jozuaom uit de verschillende
stammen een geheel van soldaten te kiezen, en hen in de morgen tegen de vijand
te leiden, terwijl hijzelf op een afstand dicht bij hen zou staan met de staf
van God in zijn hand. Zo vielen Jozua en zijn gezellen de vijand aan de
volgende dag, terwijl Mozes en Aaron en Hur opgesteld stonden op een heuvel en
het strijdveld overschouwden. Met de armen ten hemel opgeheven en de staf van
God in de rechterhand,bad Mozes om sukses voor het Israelitische leger. Als de
strijd vorderde, bemerkte men, dat zolang hij zijn handen opwaarts hield,
Israel de bovenhand had, maar als hij ze liet naar beneden zakken de vijand
overmocht. Als Mozes moede werd hielden Aaron en Hur de handen van Mozes
omhoog,tot de zon onderging en de vijand genoopt werd te vluchten.
Als Aaron en Hur de handen van Mozes
ophielden,toonden zij aan het volk hun plicht om hem te ondersteunen in zijn
hard werk, als hij het woord van God zou ontvangen om tot hen te spreken. En
de handeling van Mozes was vol betekenis, aantonend dat God hun lot in handen
hield ; als zij in Hem vertrouwden, zou Hij voor hen vechten en hun vijanden
onderdrukken ; maar als zij hun houvast aan Hem zouden loslaten, en op hun
eigen macht betrouwen, dan zouden zij nog zwakker zijn dan dezen, die geen
kennis hebben van God, en hun vijanden zouden hen overmogen.
Als de Hebreeën zegepraalden, als Mozes zijn handen
ten hemel hief, en tussenkwam ten hunnen gunste, zo overmag het Israel van God
als zij door het geloof vast houden aan de kracht van de machtige Helper. Toch
moet goddelijke macht verbonden worden met menselijke inspanning. Mozes
geloofde niet dat God Israels vijanden wilde overwinnen, als zij inaktief
bleven. Terwijl de grote leider aan het pleiten was met de Heer, spanden Jozua
en zijn gezellen zich tot het uiterste in om de vijanden van Israel en van God
achteruit te stoten.
Na de nederlaag van de Amalekieten,beval God aan
Mozes : " Schrij f dit ter gedachtenis in een boek, en leg het in de ooren van
Jozua,dat ik de gedachtenis van Amalek geheel uitdelgen zal van onder den
hemel." Juist voor zijn dood gaf de grote leider de plechtige opdracht : "
Gedenkt,wat u Amalek gedaan heeft op den weg, als gij uit Egypte uittoogt :
hoe hij u op den weg ontmoette, en sloeg onder u in den staart al de zwakken
achter u als gij moede en mat waart, en hij vreesde God niet. Het zal dan
geschieden, als u de Heere,uw God, rust zal gegeven hebben van al uwe vijanden
rondom in het land, dat de Heere, uw God, u ten erve geven zal,om hetzelve
erfelijk te bezitten, dat gij de gedachtenis van Amalek van onder den hemel
zult uitdelgen vergeet het niet !" Deuter.25 : 17-19.
Aangaande het boze volk had de Heer verklaard : " De
hand van Amalek is op den troon des Heeren . " Ex. 17 : 16.
De Amalekieten waren niet onwetend nopens het
karakter en de heerschappij van God, maar inplaats van Hem te vrezen, hadden
zich gesteld om Zijn macht uit te dagen. De wonders,die Mozes gedaan had voor
de Egyptenaren, waren een onderwerp van spot voor het volk van Amalek, en de
vreze, die omliggende volkeren koesterden werd in het belachelijke getrokken.
Zij hadden gezworen bij hun goden, dat zij de Hebreeën zouden vernietigen, en
dat niet een zou ontsnappen, en zij boften, dat de God van Israel machteloos
zou zijn om hen te weerstaan. Zij waren niet lastig gevallen noch geplaagd
door de Israelieten. Hun aanval was gans zonder provokatie. Het was om hun
haat en misprijzen voor God te tonen, dat zij zochten Zijn volk te
vernietigen. De Amalekieten waren lang eigenmachtige zondaars geweest, en hun
boosheden hadden naar God om wraak geroepen, toch had Zijn barmhartigheid
steeds gevraagd naar bekering ; maar doordat de mannen van Amalek vielen op de
moede en weerloze rangen van Israel, verzegelden zij de ondergang van hun
natie. De zorg van God strekt zich uit over de zwaksten van Zijn kinderen.
Geen daad van wreedheid of onderdrukking jegens hen is onopgemerkt door de
hemel. Over allen,die Hem beminnen en vrezen,is Zijn hand uitgestrekt als een
schild ; dat de mensen oppassen, dat zij die hand niet slaan ; want zij zwaait
het zwaard van gerechtigheid.
PP 298 - 300.
De hoofden van Mozes en Aaron waren wit als van de
sneeuw van zestigtal winters. Hun lang en veelbewogen leven was gemerkt
geweest met de diepste beproevingen en de grootste eer,dat het lot van een
mens eens beschoren was. Zij waren mannen met grote natuurlijke begaafdheid,
en al hun talenten waren tot ontwikkeling gebracht, verheven, en waardig
gemaakt door de vereniging met de oneindige Ene. Hun leven was doorgebracht
geweest in onzelfzuchtige arbeid voor God en voor hun evennaaste ; hun
uiterlijk toonde klaarblijkelijk aan dat zij een groot intellektueel vermogen
hadden en beslistheid en edelheid van bedoeling. Vele jaren hadden Mozes en
Aaron samen gestaan in hun zorgen en werk. Samen hadden zij ontelbare gevaren
getrotseerd, en hadden samen de voortreffelijke zegeningen van God
ondergaan... Patr. Pr. 425.
De profeet ( Samuel ) zegde : " Lees 1 Sam. 15 : 2 en
3. De Amalekieten hadden het eerst oorlog gemaakt met de Israelieten in de
woestijn ; en voor deze zonde, samen met hun uitdaging van God en hun
verlagende afgoderij, had de Heer door Mozes oordeel over hen uitgesproken.
Onder goddelijke leiding werd hun wreedheid tegenover Israel opgetekend, met
het bevel : " Lees Deuter. 25 : 19. 60.
Want de uitvoering van dit vonnis was uitgesteld
geweest gedurende vierhonderd jaar ; maar de Amalekieten waren niet afgewend
van hun zonde, De Heer wist dat dit boos volk, indien het mogelijk was, Zijn
volk en Zijn aanbidding zou uitdelgen van de aardbol. Nu was de tijd gekomen
om het vonnis, dat zolang uitgesteld geweest was, uit te voeren.
Het geduld, dat God uitoefent tegenover de bozen
moedigt hen aan om voort te gaan met overtreden ; maar
hun straf zal niet minder zeker zijn en
verschrikkelijk ofschoon lang uitgesteld. " Lees Jes.28 : 21. Voor onze
barmhartige God is de handeling van straffen een vreemde daad. " Lees Ez. 33 :
11.
De Heer is " barmhartig en genadig, lankmoedig en
groot van weldadigheid en waarheid die de ongerechtigheid en overtreding en
zonde vergeeft ; toch wil Hij den schuldigen geenszins onschuldig houden ."
Ex. 34 : 6. Terwijl Hij geen behagen schept in Zijn wraak, zal Hij uitvoering
schenken aan het vonnis over de overtreders van Zijn wet. Hij wordt gedwongen
dit te doen om de inwoners van de aarde van verdere verdorvenheid en afval en
ondergang te vrijwaren. Om enkelen te redden moet Hij dezen afsnijden, die
verhard geworden zijn in de zonde. " Lees Nahum 1 : 3.
Door verschrikkelijke dingen in gerechtigheid zal Hij
het gezag van Zijn vertrapte wet wreken. En het feit, dat Hij tegenzin heeft
om gerechtigheid uit te voeren getuigt voor de enormiteit van de zonde,die
Zijn oordeel oproept en voor de strengheid van de vergelding die de overtreder
wacht. PP 627-28.
Wegens hun ongehoorzaamheid en hun afwijken van
God,werden de Israelieten toegelaten om in moeilijke omstandigheden te komen
en om tegenstand te ondergaan. Het werd aan hun vijanden toegelaten om oorlog
met hen te voeren, opdat zij vernederd zouden worden en opdat zij ertoe
gebracht zouden worden om God te zoeken in hun moeilijkheden en
tegenkantingen. " Toen kwam Amalek en streed tegen Israel in Rafidim." Dit
geschiedde,toen de Israelieten zich overgegeven hadden aan opstandige
mopperingen en onrechtvaardige en onredelijke klachten tegen hun leiders,die
God geschikt gemaakt had en aangeduid om hen door de woestijn te leiden naar
het land van Kanaan. God bracht hen daar waar er geen water was, om hen op de
proef te zetten, om te zien of zij, na zoveel klaarblijkelijkheden ontvangen
te hebben van Zijn macht, of zij geleerd zouden hebben van zich naar Hem te
keren in hun nood, en of zij zich bekeerd hadden van hun vroegere opstandige
mopperingen tegenover Hem. Zij hadden Mozes en Aaron beschuldigd met
zelfzuchtige motieven bezield geweest te zijn, als zij hen uit Egypte bevrijd
hadden, om hen en hun kinderen te laten omkomen door honger, opdat zij zich
zouden kunnen rijk maken met hun bezittingen. Door dit te doen schreven de
Israelieten aan de mens toe,dat, waarvan zij onmiskenbare klaarblijkelijkheden
ontvangen hadden dat het van God alleen was, wiens macht onbegrensd was. Hij
wilde, dat zij deze wonderbare openbaringen van Gods macht alleen aan Hem
toeschreven en dat zij Zijn naam groot maakten op de aarde. De Heer bracht hen
herhaalde malen over dezelfde grond van beproeving om te zien of zij nu Zijn
handelwijze met hen begrepen hadden en of zij zich nu bekeerd hadden van hun
zondige ongehoorzaamheid en hun opstandig mopperen. In Refedim,als het volk
dorstig was, waren zij opnieuw trots en toonden ze dat zij steeds een kwaad
hart bezaten van ongeloof en murmureren en opstandigheid,wat uitwees,dat het
nu nog niet veilig zou zijn van hen in het land Kanaan te installeren. Als zij
God niet wilden verheerlijken in hun beproeving en hun tegenkanting, in hun
trektochten door de woestijn, met Kanaan in het vooruitzicht, terwijl God
bestendig ontegensprekelijke klaarblijkelijkheden gaf van Zijn macht en
heerlijkheid en van Zijn zorg voor hen, zouden zij ook Zijn naam niet groot
maken en Hem verheerlijken, als zij in Kanaan zouden geinstalleerd zijn,
omringd met zegeningen en voorspoed. Wegens het feit,dat het volk om water
dorste,waren zij geprikkeld, zo dat Mozes voor zijn leven vreesde.
Als Israel aangevallen was door de
Amalekieten, gaf Mozes bevel tegen de vijanden te vechten, terwijl hij met de
staf van God in de hand zou staan, met zijn handen ten hemel geheven in het
zicht van het volk, aan het murmurerend en opstandig volk aantonend, dat hun
kracht en macht in God was. Hij was hun macht en
de bron van hun kracht. Er was geen macht in deze
staf ; God werkte doorheen Mozes. Mozes moest al zijn kracht van boven
ontvangen. Als hij zijn handen omhoog hield, overwon Israel ; als hij zijn
handen liet zakken overwon Amalek. Als Mozes moe werd, werden voorzorgen
genomen om zijn handen bestendig omhoog te houden. Aaron en Hur bereidden een
zitplaats voor Mozes, en dan spanden beiden zich in om zijn moede handen
omhoog te houden tot de zon onderging. Deze mannen toonden aldus aan Israel
welke hun plicht was om Mozes te ondersteunen in zijn moeilijk werk,als hij
het woord van God zou ontvangen om tot hen te spreken. Deze handeling toonde
ook aan dat het lot van Israel alleen in de handen van God lag, dat Hij hun
herkende leider was. " Toen zij de Heere tot Mozes :Schrijf dit ter
gedachtenis in een boek, en leg het in de ooren van Jozna ; dat ik de
gedachtenis van Amalek geheel uitdelgen zal van onder den hemel ... En hij
zeide : Dewijl de hand op den troon des Heeren is, zoo zal de oorlog des
Heeren tegen Amalek zijn, van geslacht tot geslacht." Ex. 17 : 14-16. " Gedenk
wat u Amalek gedaan heeft op den weg, als gij uit Egypte ttittoogt ; hoe hij u
op den weg ontmoette en sloeg onder u in den staart al de zwakken achter u als
gij moede en mat waart en hij vreesde God niet. Het zal dan geschieden, als u
de Heere uw God rust zal gegeven hebben van al uwe vijanden rondom in het
land, dat de Heere uw God, u ten erve geven zal, om hetzelve erfelijk te
bezitten, dat gij de gedachtenis van Amalik van onder den hemel zult uitdelgen
; vergeet het niet !".
Deuter. 25 : 17-19.
Als de Heer mij deze feiten naar voren bracht uit de
reizen en bevindingen van de kinderen van Israel, was ik diep onder de indruk
hoe God speciaal acht sloeg op Zijn volk. Niettegenstaande hun dwalingen, hun
ongehoorzaamheid en hun opstandigheid, bleven zij steeds Gods uitverkoren
volk.
Er werd mij getoond, dat deze, die pogen te
gehoorzamen aan God en hun ziel reinigen door gehoorzaamheid aan de waarheid
Gods uitverkoren volk zijn, Zijn modern Israel. God zegt van hen door Petrus
"Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een
heilig volk, een verkregen volk, opdat gij zoudt verkondigen de deugden
Desgenen, die u vanuit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht.
" 1 Petr. 2 : 9.
Als het een misdaad was voor Amalek om voordeel te
trekken uit de kinderen van Israel in hun zwakheid en moeheid, om hen te
kwellen, hen te verschrikken en te ontmoedigen, zo was het ook geen kleine
zonde voor u van te waken om de zwakheid,de kreupelheden,de dwalingen en
zonden van Gods gekweld volk te
61.
ontdekken en deze dingen aan de vijanden bloot te
leggen. Gij doet het werk van Satan niet dat van God... 2 Test. 106 - 109.
De geschiedenis van Gods volk uit de oudheid
verschaft ons veel opbeurende voorbeelden van zegevierende gebeden. Als de
Amalekieten kwamen om het kamp van Israel aan te vallen in de woestijn,wist
Mozes dat zijn volk niet bereid was om ze tegemoet te gaan. Hij zond Jozua met
een reeks soldaten om ze te ontmoeten, te mijl hijzelf met Aaron en Hur zich
opstelde op een heuvel het strijdperk overschouwend. Daar gaf de Godsman zich
aan Hem,die alleen in staat was om hem de zegepraal te bezorgen.. ( zie hoger
).
Deze gebeurtenis is een les voor gans Israel bij het
afsluiten van de tijden, dat God de kracht is van Zijn volk. Het gebed, dat
voortvloeit uit het ernstig en gelovend hart is het doeltreffend,vurig
gebed,dat veel overmag... De bedienaar is gelukkig, die een getrouwe en
gelovig Aaron en Hur heeft om zijn handen uit te strekken, als zij moede
worden en om ze op te houden door het geloof en het gebed. Zulk een steun is
een machtige hulp voor de dienaar van Christus in zijn werk en zal een oorzaak
zijn dat de zaak van de waarheid glorievol kan triomferen.
4 Test. Church 530 - 31.
Als God de wreedheid van een heidense natie straft,
hoeveel te meer zal Hij deze in acht nemen, die belijden Gods volk te zijn, en
die oorlog maken tegen hun eigen broeders en zusters, die doodop en moede zijn
als werkers in Zijn zaak ? Satan heeft grote macht op dezen, die toegeven aan
zijn beheersing. Het waren de hogepriesters en ouderlingen - de religieuse
leiders van het volk - die de mordende menigte ophitste van de oordeels-hall
tot kalvarie. Er zijn harten heden ten dage onder de belijdende volgelingen
van Chistus, die door dezelfde geest geinspireerd zijn, als deze die de
kruisiging van de Heiland opriepen. Dat de werkers van kwaad mogen
gedenken,dat voor gans hun werk er een getuige is : een heilige zonde-hatende
God. Hij zal hun werken in het oordeel brangen,met al het verborgene.
Test. 5 : 245.
VERS 12.
De murmureerders en klagers blijven beter thuis. Zij
zijn als wolken, zonder water.
Deze, die zich vrij voelen van fouten te vinden bij
dezen, die God verkozen heeft om een belangrijke rol te spelen in het laatste
groot werk zouden beter zoeken om zich te bekeren en om de geest van Christus
te bekomen. Dat zij zich de kinderen van Israel in gedachten roepen, die zo
gereed waren van fout te vinden bij Mozes,die God bevolen had om zijn volk te
leiden naar Kanaan, en om te murmureren zelfs tegen God zelf. Al deze
mopperaars kwamen om in de woestijn. Het is gemakkelijk van opstandig te zijn,
gemakkelijk van strijd te voeren alvorens de zaak rationeel te beschouwen,
kalm en onderzoekend of er iets is om tegen te vechten. De kinderen van Israel
zijn een voorbeeld voor ons, voor wie het einde der tijden voorhanden is. 1
Test. Church 527.