|
HOOFDSTUK 49.
PP 234 - 35. VERS 7 PP 206.
VERS 15 - 16.
"Vreselijk is deze waarheid, en het zou moeten diep ingeprent zijn : (Jer. 6 "
19 ). Iedere daad heeft haar weerslag op de uitwerker ervan. Nooit kan een
menselijk wezen anders dan in het kwaad dat zijn leven vervloekt te erkennen de
vrucht van eigen gezaaisel. Toch zijn wij niet zonder hoop. Om het geboorterecht
te verkrijgen, dat reeds het zijne was door belofte, nam Jacob zijn toevlucht
tot bedrog, en hij rijpte de oogst in de haat van zijn broeder. Door twintig
jaar ballingschap was hij zelf kwaad aangedaan en bedrogen, en
was ten laatste gedwongen veiligheid te vinden in de vlucht; en hij oogstte een
tweede oogst, als het kwaad van zijn eigen karakter gezien werd dat het naar
voor kwam in zijn zonen - alles maar een te waar beeld van de vergeldingen van
het menselijk leven.
"Want Ik zal niet eeuwiglijk twisten, en Ik zal niet geduriglijk verbolgen zijn;
want de geest zou van voor mijn aangezicht overstelpt worden, en de zielen, die
Ik gemaakt heb. Ik was verbolgen over de ongerechtigheid hunner gierigheid, en
sloeg hen; Ik verborg Mij en was verbolgen; evenwel gingen zij afkeerig heen in
de weg huns harten. Ik zie hunne wegen, en Ik zal hen genezen; en Ik zal hen
geleiden, en hun vertroostingen wedergeven, namelijk aan hunne treurigen ...
vrede, vrede, degenen, die verre zijn en degenen, die nabij zijn, zegt de Heere,
en Ik zal hen genezen. Jes. 57 : 16 - 19.
Jacob was niet verpletterd in Zijn ellende. Hij heeft zich bekeerd, hij heeft
gepoogd verzoening te doen voor het kwaad, dat hij zijn broeder aandeed. En, als
hij bedreigd werd met de dood wegens de wraakvan Esau, zocht hij hulp van God".
Ja, hij gedroeg zich vorstelijk tegen de engel en overmocht Hem. Hij weende en
smeekte Hem. En Hij zegende hem aldaar". Hosea 12 : 4; Gen. 32 : 29.
In de macht van Zijn kracht stonddevergevene op, niet langer de smekeling, maar
een prins met God. Hij had niet louter alleen bevrijding gekregen van zijn
isdane broeder, maar verlossing van zichzelf. De macht van het kwaad in zijn
eigen natuur was gebroken; zijn karakter was omgevormd. In zijn oude dag was er
licht. Als Jacob zijn leven overzag erkende hij de stuttende kracht van God -
"die God, die mij gevoed heeft van dat ik was tot op dezen dag, die Engel, die
mij verlost heeft van alle kwaad,
Gen. 48 : 15 - 16. Dezelfde geschiedenis wordt herhaald in de geschiedenis van
de zonen van Jacob - de zonde, die vergelding werkt, en bekering die de vruchten
van gerechtigheid schenkt in het leven. God doet zijn wet niet te niet. Hij
werkt niet in tegenstrijd ermede. Maar Hij vormt om. Door Zijn genade werkt de
vloek zegening uit.
196.
|
|