|
HOOFDSTUK 42.
Nog twee jaar bleef Jozef in het somber
gevang. De Heer gaf de Farao belangrijke dromen. De koning was
's morgens verward omdat hij deze niet kon verstaan. Hij riep de Egyptische
tovenaars en de wijze mannen van Egypte. De koning dacht dat zij hem spoedig
zouden helpen om de droom te verstaan, want zij waren bekend dat zij
moeilijkheden konden oplossen. De koning vertelde zijn droom aan hen, maar was
grotelijks ontgoocheld, door te ondervinden, dat zij met al hun toverij en
bluffende wijsheid, zij deze niet konden uitleggen. De verslagenheid en de
droefheid van de koning vermeerderde. Als de meester schenker zijn droefheid
zag, kwam Jozef al ineens in zijn gedachten, en terzelvertijde een overtuiging
van zijn ondankbaarheid en vergetelheid. "Ik gedenk heden aan mijne zonden". Hij
vertelde dan aan de koning de droom, die hij had en deze, die de meester bakker
had, die hen verwardden zoals nu de dromen de Farao verwarren, en zegde, "En
aldaar was bij ons een Hebreeuwse jongeling, een knecht van den overste der
trawanten; en wij vertelden ze hem, en hij legde ons onze dromen uit, aan ieder
legde hij ze uit naar zijnen droom; mij heeft hij hersteld in mijnen staat, en
hem gehangen.
Het was vernederend voor de Farao van te moeten weggaan van de magiers en wijze
mannen om zich te richten naar de Hebreeuwse dienaar. Maar de geleerde en de
wijze mannen mislukten, en nz wil hij toegeven om de nederige dienst van een
slaaf te aanvaarden, als zijn gestoorde geest maar rust kan vinden. "Toen zond
Farao en riep Jozef, en zij deden hem haastiglijk uit den kuil komen; en men
schoor hem en men veranderde zijne kleederen, en hij kwam tot Farao. En Farao
sprak tot Jozef : Ik heb eenen droom gedroomd en er is niemand, die hem uitlegge;
maar ik heb van u hooren zeggen, als gij eenen droom hoort, dat gij hem uitlegt.
En Jozef antwoordde Farao, zeggende : Het is buiten mij : God zal Farao's
welstand aanzeggen".
Jozef's antwoord aan de koning toont zijn sterk geloof en nederig vertrouwen
aan. Hij wijst nederig alle eer af van in zich zelf een hogere wijsheid te
bezitten om te interpreteren. Hij zegt aan de koning, dat zijn wijsheid niet
groter is dan deze, die hij ging raadplegen. "Het is buiten mij". God alleen kan
deze mysteries uitleggen. "Toen sprak Farao tot Jozef "Zie, in mijn droom stond
ik aan den oever der rivier; en zie, uit de rivier kwamen op zeven koeien, vet
van vleesch en schoon van gedaante, en zij weidden in het gras; en zie, zeven
andere koeien kwamen op na deze, mager en zeer leelijk van gedaante, rank van
vleesch; ik heb dergelijke van leelijkheid niet gezien in het gansche Egypteland;
en die ranke en leelijke koeien aten die eerste zeven vette koeien op, maar men
merkte niet, dat zij in haren buik ingekomen waren, want haar aanzien was
leelijk gelijk als in den beginne. Toen ontwaakte ik. Daarna zag ik in mijnen
droom, en zie, zeven aaren rezen op in eenen halm, vol en goed; en zie, zeven
dorre, dunne en door den oostenwind verzengde aren schoten na deze uit; en de
zeven dunne aren verslonden die zeven goede aren. En ik heb het den toovenaars
gezegd, maar er was niemand, die het mij verklaarde.
Toen zeide Jozef tot Farao : Farao's droom die is één : Hetgeen God is doende,
heeft Hij Farao te kennen gegeven. Die zeven schoone koeien zijn zeven jaren;
die zeven schoone aren zijn ook zeven jaren : de droom is één. Die zeven ranke
en leelijke koeien, die na gene opkwamen, zijn zeven jaren, en die zeven ranke
door den oostenwind verzengde aren zullen zeven jaren des hongers wezen". Jozef
vertelde de koning, dat er zeven jaren van overvloed zouden zijn. Alles zou
groeien in overvloed. Velden en tuinen zouden meer tenvolle opbrengen dan
gewoonlijk. Fruit en graan zouden overvloedig zijn. En deze zeven jaren van
overvloed zouden gevolgd worden van zeven jaren van hongersnood". De jaren van
overvloed zouden gegeven worden opdat hij zou kunnen voorbereidingen maken voor
de komende jaren van hongersnood. "dan zal in het land van Egypte al die
overvloed vergeten worden; en de honger zal het land verteren". Ook zal de
overvloed in het land niet gemerkt worden, vanwege dien honger, die daarna wezen
zal; want hij zal zeer zwaar zijn. En aangaande, dat die droom van Farao ten
tweede male is herhaald, dit is, omdat de zaak van God vast besloten is, en dat
God haast om dezelve te doen. Zoo zie nu Farao naar eenen verstandigen en wijzen
man, en zette hem over het land van Egypte". De koning geloofde al wat Jozef
zegde. Hij geloofde dat God met hem was, en hij was overtuigd van het feit, dat
hij de meest geschikte man was om autoriteit te verkrijgen aan het hoofd van
deze zaken. Hij miskende hem niet omdat hij een Joodse slaaf was. Hij zag, dat
hij een buitengewoone geest bezat. "Zoo zeide Farao tot zijne knechten : Zouden
wij wel eenen man vinden als dezen, in wien Gods Geest is ? Daarna zeide Farao
tot Jozef: Naardien God u dit alles heeft verkondigd, zoo is er niemand zoo
verstandig en wijs als gij : gij zult over mijn huis zijn, en op uw bevel zal al
mijn volk de hand kussen; alleen dezen troon zal ik grooter zijn dan gij".
Ofschoon Jozef verheven was als een regeerder over het land, toch vergat hij God
niet. Hij wist, dat hij een vreemdeling was in een vreemd land, gescheiden van
zijn vader en zijn broeders, wat hem dikwijls droefheid gaf, maar hij geloofde
vast, dat Gods hand zijn loopbaan had overheerst van hem in zo een verheven
positie te plaatsen. En bestendig afhangend van God, volbracht hij zijn plicht
in zijne dienst, als regeerder over het land van Egypte met getrouwheid. "En het
land bracht voort, in de zeven jaren des overvloeds, bij handvollen. En hij
vergaderde alle spijze der zeven jaren, die in Egypteland was, en deed de spijze
in de steden; de spij ze van het veld van elke stad, hetwelk rondom haar was,
deed hij daar binnen. Alzoo bracht Jozef bijeen zeer veel koren, als het zand
der zee, totdat men ophield te tellen, want daarvan was geen getal. Jozef
doorreisde gans Egypte, bevel gevend om zeer grote opstapelplaatsen te bouwen,
en zijn klaar hoofd en uitmuntend oordeel gebruikend om te helpen in de
voorbereiding om voedsel te voorzien, die nodig was voor de lange jaren van
hongersnood. Tenlaatste eindigden de jaren van overvloed in het land van Egypte.
"en de zeven jaren des hongers begonnen aan te komen, gelijk als Jozef gezegd
had en er was honger in al de landen; maar in gansch Egypteland was brood. Als
nu gans Egypteland hongerde, riep het volk tot Farao om brood; en Farao zeide
tot alle Egyptenaren : Gaat tot Jozef, doet wat hij u zegt.
186.
"Als dan de honger over het ganse land
was, zoo opende Jozef alles, waarin iets was, en verkocht aan de Egyptenaren,
want de honger werd sterk in Egypteland".
De honger was streng in Kanaan. Jacob en zijn zonen waren verschrikt. Hun
voorraad van voedsel was bijna verbruikt, en zij zagen naar de toekomst op met
angst. Zij spraken hopeloos met elkander in verband met het feit of zij in staat
zouden zijn om hun familie van voedsel te voorzien. Behoefte en verhongering
stonden hen voor ogen. Tenlaatste hoorde Jacob van de wonderbare provisie, die
de koning van Egypte gemaakt had; dat hij zeven jaar voordien in een droom door
God ingelicht was om grote voorraden op te stapelen voor de zeven jaren van
honger, die moesten volgen, en dat alle landen naar Egypte reisden om kooren te
kopen. Hij zegde tot zijn zonen: 3 Spir. Gifts 148 - 53.
VERS 1 - 46. PP 219 - 23. VERS 14 - 16.
Als Jozef geëerd werd bij de Egyptenaren, verborg hij zijn trouw niet aan God.
Niets wordt gewonnen door lafhartigheid of door vrees van het laten kennen dat
wij Gods geboden-houdend volk zijn. Als wij ons licht overdekken, alsof wij
beschaamd waren voor ons geloof, kan alleen uitlopen op een catastrofe. God zal
ons achterlaten aan ons eigen zwakheid; Moge de Heer verbieden dat wij zouden
weigeren ons licht te laten schijnen op iedere plaats, waarHij ons ook mag
roepen. Als wij het wagen, op ons zelf te bouwen, ons eigen ideeën en onze eigen
plannen volgend, en Jezus achter te laten, moeten wij niet verwachten van
versterking te ontvangen, noch van moed of geestelijke kracht te ontvangen. God
heeft morele helden gehad, en Hij heeft die ook nu nog, namelijk deze, die niet
beschaamd zijn van Gods apart volk te zijn. Hun wil en hun plannen zijn allen
onderworpen aan de wet van God. De liefde tot Jezus heeft geleerd hun leven niet
als dierbaar voor zichzelf te beschouwen. Hun werk is geweest van het licht
vanuit het Woord van God uit te stralen in klare, bestendige stralen naar de
wereld. "Getrouwheid aan God" is hun motto. 5 Test. Ch. 526 - 28.
Op het ogenblik dat Jozef geroepen werd aan het hof van de Farao, was Egypte de
grootste van alle naties. Op gebied van civilisatie, kunst, geleerdheid, was het
ongeëvenaard. Gedurende een periode van grootste moeilijkheden en gevaar,
bestuurde Jozef de zaken van het koninkrijk; en dit deed hij op een manier, dat
hij het vertrouwen won van de koning en van het volk. "Hij zette hem tot heer
over zijn huis, en tot eenen heerscher over al zijn goed, om zijne vorsten te
binden naar zijnen lust, en zijne oudsten te onderwijzen", Ps. 105 : 21 - 22.
Trouw aan God, geloof in de Onzichtbare, was Jozefs anker. Daarin lag het geheim
van zijn macht. Education 53.
Laat eenieder, die een christelijk leven zoekt te leven, zich herinneren, dat de
kerk strijdende is en niet de zegepralende. Er zullen er in gevonden worden, die
een vleselijke geest hebben. Zij moeten meer beklaagd worden dan gelaakt. De
kerk moet niet veroordeeld worden omdat zij deze karakters behoudt, ofschoon zij
gevonden worden binnen haar grenzen. Moest de kerk hen wegzenden, dan zouden
velen die het een fout vonden van zij binnen te houden, de kerk laken omdat zij
hen in de wereld zond. Zij zouden beweren dat zij onbarmhartig behandeld werden.
Het is mogelijk, dat er in de kerk zijn, die koud, trots, hooghartig en
onchristelijk zijn, maar gij moet deze soort niet als gezelschap nemen. Er zijn
er veel, die warm van hart zijn, die zelfopofferend zijn, die, als het nodig zou
blijken hun leven zouden afleggen voor de zielen. Jezus zag het slechte en het
goede in de kerkrelaties, en zegde, "Laat beiden opgroeien tot de oogst komt".
Niemand moet onkruid worden, omdat iedere plant op het veld geen graan is. Als
de waarheid bekend ware, dan zouden deze beklagers hun beschuldigingen
uitbrengen om aldus hun overtuigd en veroordelend geweten tot rust te brengen.
Hun eigen wijze van handelen is niet gans aanbevelenswaardig. Zelfs deze, die
ernaar streven de vijand te overwinnen, zijn soms verkeerd geweest en hebben
verkeerde dingen gedaan. Het kwaad overheerst het goede, als wij niet tenvolle
vertrouwen op Christus, en in Hem verblijven. Onstandvastigheden van karakter
zullen dan geopenbaard worden, die anders niet zouden te voorschijn komen, als
wij zouden volgehouden hebben in het geloof, dat door de liefde werkt en de ziel
reinigt. Wij zijn niet verplicht dezen te kiezen als familiaire gezellen, deze,
die de liefde van God verwerpen, die uitgedrukt werd in het feit, dat Hij Zijn
Zoon gaf aan onze wereld, "opdat eenieder, die in Hem gelooft het eeuwig leven
hebbe". Deze, die God liefhebben, zullen de vijanden van God niet kiezen als hun
vrienden. De vraag werd gesteld: "Zoudt gij den goddeloze helpen, en die den Hee
re haten, liefhebben ?" (2Kr. 79:2) Zult gij het gezelschap verkiezen van de
irreligieusen en de ontrouwen, boven die van gehoorzamenden aan de geboden van
God? Zult gij liever u scheiden van dezen, die God beminnen, en uzelf zover
mogelijk van het kanaal van licht plaatsen? Gij moet in een atmosfeer van
reinheid en geloof verkeren, en in uw karakter princiepen invoeren, die zo sterk
zullen zijn als balken. Christenen zullen het gezelschap niet kiezen en het
gezelschap aanwakkeren van niet christenen. Als de Heer u een speciale positie
geeft in de wereld, zoals Hij met Jozef en Daniel deed, dan zal hij u
onderstutten en behouden temidden van de bekoring. Maar gij zult nergens kunnen
gaan waar gij te veel licht zult vinden in de wereld. Hoe gevaarlijk is het dan
van het gezelschap te kiezen van deze, die de duisternis meer liefhebben dan het
licht, en tot het licht niet willen komen, omdat hun daden niet zouden terecht
gewezen worden. Fundamentals to Christian Education 294 - 96.
"Zal de Heer Zijn volk vergeten in dit uur van beproeving ( als het decreet over
hen uitgevaardigd wordt in de tijd van benauwdheid) ? Vergat Hij Jozef, omringd
van de afgodendienaars in Egypte? ... Zie Jes. 49 : 14 - 16 en Zach. 2 : 8.
PP 241, 332, 368 - 69.
188.
Het geheim van getrouwheid. Jozef deed zijn godsdienst mede overal waar hij
ging, en dit was het geheim van zijn onwankelbare trouw. MS 59, 1897.
VERS 38.
De mens herkent een levende verbinding met God. Hij die Jezus aanvaardt door
levendig geloof heeft een levende verbinding met God, en hij is een uitverkoren
vat tot eer. Hij draagt met zich de atmosfeer van de hemel, die de genade is van
God, een schat die de wereld niet kan kopen. Hij die in levendige verbinding is
met God mag in een lage positie staan, toch is zijn morele waarde zo waardevol
als deze van Jozef en Daniel, die herkend werden door heidense koningen als
mannen met wie de Heilige Geest verbleef. MS 54, 1894.
VERS 46 - 57.
Van den beginne heeft God gewerkt door zijn volk om zegeningen te brengen over
de wereld. Jozef was een bron van leven voor de oude Egyptische natie. Door de
onkreukbaarheid van Jozef was het leven van dit ganse volk beschermd. Door
Daniel redde God het leven van de wijzen in Babylon. En deze bevrijdingen worden
bedoeld als voorafbeeldingen; zij illustreren de geestelijke zegeningen voor de
wereld door verbinding met God, die Jozef en Daniel aanbaden. Eenieder in wiens
hart Christus verblijft, eenieder die Zijn liefde voor de wereld zal aantonen,
is een medewerker met God in het zegenen van de mensheid. Als hij van de Heiland
genade ontvangt om aan anderen mede te delen, stroomt uit zijn ganse wezen een
stroom van geestelijk leven.
Acts of The Apostels 13.
PP 224, 241.
"Door de handtekening van de besnijdenis namen zij plechtig aan van hunne kant
de voorwaarden te vervullen van het verbond gemaakt met Abraham. van gescheiden
te zijn van alle naties en van volmaakt te zijn. Als de afstammelingen van
Abraham gescheiden gebleven waren van andere naties, zouden zij niet verleid
geweest zijn tot afgoderij. Door gescheiden te zijn van andere naties, zou een
grote bekoring om toe te geven aan hun zondige praktijken en opstand tegen God
van hen weggenomen geweest zijn. Zij verloren in grote mate, hun specifiek,
heilig karakter door zich te vermengen met de naties rondom hen. Om hen te
straffen, bracht God een hongersnood over hen en hun land, wat hen noodzaakte
van naar Egypte te gaan om hun leven te kunnen behouden. Maar God verliet hen
niet terwijl zij in Egypte waren, wegens Zijn verbond met Abraham. Hij liet toe
dat zij zouden verdrukt worden door de Egyptenaren. opdat zij zich tot Hem
zouden keren in hun ellende, Zijn gerechtigheid en Zijn barmhartig bestuur
zouden kiezen, en Zijn verlangens zouden inwilligen.
The Story of Redemption 147.
|
|