|
HOOFDSTUK 16.
PP129-131 (PP145-147) 160 (174)
De vrede van Abraham was grotelijks verstoord door het ongelukkige huwelijk met
Hagar ... Als Abraham geen zoon had, had hij eerst gedacht dat zijn getrouwe
dienaar Eliezer, zijn zoon zou worden door aanneming, en zijn erfgenaam. Maar
God deelt hem mede dat zijn dienaar zijn zoon en erfgenaam niet zal zijn, maar
dat hij werkelijk een zoon zou hebben. "Toen leidde hij hem uit naar buiten en
zeide: Zie nu op naar den hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en
Hij zeide tot hem: Zoo zal uw zaad zijn". Hadden Abraham en Sara gewacht in
vertrouwend geloof tot de vervulling van de belofte, dat zij een zoon zouden
hebben, dan zou veel onaangenaams vermeden zijn. Zij geloofden, dat het zou
geweest zijn juist zoals God beloofd had, maar konden niet geloven dat Sara, in
haar oudedag een zoon zou hebben. Sara stelt een plan voorop, waardoor zij
dacht, dat het plan van God zou kunnen verwezenlijkt worden. Zij raadde Abraham
aan Hagar als vrouw te nemen. Hierin ontbraken beiden geloof en een volmaakt
vertrouwen in de macht van God. Door naar de stem van Sara te luisteren en Hagar
als vrouw te nemen, doorstond Abraham de geloofsproef niet in de onbeperkte
macht van God, en bracht op hemzelf en op Sara veel ongeluk. De Heer had het
voornemen het vaste geloof en betrouwen van Abraham in de beloften, die Hij
gedaan had op de proef te stellen.
Hagar was hovaardig en trots, en gedroeg zich hooghartig boven Sara. Zij vleidde
zich dat zij de moeder zou worden van een grote natie, die God beloofd had te
maken uit Abraham. En Abraham was verplicht te luisteren naar de klachten van
Sara, in verband met het gedrag van Hagar, Abraham beschuldigend met kwaad in
dit opzicht. Abraham is gekwetst en zegt aan Sara, dat Hagar haar dienstmeid is,
en dat zij er toezicht over heeft, maar weigert haar weg te zenden, want zij
moet de moeder worden van het kind, door wien hij denkt, dat de belofte vervuld
zal worden. Hij zegt aan Sara dat hij haar niet zou genomen hebben, ware het
niet geweest dat zij het aangeraden had. Abraham was ook verplicht te luisteren
naar de klachten van Hagar wegens het misbruik van Sara. Abraham is in
verlegenheid. Als hij het kwaad van Hagar tracht recht te trekken, dan doet hij
de jaloersheid van Sara en haar ontevredenheid stijgen, zij die zijn eerste en
meest beminde vrouw is. Hagar vluchtte van de tegenwoordigheid van Sara. Een
engel Gods ontmoette haar en beurde haar op, en berispte haar ook wegens haar
hooghartige houding, en verzocht haar terug te keren naar haar meesteres, en
zich aan haar te onderwerpen.
Na de geboorte van Ismaël openbaarde de Heer zich weer aan Abraham .... "
Spiritual Gifts 3 : 100 - 102.
VERS 12.
Echtgenoten, geef aan uw vrouw de kans voor een spiritueel leven .... Bij velen
wordt de neiging tot kniezen aangemoedigd tot zij worden gelijk volwassen
kinderen. Zij laten dit deel van hun kind zijn niet achter. Zij koesteren deze
gevoelens, totdat zij zich benauwen en geheel in de schaduw gesteld schijnen hun
geheel leven lang door hun knorrige klachten. En dit niet alleen voor hun eigen
leven maar ook voor het leven van anderen. Zij dragen met zich de geest van
Ismaël mede, wiens "hand tegen allen was en eenieders hand tegen hem".
Adventist Home 226.
VERS 13.
"Wij zouden niet moeten zoeken ons zelf te voldoen en te behagen, maar om God te
eren en te vereren, en in alles wat wij doen alleen Zijn glorie in het oog te
hebben. Als wij ons hart zouden laten onder de indruk komen van volgende
belangrijke woorden, en deze altijd in het hoofd dragen, dan zouden wij niet zo
gemakkelijk in bekoring vallen en onze woorden zouden spaarzamer worden en goed
gekozen: "Maar Hij is om onze overtredingen gewond, om onze ongerechtigheden is
hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn
striemen is onze genezing geworden". Jes. 53 : 5. "van elk ijdel woord, hetwelk
de menschen zullen gesproken hebben, zij van hetzelve zullen rekenschap geven in
den dag des oordeels". Math. 12 : 36. "Gij zijt een God des aanziens" ( in het
Engels "Thou God seest me" "Gij God ziet mij" ) Gen. 16 : 13.
Early Writings 112.
Eenieder zou zo moeten voorwaarts gaan, dat hij kan zeggen: "Maar gij, o Heere,
kent mij, Gij ziet mij, en proeft mijn hart, dat het met U is". Jer. 12 : 3.
"Gij zijt een God des aanziens" Gen. 16 : 13. De Heer weegt iedere beweegreden
af. Hij onderscheidt de gedachten en bedoelingen en beweegredenen van het hart "
Fundam. Chr. Education 348.
|
|