|
HOOFDSTUK 15.
PP 119 - 21.
VERS 1 GS 98. Ged. v. d. Berg Der Zaligspr. 36. VERS 2 6.
Toen Abraham geen zoon had, dacht hij eerst, dat zijn getrouwe dienstknecht
Eliezer, zijn zoon zou worden door aanneming en ook zijn erfgenaam. Maar God
lichtte Abraham in, dat zijn dienstknecht niet zijn zoon noch zijn erfgenaam zou
zijn, maar dat hij werkelijk een zoon zou hebben. Gen. 15 : 5. Story of Red. 77.
VERS 5 PP 224.
VERS 6 PP 372.
VERS 8 - 16 PP 436. ( 16) VERS 12.
"Hij openbaarde aan Abraham door het beeld van de angstwekkende dikke
duisternis, die over hem kwam, de lange slavernij van zijn nakomelingen in
Egypte". Spiritual Gifts. 99.
VERS 14.
"Waakt zo getrouwvol als het Abraham deed opdat er geen raaf of gelijk welk
andere roofvogel neerstrijkt op uw offerande en gift aan God. Iedere gedachte
van twijfel zou zo moeten bewaakt worden, dat zij het licht van de dag niet zal
zien door haar tot uiting te brengen. Het licht vliedt altijd weg van de woorden
die de macht van de duisternis eren. Het leven van de verrezen Heer zou
dagelijks moeten in ons geopenbaard worden. 2SM 243.
VERS 18 PP 328 en 738.
VERS 16. GOD VERDROEG LANG TERWILLE VAN HET GOED VAN DE AMORITEN.
"In de dagen van Abraham verklaarde de Heer, "want de ongerechtigheid van de
Amorieten is tot nog toe niet volkomen". Hij wilde niet toelaten dat zij in deze
tijd vernietigd werden. In dit feit wordt de lankmoedigheid van God geopenbaard.
De Amorieten waren in vijandschap met de wet; zij geloofden niet in Hem als in
de ware en levende God; maar in hun midden waren er weinig goede personen, en
voor de aangelegenheid van deze weinige, verdroeg Hij lang. Honderden jaren
nadien, als de Israëlieten terugkeerden van Egypte naar het beloofde land,
werden de Amorieten uitgeworpen voor de kinderen van Israël. Zij ondergingen ten
laatste de ramp wegens vrijwillige miskenning van de wet van God". RH July 12,
1906. ( Prediker 8 : 11, 12 ). Verwerping van het licht leidde tot de
vernietiging van de Amorieten. De Amorieten waren inwoners van Kanaan, en de
Heer had het land van Kanaan aan de Israëlieten beloofd; maar er moest een lange
tussenperiode voorbijgaan vooralleer Zijn volk het land zou bezitten. Hij zegde
hen, dat de ongerechtigheid van de Amorieten nu nog niet vol was, en hun
uitdrijving en hun verdelging kon niet verrechtvaardigd worden vooralleer zij
niet de beker van hun ongerechtigheid gevuld hadden. Afgoderij en zonde tekende
hun levensloop, maar de maat van hun schuld was niet zo, dat zij overgegeven
zouden worden aan vernietiging. In Zijn liefde en medelijden wilde God op hen
licht laten schijnen in meer duidelijker stralen. Hij wilde hen de gelegenheid
geven om de werking van Zijn wonderbare macht te aanschouwen, opdat er geen
verontschuldiging mocht zijn voor hun slechte levenswandel. Het is zo dat God
zich inlaat met de natien. Door een zekere proeftijd oefent Hij lankmoedigheid
uit op de naties, steden en individuen. Maar wanneer het klaarblijkelijk is, dat
zij niet tot Hem willen komen om leven te ontvangen, vallen de oordelen over
hen. De tijd kwam, waarop het oordeel werd uitgestort over de Amorieten, en de
tijd zal komen, dat al de overtreders van Zijn wet zullen weten, dat God door
geen enkel middel de schuld zal wit wassen. ( RH, May 2, 1893 ).
VERS 17.
"Mozes werd nu geboden as van de oven te nemen en Mozes strooide die naar den
hemel voor Farao's oogen". Ex. 9 : 8. Deze handeling was van diepe betekenis.
Vierhonderd jaar daarvoor, had God aan Abraham de verdrukking van Zijn volk
getoond onder het beeld van een brandende oven een vurige fakkel. Hij had
verklaard dat Hij "het volk ook zal rechten, hetwelk zij zullen dienen, en
daarna zullen zij uittrekken met een grote have. Israël had lang gezucht in de
oven van beproeving in Egypte. Deze handeling van Mozes was een verzekering voor
hen, dat God Zijn verbond indachtig was, en dat de tijd van hun verlossing komen
zou". PP 267.
VERS 13. 14 PP. 274 ( 281 ) VERS 16. PP. 224 ( 232 )
Van de Amorieten zegde de Heer: "En het vierde geslacht zal herwaarts
wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen".
Ofschoon deze natie uitblonk wegens haar afgoderij, toch had zij nu nog haar
beker van ongerechtigheid niet vol, en God wilde geen bevel geven om haar te
vernietigen. Het volk moest de goddelijke macht geopenbaard zien op een wel
uitgesproken wijze, opdat zij zonder verontschuldiging zouden gelaten worden. De
barmhartige Schepper was geduldig om hun ongerechtigheid te verdragen tot de
vierde generatie. Dan als er geen kans was tot verbetering, zou Zijn oordeel
over hen vallen. Met een onfeilbare nauwgezetheid rekent de Oneindige steeds af
met alle naties. Terwijl Zijn barmhartigheid steeds aangeboden wordt, wat
oproept tot bekering, zal deze rekenschap steeds open blijven;
132.
maar als de rekeningen een zeker bedrag
bereikt hebben, dat God bepaald heeft, dan begint de bediening van Zijn wraak.
De rekening wordt gesloten. Het goddelijk geduld is ten einde. Er is geen
barmhartigheid meer, die pleit ten hunner voordele". Test. 5 : 208.
VERS 18.
PP. 738 ( PP 716 )
|
|