Toen
Christus
aan Zijn
discipelen
de belofte
van de
Heilige
Geest
schonk,
naderde
Hij het
einde van
Zijn
aardse
bediening.
Hij stond
in de
schaduw
van het
kruis, in
volle
bewustheid
van de
last der
zonde, die
op Hem als
de
Zondendrager
zou
rusten.
Voor Hij
Zichzelf
als
offerande
overgaf,
onderrichtte
Hij Zijn
discipelen
over een
volstrekt
noodzakelijke
en
volmaakte
gave, die
Hij Zijn
volgelingen
zou
schenken
— de gave
die
onbegrensde
hulpbronnen
van Zijn
genade
binnen hun
bereik zou
brengen.
Hij zeide:
“Ik zal de
Vader
bidden en
Hij zal u
een andere
Trooster
geven om
tot in
eeuwigheid
bij u te
zijn, de
Geest der
waarheid,
die de
wereld
niet kan
ontvangen,
want zij
ziet Hem
niet en
kent Hem
niet; maar
gij kent
Hem, want
Hij blijft
bij u en
zal in u
zijn.” (Joh.
14:16,17)
De Heiland
doelde op
de tijd
dat de
Heilige
Geest zou
komen om
als Zijn
Vertegenwoordiger
een
machtig
werk te
doen. Het
kwaad dat
gedurende
eeuwen
steeds
omvangrijker
was
geworden,
zou door
de
goddelijke
macht van
de Heilige
Geest
worden
weerstaan.
Wat was
het
resultaat
van de
uitstorting
van de
Geest op
de
Pinksterdag?
De blijde
boodschap
van een
opgestane
Verlosser
werd naar
de
uiterste
delen van
de
bewoonde
wereld
gedragen.
Toen de
discipelen
de
boodschap
van
verlossende
genade
verkondigden,
gaven
harten
zich over
aan de
kracht van
deze
boodschap.
De
gemeente
zag uit
alle
richtingen
bekeerlingen
tot haar
toestromen.
Afvalligen
werden
opnieuw
bekeerd.
Zondaren
zochten
samen met
de
gelovigen
naar de
parel van
grote
waarde.
Sommigen
die de
bitterste
tegenstanders
van het
evangelie
waren
geweest,
werden nu
de
voorvechters
ervan. De
profetie
was
vervuld:
“Wie onder
hen
struikelt…...
zal zijn
als David;
en het
huis van
David …...
als de
Engel des
Heren.”
(Zach.12:8)
Iedere
christen
zag in
zijn
broeder
een
openbaring
van
goddelijke
liefde en
goedertierenheid.
Eén
gemeenschappelijk
belang
overheerste,
één
aanleiding
tot
naijver
verzwolg
alle
andere. De
eerzucht
van de
gelovigen
was om
zoveel
mogelijk
het
karakter
van
Christus
aan de dag
te leggen
en te
arbeiden
voor de
uitbreiding
van Zijn
koninkrijk.
“Met grote
kracht
gaven de
apostelen
hun
getuigenis
van de
opstanding
des Heren
Jezus, en
er was
grote
genade
over hen
allen.”
(Hand.4:33)
Door hun
arbeid
werden
uitverkoren
mannen aan
de
gemeente
toegevoegd,
die het
woord der
waarheid
aannamen
en hun
leven
wijdden
aan het
werk om
aan
anderen de
hoop te
brengen
die hun
harten met
vrede en
blijdschap
vervulde.
Zij konden
niet
worden
weerhouden,
noch
lieten zij
zich door
bedreigingen
vrees
aanjagen.
De Here
sprak door
hen en,
gaande van
plaats tot
plaats,
predikten
zij aan de
armen het
evangelie,
en
wonderen
van
goddelijke
genade
werden
gewrocht.
Zo machtig
kan God
werken,
als mensen
zich
geheel
onder de
leiding
van Zijn
Geest
stellen.
De belofte
van de
Heilige
Geest is
niet
beperkt
tot een
bepaald
tijdperk
of tot een
bepaald
ras.
Christus
verklaarde
dat de
goddelijke
invloed
van Zijn
Geest tot
aan het
einde met
Zijn
volgelingen
zou zijn.
Vanaf
Pinksteren
tot nu toe
is de
Trooster
gezonden
tot allen
die zich
geheel aan
de Here en
Zijn
dienst
hebben
overgegeven.
Tot allen
die
Christus
als hun
persoonlijke
Verlosser
hebben
aangenomen,
is de
Heilige
Geest
gekomen
als een
raadgever,
een
heiligmaker,
een gids
en
getuige.
Hoe
dichter
gelovigen
bij God
hebben
gewandeld,
des te
duidelijker
en
krachtiger
hebben zij
van de
liefde van
hun
Verlosser
en van
Zijn
reddende
genade
getuigd.
De mannen
en vrouwen
die zich
tijdens de
lange
eeuwen van
vervolging
en
beproeving
in grote
mate over
de
tegenwoordigheid
van de
Heilige
Geest in
hun leven
verheugden,
hebben
als
tekenen en
wonderen
in de
wereld
gestaan.
Voor
engelen en
mensen
hebben zij
de
herscheppende
macht van
verlossende
liefde
geopenbaard.
Degenen
die op het
Pinksterfeest
met kracht
van omhoog
werden
begiftigd,
waren
daardoor
niet van
verdere
beproeving
en
verzoeking
gevrijwaard.
Als zij
voor de
waarheid
en
rechtvaardigheid
getuigden,
werden zij
herhaaldelijk
aangevallen
door de
vijand van
alle
waarheid,
die hen
van hun
christelijke
belevenis
trachtte
te
beroven.
Zij
moesten
met al hun
door God
gegeven
krachten
ernaar
streven om
de
hoedanigheid
van mannen
en vrouwen
in
Christus
Jezus te
verwerven.
Zij baden
dagelijks
om meer
genade,
opdat zij
steeds
meer tot
volmaaktheid
zouden
komen.
Door de
werking
van de
Heilige
Geest
leerde
zelfs de
zwakste,
door
geloofsoefening
in God te
betrachten,
de hem
toevertrouwde
krachten
te
vermeerderen
en om
geheiligd,
gelouterd
en
voortreffelijk
te worden.
Wanneer
zij zich
in ootmoed
aan de
vormende
invloed
van de
Heilige
Geest
onderwierpen,
ontvingen
zij van de
volheid
der
Godheid en
werden zij
naar Zijn
evenbeeld
veranderd.
Het
tijdsverloop
heeft in
de belofte
van
Christus
bij Zijn
afscheid,
om de
Heilige
Geest te
zenden als
Zijn
Vertegenwoordiger,
geen
verandering
gebracht.
Het is
absoluut
geen
terughoudendheid
van de
zijde van
God, de
rijkdommen
van Zijn
genade de
mensen
niet van
omhoog
toestromen.
Als de
vervulling
der
belofte
niet zo
gezien
wordt als
deze kon
zijn, dan
komt dit
omdat de
belofte
niet zo
gewaardeerd
wordt als
dit wel
moest.
Wanneer
allen
bereid
zouden
zijn,
zouden
allen met
Heilige
Geest zijn
vervuld.
Wanneer
echter aan
de
noodzakelijkheid
van de
Heilige
Geest
weinig
aandacht
wordt
geschonken,
dan wordt
geestelijke
dorheid,
geestelijke
duisternis,
en
geestelijk
verval
dood
waargenomen.
Wanneer
zaken van
minder
belang de
aandacht
bezighouden,
dan
onbreekt,
ofschoon
in
oneindige
volheid
aangeboden,
de
goddelijke
kracht die
voor de
wasdom en
de bloei
der
gemeente
nodig is
en die
alle
andere
zegeningen
met zich
meebrengt,
gezien dit
nu het
middel is
waardoor
wij kracht
moeten
ontvangen,
waarom
hongeren
en dorsten
wij dan
niet naar
de gave
van de
Geest?
waarom
spreken we
daar niet
over,
bidden we
daar niet
om, en
prediken
we niet
dienaangaande?
De Here is
nog
bereidwilliger
om de
Heilige
Geest te
geven aan
hen die
Hem
dienen,
dan ouders
om aan
kinderen
goede
gaven te
geven.
Elke
arbeider
moet zijn
gebed de
dagelijkse
doop des
Geestes
tot God
opzenden.
Groepen
van
christelijke
werkers
zouden
moeten
bijeenkomen
om
speciale
hulp en
hemelse
wijsheid
te vragen,
opdat zij
in alle
wijsheid
plannen
weten te
beramen
en uit
te
voeren.
Bovenal
moeten
zij
bidden
of God
Zijn
verkozen
gezanten
in de
zendingsvelden
met een
rijke mate
van Zijn
Geest wil
dopen. De
aanwezigheid
van de
Geest bij
Gods
arbeiders
aan de
verkondiging
van de
waarheid
een kracht
verlenen
die al de
eer en de
glorie der
wereld er
niet aan
kunnen
geven.
De Heilige
Geest is
altijd met
de
toegewijde
arbeider
Gods, waar
deze zich
ook
bevindt.
De
woorden,
tot de
discipelen
gesproken,
gelden ook
voor ons.
De
Trooster
is voor
ons zowel
als voor
hen. De
Geest
voorziet
ons van de
kracht die
de
vooruitstrevende
worstelende
ziel zal
schragen
in elke
moeilijke
omstandigheid,
te midden
van de
haat der
wereld en
in het
helder en
duidelijk
besef van
eigen
tekortkomingen
en fouten.
In
verdriet
en
beproeving,
indien het
vooruitzicht
donker
schijnt
en de
toekomst
verward en
als wij
ons
eenzaam en
hulpeloos
voelen —
zijn dit
de tijden
waarop de
Heilige
Geest, in
antwoord
op het
gelovig
gebed, het
hart
troost.
Wanneer
iemand
onder
buitengewone
omstandigheden
in een
geestdriftige
gemoedstoestand
geraakt,
is dit nog
geen
afdoend
bewijs dat
hij een
christen
is.
Heiligheid
is geen
opgetogenheid:
het is een
algehele
overgave
aan de wil
van God.
Het is
leven naar
ieder
woord dat
van de
mond Gods
uitgaat.
Het is het
doen van
de wil van
onze
hemelse
Vader. Het
is op God
vertrouwen
in
beproeving,
in de
duisternis
zowel als
in het
licht. Het
is
wandelen
door
geloof en
niet door
aanschouwen.
Het is een
zich op
God
verlaten
met een
onvoorwaardelijk
vertrouwen,
en een
blijven in
Zijn
liefde.
Het is
voor ons
niet
noodzakelijk
om precies
te kunnen
omschrijven
wat de
Heilige
Geest is.
Christus
zegt ons
dat de
Heilige
Geest de
Trooster
is, “de
Geest der
waarheid,
die van de
Vader
uitgaat."
Duidelijk
is
aangaande
de Heilige
Geest
verklaard,
dat bij
Zijn werk
om de
mensen in
al de
waarheid
te leiden.
„Hij niet
uit
Zichzelf
spreken
zal.” (Joh.
15:26;
16:13)
Het wezen
van de
Heilige
Geest is
een
verborgenheid.
Mensen
kunnen het
niet
verklaren,
want God
heeft het
hun niet
geopenbaard.
Mensen met
fantastische
denkbeelden
kunnen
verschillende
passages
uit de
Schrift
samenvoegen
en een
menselijke
uitlegging
eraan
geven,
maar het
aanvaarden
van deze
voorstellingen
zal de
gemeente
niet
versterken.
Wat zulke
verborgenheden
betreft,
die te
diep zijn
voor het
menselijk
begrip, is
zwijgen
goud.
De werking
van de
Heilige
Geest is
duidelijk
aangegeven
in
Christus'
woorden:
„En als
Hij komt,
zal Hij de
wereld
overtuigen
van zonde
en van
gerechtigheid
en van
oordeel.”
(Joh.16:8)
Het is de
Heilige
Geest, die
van zonde
getuigt.
Indien de
zondaar
aan de
bezielende
invloed
van de
Geest
gehoor
geeft, zal
hij tot
berouw
worden
geleid, en
ertoe
gebracht
worden om
de
belangrijkheid
van het
gehoorzaam
zijn aan
de
goddelijke
eisen te
zien.
Aan de
berouwvolle
zondaar,
die
hongert en
dorst naar
gerechtigheid,
openbaart
de Heilige
Geest het
Lam Gods,
dat de
zonde der
wereld
wegneemt.
„Hij zal
het uit
het Mijne
nemen, en
het u
verkondigen",
zei Jezus.
„Die zal u
alles
leren en u
te binnen
brengen al
wat Ik u
gezegd
heb.”
(Joh.16:14;
14:26)
De Geest
is gegeven
als een
herscheppende
macht, om
het door
de dood
van onze
Verlosser
teweeggebrachte
heil
doeltreffend
te maken.
De Geest
tracht
voortdurend
de
aandacht
der mensen
te
vestigen
op het
grote
offer, dat
aan het
kruis op
Golgotha
werd
gebracht,
om aan de
wereld
Gods
liefde te
openbaren
en voor de
overtuigde
ziel de
kostbaarheden
der
Schriften
te
ontvouwen.
Na van
zonde te
hebben
overtuigd,
en aan het
verstand
de
maatstaf
der
gerechtigheid
te hebben
geopenbaard,
neemt de
Heilige
Geest de
liefde
voor de
wereldse
dingen
weg, en
vervult
Hij de
ziel met
een
verlangen
naar
heiligheid.
„Hij zal
de weg
wijzen tot
de volle
waarheid",
verkondigt
de
Heiland.
(Joh.16:13)
Wanneer de
mensen
bereid
zijn zich
te laten
omvormen,
zal een
heiligmaking
van het
gehele
wezen tot
stand
komen. De
Geest zal
de dingen
van God
nemen en
die in de
ziel
prenten.
Door Zijn
kracht zal
de weg des
levens
zo
duidelijk
worden,
dat
niemand
dienaangaande
behoeft te
dwalen.
Vanaf
het
begin
heeft
God
door
Zijn
Heilige
Geest
via
menselijke
werktuigen
gewerkt
voor de
voltooiing
van Zijn
doel ten
bate van
de
gevallen
mensheid.
Dit werd
geopenbaard
in het
leven van
de
aartsvaders.
Ook aan de
gemeente
in de
woestijn,
ten tijde
van Mozes,
gaf God
Zijn
“goede
Geest, om
hen te
onderrichten.”
(Neh.9:20)
En in de
dagen der
apostelen
werkte Hij
op
machtige
wijze voor
Zijn
gemeente
door
middel van
de Heilige
Geest,
Dezelfde
kracht die
de
aartsvaders
ondersteunde,
die Kaleb
en Jozua
geloof en
moed gaf,
en die het
werk van
de
apostolische
gemeente
doeltreffend
maakte,
heeft in
alle
daaropvolgende
eeuwen
Gods
gelovige
kinderen
bijgestaan.
Het was
door de
kracht van
de
Heilige
Geest dat
gedurende
de donkere
middeleeuwen
de
Waldenzer
christenen
de weg tot
de
Hervorming
hielpen
voorbereiden.
Het was
dezelfde
kracht die
de
inspanningen
van de
nobele
mannen en
vrouwen
die de weg
baanden
voor de
totstandkoming
van nieuwe
zendingsvelden
en voor
de
vertaling
van de
Bijbel in
de talen
en
dialecten
van alle
naties en
volkeren,
met succes
bekroonde.
En heden
ten dage
gebruikt
God nog
steeds
Zijn
gemeente
om Zijn
doelstelling
op aarde
bekend te
maken.
Thans gaan
de
herauten
van het
kruis van
stad tot
stad en
van land
tot land,
de weg
voorbereidend
voor de
tweede
komst van
Christus.
Het
vaandel
van Gods
wet wordt
hooggehouden.
De Geest
van de
Almachtige
werkt aan
de harten
der
mensen, en
degenen
die aan
Zijn
invloed
gevolg
geven,
worden
getuigen
voor God
en Zijn
waarheid.
In vele
plaatsen
kan men
toegewijde
mannen en
vrouwen
zien, die
aan
anderen
het licht
mededelen
dat hun de
weg tot
verlossing
door
Christus
heeft
duidelijk
gemaakt.
En naar
gelang zij
voortgaan
hun licht
te laten
schijnen,
zoals ook
diegenen
deden die
op de dag
van
Pinksteren
met de
Geest
werden
gedoopt,
zullen zij
steeds
meer van
de kracht
van de
Geest
ontvangen.
Op deze
wijze zal
de aarde
met de
heerlijkheid
Gods
worden
verlicht.
Aan de
andere
kant zijn
er
sommigen
die, in
plaats van
wijselijk
de geboden
kansen
waar te
nemen,
rustig
wachten op
een
speciale
tijd van
geestelijke
opwekking
waardoor
hun
vermogen
om anderen
voor te
lichten,
zal
toenemen.
Zij
veronachtzamen
plichten
die voor
de hand
liggen, en
voorrechten
en laten
hun licht
verduisteren,
terwijl
zij
uitkijken
naar een
tijd
waarin
zij,
zonder
enige
moeite
hunnerzijds,
de
ontvangers
denken te
worden van
een
bijzondere
zegen
waardoor
zij
veranderd
en tot
dienen
bekwaam
zullen
worden.
Het is
waar dat
in de tijd
van het
einde,
wanneer
Gods werk
op aarde
zal worden
afgesloten,
de
ernstige
pogingen
door
toegewijde
gelovigen
onder
leiding
van de
Heilige
Geest
gedaan,
vergezeld
zullen
gaan van
bijzondere
tekenen
van
goddelijke
genade.
Onder het
zinnebeeld
van de
vroege en
de spade
regen, die
in
oosterse
landen
valt ten
tijde van
zaaiing
en oogst,
voorspelden
de
Hebreeuwse
profeten
de gave
van
geestelijke
genade in
buitengewone
mate op
Gods
gemeente.
De
uitstorting
van de
Geest in
de dagen
der
apostelen
was het
begin van
de vroege
regen, en
glorierijk
was het
resultaat.
Tot het
einde der
tijd zal
de Geest
bij de
ware
gemeente
vertoeven.
Maar tegen
het einde
van de
oogst op
aarde is
een
speciale
uitstorting
van genade
beloofd,
om de
gemeente
op de
komst van
de Zoon
des
mensen
voor te
bereiden.
Deze
uitstorting
van de
Geest
wordt met
het vallen
van de
spade
regen
vergeleken.
Om deze
verhoogde
kracht des
Geestes
moeten de
christenen
hun
gebeden
tot de God
van de
oogst
opzenden,
„ten tijde
van de
late
regen". In
antwoord
hierop
“zal de
Here een
stortregen
geven".
„Regenstromen
laat Hij
nederdalen,
vroege
regen en
late
regen.”
(Zach.10:1;
Joel 2:23)
Maar de
leden van
Gods
gemeente
moeten
heden
een
levende
gemeenschap
met de
Bron van
alle
geestelijke
groei
onderhouden,
anders
zullen zij
niet
gereed
zijn als
de tijd
van de
oogst daar
is. Zij
moeten hun
lampen in
orde
brengen en
brandende
houden,
anders
zullen zij
in tijden
van
bijzondere
nood geen
meerdere
genade
ontvangen.
Alleen
zij, die
geregeld
nieuwe
toevoer
van genade
ontvangen,
zullen
kracht
bezitten
naar
gelang van
hun
dagelijkse
behoefte
en van hun
vermogen
om die
kracht te
gebruiken.
In plaats
van uit te
zien naar
een
toekomstige
tijd
waarin
zij, door
een
bijzondere
gave van
geestelijke
kracht,
een
wonderbaarlijke
opwekking
zullen
ontvangen
om zielen
te winnen,
geven zij
zich
dagelijks
over aan
de Here,
opdat Hij
hen
mag
maken
tot
instrumenten
die
Hij
kan
gebruiken.
Dagelijks
nemen zij
de
gelegenheden
tot dienen
waar, die
binnen
hun
bereik
liggen.
Dagelijks
getuigen
zij voor
de
Meester,
waar zij
ook mogen
zijn,
hetzij
in de
bescheiden
werkkring
van het
huisgezin
of door
zich
nuttig te
maken in
het
openbaar.
Voor de
toegewijde
werker is
het een
heerlijke
troost te
weten, dat
zelfs
Jezus
gedurende
Zijn leven
op aarde
Zijn Vader
dagelijks
om nieuwe
toestromingen
van
benodigde
genade
bad. Na
deze
gemeenschap
met God
ging Hij
uit om
anderen te
sterken en
te
zegenen.
Zie de
Zoon van
God, Zich
neerbuigend
in gebed
tot Zijn
Vader!
Ofschoon
Hij Gods
Zoon is,
versterkt
Hij Zijn
geloof
door
gebed, en
door
gemeenschap
met de
hemel
vergaart
Hij kracht
voor
Zichzelf
om het
kwade te
weerstaan
en om aan
de noden
der mensen
dienstbaar
te zijn.
Als de
Oudste
Broeder
van ons
geslacht
kent Hij
de noden
van hen
die zwak
uit
zichzelf
en levend
in een
wereld van
zonde en
verleiding,
toch
ernaar
verlangen
om Hem te
dienen.
Hij weet
dat de
boodschappers
die Hij
tot
uitzending
bekwaam
acht,
zwakke,
dwalende
mensen
zijn. Maar
allen die
zich
geheel aan
Zijn
dienst
wijden,
belooft
Hij
goddelijke
bijstand.
Zijn eigen
voorbeeld
is de
verzekering
ervan dat
de
oprechte,
volhardende
smeekbede
tot God in
geloof —
geloof dat
tot
volkomen
afhankelijkheid
van God en
tot
onvoorwaarlijke
toewijding
aan Zijn
werk leidt
— de
mensen, in
hun strijd
tegen de
zonde, de
hulp van
de Heilige
Geest zal
doen
toekomen.
Iedere
werker die
het
voorbeeld
van
Christus
navolgt,
zal bereid
worden
gevonden
om de
kracht die
God aan
Zijn
gemeente
heeft
toegezegd
om de
oogst der
aarde tot
rijpheid
te brengen
te
ontvangen
en te
gebruiken.
Elke
morgen
opnieuw,
wanneer de
herauten
van het
evangelie
voor de
Here
neerknielen
en hun
belofte
van
toewijding
aan Hem
vernieuwen,
wil Hij
hun de
tegenwoordigheid
Zijns
Geestes
verlenen,
met diens
bezielende,
heiligende
kracht.
Als zij
hun
dagelijkse
plichten
op zich
nemen,
hebben zij
de
verzekering
dat de
ongeziene
werking
van de
Heilige
Geest hen
in staat
stelt om
„arbeiders
te zamen
met God"
te zijn.
("Van
Jeruzalem
tot Rome"
-
E.G.White)