Een Persoonlijk
God
De machtige
kracht, die
werkt door de
gehele natuur en
alle dingen
ondersteunt, is
niet, zoals
sommige
geleerden naar
voren brengen,
enkel en alleen
een alles
doortrekkend
beginsel, een
steeds werkzame
energie. God is
een geest;
nochtans is Hij
een persoonlijk
wezen, want de
mens werd naar
Zijn beeld
geschapen.
DE NATUUR IS
NIET GOD
Gods werk in de
natuur is niet
God Zelf in de
natuur. De
dingen der
natuur zijn een
uitdrukking van
Gods karakter;
daardoor kunnen
wij Zijn liefde,
Zijn kracht en
Zijn
heerlijkheid
begrijpen; maar
wij moeten de
natuur niet als
God gaan zien.
De artistieke
bekwaamheid van
menselijke
wezens doet vele
mooie
kunstwerken
ontstaan,
voortbrengselen
die een lust
voor de ogen
zijn en deze
voortbrengselen
geven ons
enigszins een
denkbeeld van de
bedoeling van de
ontwerper; maar
dat gemaakte
product is niet
de mens. Het is
niet het werk,
maar de werkman
die de eer
waardig wordt
geacht. En daar
ook de natuur
een uitdrukking
is van Gods
gedachte, is het
niet de natuur
maar de God der
natuur die
verheerlijkt
moet worden……
EEN PERSOONLIJK
GOD SCHIEP DE
MENS
In de schepping
van de mens werd
de werking van
een persoonlijk
God geopenbaard.
Toen God de mens
naar Zijn beeld
had geschapen,
was de
menselijke vorm
volmaakt in
geheel zijn
samenstelling,
maar hij was
zonder leven.
Toen blies een
persoonlijk, in
Zichzelf
bestaand God, in
die vorm de adem
des levens en zo
werd de mens een
levend, ademend,
verstandelijk
wezen. Alle
delen van het
menselijk
organisme traden
in werking. Het
hart, de grote
en de kleine
vaten, de tong,
de handen, de
voeten, de
zintuigen, de
waarnemingen
door het
verstand — dat
alles begon te
werken en werd
aan wetten
onderworpen. De
mens werd een
levende ziel.
Door Jezus
Christus schiep
een persoonlijk
God de mens en
begiftigde hem
met verstand en
kracht.
Ons wezen was
voor Hem niet
verborgen toen
wij in het
verborgene
werden gemaakt.
Zijn ogen zagen
ons wezen,
hoewel in
onvolmaakte
toestand; en in
Zijn boek werden
al onze leden
beschreven, toen
er nog niet één
bestond.
Boven alle
lagere orden van
wezens, was het
Gods bedoeling
dat de mens, het
kroonstuk van
Zijn schepping,
Zijn gedachte
tot uitdrukking
zou brengen en
Zijn
heerlijkheid zou
openbaren. Maar
de mens moet
niet zichzelf
verheerlijken
als God……
GOD GEOPENBAARD
IN CHRISTUS
Als een
persoonlijk
wezen heeft God
Zichzelf
geopenbaard in
Zijn Zoon.
Jezus, het
afschijnsel van
de heerlijkheid
des Vaders, „en
het uitgedrukte
beeld Zijner
zelfstandigheid"
(Hebreeën 1:3),
werd op aarde
gevonden in de
gestalte van een
mens. Als een
persoonlijke
Heiland kwam
Hij naar de
wereld. Als een
persoonlijke
Heiland voer
Hij ten hemel.
Als een
persoonlijke
Heiland
bemiddelt Hij in
de hemelse
hoven. Vóór de
troon van God
dient ten onze
gunste „Een de
Zoon des mensen
gelijk zijnde."
Openbaring 1:13.
Christus, het
Licht der
wereld,
omsluierde de
verblindende
glans van Zijn
goddelijkheid,
en kwam om als
een mens te
verkeren onder
de mensen, opdat
ze, zonder
verteerd te
worden, bekend
zouden worden
met hun
Schepper. Geen
mens heeft ooit
God gezien,
behalve wanneer
Hij is
geopenbaard door
Christus.
„Ik en de Vader
zijn één," heeft
Christus gezegd.
„Niemand kent de
Zoon dan de
Vader, noch
iemand kent de
Vader dan de
Zoon, en wien
het de Zoon wil
openbaren."
Johannes 10:30;
Mattheüs 11 :
27.
Christus kwam om
menselijke
wezens te
onderrichten wat
God wil dat zij
weten. In de
hemelen
hierboven, op de
aarde, in de
brede wateren
van de oceaan,
zien we het werk
van Gods handen.
Alle geschapen
dingen getuigen
van Zijn kracht,
Zijn wijsheid,
Zijn liefde.
Maar niet van de
sterren of van
de oceaan of van
de grote
waterval kunnen
wij de
persoonlijkheid
van God leren
kennen zoals
deze geopenbaard
is in Christus.
God zag dat een
duidelijker
openbaring dan
de natuur nodig
was om zowel
Zijn
persoonlijkheid
als Zijn
karakter te
schilderen. Hij
zond Zijn Zoon
in de wereld om,
zover als het
menselijke oog
dat kon
verdragen, de
aard en de
kenmerken van de
onzichtbare God
te openbaren.
Had God verlangd
om voorgesteld
te worden als
persoonlijk
verblijvende in
de dingen der
natuur — in de
bloem, de boom,
het grassprietje
— zou Christus,
toen Hij hier op
aarde was, dat
dan niet aan
Zijn discipelen
hebben verteld?
Maar nergens
wordt in de leer
van Jezus van
God op deze
wijze gesproken.
Christus en de
apostelen
leerden
duidelijk de
waarheid van het
bestaan van een
persoonlijk God.
Christus
openbaarde alles
van God waf
zondige
menselijke
wezens konden
dragen zonder
vernietigd te
worden. Hij is
de Goddelijke
Leraar, de
Voorlichter. Had
God gedacht dat
wij aan andere
openbaringen dan
die gegeven
door Christus en
Zijn geschreven
Woord, behoefte
zouden gehad
hebben, dan zou
Hij ze ons
gegeven hebben.
CHRISTUS'
OPENBARING VAN
GOD AAN DE
DISCIPELEN
Laten we de
woorden
bestuderen die
Christus sprak
in de opperzaal
in de nacht vóór
Zijn kruisiging.
Hij naderde het
uur van Zijn
verhoor en Hij
probeerde Zijn
discipelen die
zo zwaar
verzocht en
beproefd zouden
worden, te
troosten.
„Uw hart worde
niet ontroerd,"
zei Hij,
„gijlieden
gelooft in God,
gelooft ook in
Mij. In het huis
Mijns Vaders
zijn vele
woningen;
anderszins zo
zou Ik het u
gezegd hebben,
ik ga henen om u
plaats te
bereiden. ..."
„Thomas zeide
tot Hem: Here,
wij weten niet
waar Gij
henengaat en hoe
kunnen wij de
weg weten? Jezus
zeide tot hem:
Ik ben de weg en
de waarheid en
het leven.
Niemand komt tot
de Vader dan
door Mij. Indien
gijlieden Mij
gekend hadt, zo
zoudt gij ook
Mijn Vader
gekend hebben;
en van nu kent
gij Hem en hebt
Hem gezien. ..."
„Here, toon ons
de Vader," zeide
Filippus, „en
het is ons
genoeg. Jezus
zeide tot hem:
Ben Ik zo lange
tijd met ulieden,
en hebt gij Mij
niet gekend,
Filippus? Wie
Mij gezien
heeft, die heeft
de Vader gezien;
en hoe zegt gij:
Toon ons de
Vader? Gelooft
gij niet dat Ik
in de Vader ben,
en de Vader in
Mij is? De
woorden die Ik
tot ulieden
spreek, spreek
Ik van Mijzelf
niet, maar de
Vader Die in Mij
blijft, Die doet
de werken."
Johannes 14 :
1-10.
En toch hadden
de discipelen
nog geen begrip
van de woorden
van Christus
aangaande Zijn
verhouding tot
God. Veel van
Zijn onderricht
was voor hen nog
duister. Zij
hadden tal van
vragen gesteld
die hun
onwetendheid
aangaande Gods
verhouding tot
hen en tot hun
huidige en
toekomstige
belangen aan het
licht brachten.
Christus wenste
dat zij een
duidelijker,
omlijnder begrip
van God hadden.
„Deze dingen heb
Ik door
gelijkenissen
tot u
gesproken", zei
Hij, „maar de
ure komt dat Ik
niet meer door
gelijkenissen
tot u spreken
zal, maar u
vrijuit van de
Vader zal
verkondigen."
Johannes 16:25.
Toen op de dag
van Pinksteren
de Heilige Geest
op de discipelen
werd uitgestort,
verstonden zij
de waarheden
die Christus in
gelijkenissen
had gesproken.
De leerpunten
die voor hen
verborgenheden
waren geweest,
werden nu
duidelijk
gemaakt. Het
begrip dat zij
kregen door de
uitstorting van
de Geest, maakte
dat zij zich
schaamden over
hun
hersenschimmige
theorieën. Hun
veronderstellingen
en uitleggingen
waren in alle
opzichten
dwaas, wanneer
ze vergeleken
werden met de
kennis van de
hemelse dingen
die ze nu
ontvingen. Zij
werden geleid
door de Geest,
en licht scheen
in hun eens
verduisterd
verstand.
Maar de
discipelen
hadden nochtans
niet de algehele
vervulling van
Gods belofte
ontvangen. Zij
ontvingen al de
kennis van God
die zij konden
verwerken, maar
de volledige
vervulling van
de belofte, dat
Christus hen
duidelijk de
Vader zou
openbaren, moest
nog komen. En zo
is het ook
heden. Onze
kennis van God
is onvolledig
en onvolmaakt.
Wanneer de
strijd ten einde
is en de Mens
Jezus Christus
vóór de Vader
Zijn trouwe
arbeiders
erkent, die, in
een wereld van
zonde, een
waarachtig
getuigenis van
Hem hebben
uitgedragen,
zullen ze
duidelijk
verstaan wat nu
voor hen
verborgenheden
zijn.
Christus nam
Zijn
verheerlijkte
menselijkheid
met Zich mee
naar de hemelse
hoven. Aan
degenen die Hem
aannemen,
verleent Hij
kracht om
kinderen Gods te
worden, zodat
ten slotte God
hen zal aannemen
als de Zijnen om
bij Hem te
blijven in alle
eeuwigheid.
Wanneer ze in
dit leven God
trouw zijn,
zullen ze
uiteindelijk
„Zijn aangezicht
zien, en Zijn
Naam zal op hun
voorhoofden
wezen".
Openbaring 22 :
4. En bestaat
het geluk des
hemels niet
daarin dat we
God zien? Wat
groter
blijdschap zou
over de zondaar
kunnen komen die
gered is door de
genade van
Christus, dan
het aangezicht
Gods te
aanschouwen en
Hem als Vader te
kennen?
HET GETUIGENIS
DER SCHRIFTEN
De Schriften
tonen duidelijk
de verhouding
tussen God en
Christus, en van
een ieder
brengen ze de
persoonlijkheid
en de eigen aard
duidelijk naar
voren.
„God voorheen
vele malen en op
velerlei wijze
tot de vaderen
gesproken
hebbende door de
profeten, heeft
in deze laatste
dagen tot ons
gesproken door
de Zoon, Welke
Hij gesteld
heeft tot een
erfgenaam van
alles, door
Welke Hij ook de
wereld gemaakt
heeft. Welke
alzo Hij is het
afschijnsel
Zijner
heerlijkheid, en
het uitgedrukte
beeld Zijner
zelfstandigheid,
en alle dingen
draagt door het
woord Zijner
kracht, nadat
Hij de
reinigmaking
onzer zonden
door Zichzelf
teweeggebracht
heeft, is
gezeten aan de
rechterhand der
Majesteit in de
hoogste
hemelen, zoveel
voortreffelijker
geworden dan de
engelen, als Hij
uitnemender naam
boven hen geërfd
heeft. Want tot
wie van de
engelen heeft
Hij ooit gezegd:
Gij zijt Mijn
Zoon, heden heb
Ik U
gegenereerd? En
wederom: Ik zal
Hem tot een
Vader zijn en
Hij zal Mij tot
een Zoon zijn?"
Hebreeën 1:1- 5.
God is de Vader
van Christus;
Christus is de
Zoon van God.
Een verheven
positie is aan
Christus
gegeven. Hij
staat nu op één
lijn met de
Vader. Al de
besluiten Gods
liggen open voor
Zijn Zoon.
Jezus zei tot de
Joden: „Mijn
Vader werkt tot
nu toe, en Ik
werk ook..... De
Zoon kan niets
van Zichzelf
doen, tenzij Hij
de Vader dat
ziet doen; want
zo wat Die doet,
dat doet ook de
Zoon desgelijks.
Want de Vader
heeft de Zoon
lief, en toont
Hem alles wat
Hij doet."
Johannes
5:17-20.
Hier wordt
opnieuw de
persoonlijkheid
van de Vader en
de Zoon naar
voren gebracht
en wordt de
eenheid gezien
tussen hen
beiden.
Deze eenheid
komt ook tot
uitdrukking in
het zeventiende
hoofdstuk van
Johannes, in het
gebed van
Christus voor
Zijn discipelen:
„Ik bid niet
alleen voor
dezen, maar ook
voor degenen die
door hun woord
in Mij geloven
zullen. Opdat
zij allen één
zijn,
gelijkerwijs
Gij, Vader, in
Mij, en Ik in U,
dat ook zij in
Ons één zijn,
opdat de wereld
gelove dat Gij
Mij gezonden
hebt. En Ik heb
hun de
heerlijkheid
gegeven, die Gij
Mij gegeven
hebt, opdat zij
één zijn gelijk
als Wij één
zijn. Ik in hen
en Gij in Mij;
opdat zij
volmaakt zijn in
één en opdat de
wereld erkenne
dat Gij Mij
gezonden hebt,
en hen liefgehad
hebt gelijk Gij
Mij liefgehad
hebt." Johannes
17:20-23.
Welke
wonderschone
woorden! De
eenheid die
bestaat tussen
Christus en Zijn
discipelen
vernietigt de
persoonlijkheid
van geen van
beiden. Ze zijn
één in doel, in
geest, in
karakter, maar
niet in persoon.
Zo zijn ook God
en Christus
één.
ZIJN VOORZIENIGE
ZORG
Onze God heeft
hemel en aarde
tot Zijn
beschikking en
Hij weet precies
wat wij nodig
hebben. Wij
kunnen slechts
een weinig
vooruitzien,
„maar alle
dingen zijn
naakt en geopend
voor de ogen
dergenen met wie
wij te doen
hebben".
Hebreeën 4:13.
Boven de onrust
der aarde zit
Hij op Zijn
troon; alle
dingen liggen
open onder Zijn
goddelijke blik;
en vanuit Zijn
grote en rustige
eeuwigheid
beveelt Hij wat
naar Zijn
voorzienigheid
het beste is.
Zelfs geen musje
valt op de grond
zonder dat de
Vader het merkt.
Satans haat
tegen God bracht
hem ertoe dat
hij zich
verheugde in de
vernietiging van
het stomme
gedierte. Het
komt alleen door
Gods
beschermende
zorg dat de
vogels bewaard
worden om ons te
verblijden met
hun vreugdezang.
Maar zelfs de
mussen vergeet
Hij niet.
„Vreest dan
niet; gij gaat
vele musjes
te boven."
Mattheüs 10:31.
(E.G.White,
8.Test.
p.263-273 of
Schatk. III,
blz.268-274)