De zegen en de vloek (46)
Zie Jozua 8
Nadat het vonnis over Achan voltrokken was, gaf Jozua bevel dat alle krijgslieden zich moesten verzamelen om tegen Ai op te trekken. God was met Zijn volk, en spoedig was de stad in hun bezit. Nu werden verdere veroveringen uitgesteld, zodat geheel Israël kon deelnemen aan een plechtige godsdienstoefening. Het volk verlangde vurig zich in Kanaän te vestigen; tot nu toe hadden ze geen huizen of land voor hen en hun gezinnen, en om deze te verkrijgen, moesten ze de Kanaänieten verdrijven; maar dit belangrijk werk moest wachten, want iets anders vroeg eerst hun aandacht.
Eer ze hun erfenis in bezit konden nemen, moesten ze hun verbond van trouw aan God vernieuwen. Mozes had in zijn laatste onderricht geboden dat het volk tweemaal moest bijeenkomen, bij de bergen Ebal en Gerizim te Sichem, om daar Gods wet te erkennen. Gehoorzaam aan dat bevel verliet het gehele volk, niet alleen de mannen, maar ook de vrouwen, de kinderen en de vreemdelingen die onder hun verkeerden, het kamp te Gilgal en trok door het land hunner vijanden naar het dal van Sichem, nabij het midden van het land. Hoewel ze door vijanden omringd waren, bevonden ze zich veilig onder Gods bescherming zolang ze trouw aan Hem waren. Evenals in de dagen van Jakob "viel de schrik voor God op de steden rondom hen" Genesis 35:5 en werden de Hebreeën niet lastig gevallen.
De plaats, voor deze plechtige dienst aangewezen, was reeds gewijde grond in verband met de geschiedenis van hun voorvaderen. Hier had Abraham zijn eerste altaar opgericht in het land Kanaän. Hier hadden Abraham en Jakob hun tenten opgeslagen. Op deze plaats kocht Jakob het stuk land waar de stammen het lichaam van Jozef moesten begraven. Hier bevond zich ook de bron die Jakob gegraven had en de eik waaronder hij de afgoden van zijn familie had begraven.
De uitgekozen plaats was één van de mooiste in heel Palestina, en waardig om de schouwplaats te zijn waar dit groots en indrukwekkend toneel zich zou afspelen. De bekoorlijke vallei, de groene velden met olijfgaarden, bevochtigd door beken uit levende bronnen en bedekt met bloemen, lag uitnodigend tussen de kale bergen. De Ebal en de Gerizim tegenover elkaar schenen elkaar te naderen, en hun voet vormde een natuurlijke kansel, vanwaar elk woord duidelijk gehoord kon worden, terwijl de hellingen ruimte boden voor een grote menigte.
Overeenkomstig Mozes' bevel werd een gedenkzuil van grote stenen opgericht op de berg Ebal. Op deze stenen werd, nadat ze met kalk bestreken waren, de wet geschreven - niet alleen de tien geboden, die van de berg Sinaï waren gesproken en op stenen tafelen waren gegrift, maar ook de wetten die door Mozes in een boek waren geschreven. Naast deze zuil werd een altaar gebouwd van ongehouwen stenen, waarop offeranden voor de Here werden gebracht.
Het feit, dat het altaar werd opgericht op de berg Ebal, de berg waar de vloek werd uitgesproken, gaf te kennen dat Israël terecht door hun overtredingen van Gods wet, Zijn toorn had opgewekt, en dat de straf onmiddellijk zou zijn voltrokken, als deze niet was afgeweerd door de verzoening van Christus, welke door het offeraltaar werd voorgesteld.
Zes van de stammen - alle afstammelingen van Lea en Rachel - stonden op de berg Gerizim; terwijl zij, die afstamden van de dienstmaagden, samen met Ruben en Zebulon plaats namen op de Ebal, en de priesters stonden met de ark in het dal tussen de bergen. Door bazuingeschal werd aangegeven dat allen moesten zwijgen; en te midden van de diepe stilte las Jozua, ten aanhoren van heel de vergadering, staande naast de heilige ark, de zegeningen voor die zouden volgen op gehoorzaamheid aan Gods wet. Alle stammen op de Gerizim antwoordden met "amen".
Toen las hij de vloeken voor, en de stammen op de berg Ebal stemden op gelijke wijze in, terwijl duizenden stemmen zich verenigden als de stem van één man. Hierop werd Gods wet voorgelezen, met de inzettingen en wetten die Mozes hen gegeven had.
Op de Sinaï had God Zijn wet gesproken ten aanhoren van geheel Israël; en deze heilige geboden, met Zijn eigen vinger geschreven, bevonden zich in de ark. Nu stonden ze daar geschreven waar ieder ze kon lezen. Allen konden zelf de voorwaarden van het verbond zien, op grond waarvan ze het land Kanaän zouden bezitten. Allen moesten te kennen geven dat ze de voorwaarden van het verbond aanvaardden, en instemden met de zegen en de vloek, bij gehoorzamen of veronachtzamen. De wet werd niet alleen op de gedenkzuil geschreven, maar ook door Jozua gelezen, zodat heel Israël het hoorde. Het was nog niet lang geleden dat Mozes het hele boek Deuteronomium aan het volk gegeven had, en toch las Jozua de wet weer voor.
Niet alleen de mannen van Israël, ook de vrouwen en de kinderen luisterden naar het voorlezen van de wet, want het was van groot belang dat ook zij hun plicht zouden weten en doen. God had tot Israël aangaande Zijn geboden gezegd: "Maar gij zult deze Mijn Woorden in uw hart en in uw ziel leggen; gij zult ze tot een teken op uw hand binden en zij zullen een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn. Gij zult ze uw kinderen leren.…. opdat gij en uw kinderen in het land, waarvan de Here uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het hun zou geven, zó lang leeft, als de hemel boven de aarde staat." Deuteronomium 11:18-21
Elk zevende jaar moest de wet in haar geheel gelezen worden in de vergadering van geheel Israël, zoals Mozes bevolen had: "Na verloop van zeven jaar, op de bepaalde tijd van het jaar der kwijtschelding, namelijk het Loofhuttenfeest, wanneer geheel Israël opgaat om voor het aangezicht van de Here, uw God, te verschijnen, op de plaats die Hij verkiezen zal, zult gij deze wet ten aanhoren van geheel Israël voorlezen.
Roep het volk tezamen, mannen, vrouwen en kinderen, ook de vreemdeling, die in uw steden woont, opdat zij ernaar horen en de Here, uw God, leren vrezen en al de woorden dezer wet naarstig onderhouden, en opdat hun kinderen, die er niet van weten, het horen en de Here, uw God, leren vrezen - al de tijd, dat gij leeft in het land, dat gij na het overtrekken van de Jordaan in bezit zult nemen." Deuteronomium 31:10-13
Satan is er steeds op uit te vervalsen wat God heeft gesproken, om de geest te verblinden en het verstand te verduisteren, zodat mensen tot zonde worden verleid. Daarom drukt de Here Zich zó duidelijk uit, en maakt Zijn eisen zó eenvoudig, dat niemand behoeft te dwalen. Steeds probeert God om de mensen te beschermen, zodat satan zijn wrede en bedrieglijke macht niet op hen kan botvieren. Hij was bereid met hen te spreken, met eigen hand de levende woorden te schrijven. En deze gezegende woorden vol leven en stralend van waarheid, zijn aan de mens gegeven als een volmaakte gids.
Omdat satan altijd klaarstaat de aandacht af te wenden van Gods beloften en geboden, is er des te meer inspanning nodig ze in de geest te griffen en ze in het hart te bewaren.
Godsdienstleiders moeten meer aandacht schenken aan het onderrichten van mensen in de geschiedenissen en lessen van de Bijbel en in de waarschuwingen en geboden des Heren. Deze moeten in eenvoudige bewoordingen worden gebracht, zodat kinderen het kunnen begrijpen. Evangelie dienaars en ouders moeten ervoor zorgen dat de jongeren in de Schrift worden onderwezen.
Ouders kunnen en moeten de belangstelling van hun kinderen wekken voor de kennis van het heilige Boek. Maar als ze dit willen doen, moeten ze zelf er eerst belangstelling voor hebben. Ze moeten goed op de hoogte zijn met de leerstellingen, en, zoals God aan Israël gebood, daarover spreken in hun huis, bij hun zitten en opstaan, en als ze onderweg zijn. Deuteronomium 11:19
Zij die wensen dat hun kinderen God liefhebben en eerbiedigen, moeten spreken van Zijn goedheid, Zijn majesteit en macht, zoals deze geopenbaard worden in Zijn Woord en in Zijn scheppingswerk.
In elk hoofdstuk en elk vers in de Bijbel spreekt God tot de mens. Wij moeten die inzettingen als tekenen binden op onze handen en als voorhoofdsbanden tussen onze ogen. Als ze bestudeerd en gehoorzaamd worden, zullen ze Gods volk leiden, zoals de Israëlieten werden geleid door de wolkkolom bij dag en de vuurkolom bij nacht. ("Patriarchen en Profeten” E.G.White)