Satans
vijanschap
ten
aanzien
van de
wet (29)
De eerste
poging van
satan om
Gods wet
teniet te
doen -
ondernomen
onder de
zondeloze
hemelbewoners
- scheen
gedurende
enige tijd
met
succes
bekroond
te zullen
worden.
Een groot
aantal
engelen
werd
verleid;
maar
satans
schijnbare
triomf
eindigde
in
nederlaag
en
verlies,
scheiding
van God en
verbanning
uit de
hemel.
Toen de
strijd op
aarde werd
voortgezet,
leek het
er op dat
satan
opnieuw
een
voordeel
behaalde.
Door te
zondigen
werd de
mens zijn
gevangene,
en het
koninkrijk
van de
mens werd
eveneens
verraden
aan de
aartsrebel.
Nu scheen
voor satan
de weg
open om
een
onafhankelijk
rijk te
stichten
en het
gezag van
God en van
Gods Zoon
uit te
dagen.
Maar het
verlossingsplan
maakte
mogelijk
dat de
mens zich
met God
kon
verzoenen,
en
gehoorzaamheid
kon
betonen
aan Gods
wet,
waardoor
eenmaal de
mens en de
aarde
konden
worden
verlost
van de
macht van
de boze.
Opnieuw
werd satan
verslagen,
en weer
nam hij
zijn
toevlucht
tot
bedrog,
in de hoop
zijn
nederlaag
te
veranderen
in een
overwinning.
Om de
gevallen
mens tot
opstand te
verleiden,
stelde hij
God voor
als
onrechtvaardig,
doordat
Hij had
toegelaten
dat de
mens Zijn
wet
overtrad.
"Wel," zei
de
aartsverleider,
"God wist
wat de
gevolgen
zouden
zijn;
waarom
stond Hij
dan toe
dat de
mens
blootgesteld
werd aan
een proef,
aan zonde,
zodat
ellende en
dood het
gevolg
zouden
zijn?"
En de
kinderen
van Adam,
die niet
dachten
aan de
lankmoedigheid
en
barmhartigheid,
waardoor
de mens
nog een
kans had
gekregen,
die geen
rekening
hielden
met het
ontzagwekkend,
verbazingwekkend
offer dat
de opstand
kostte aan
de Koning
des
hemels,
luisterden
naar de
verzoeker,
en morden
tegen het
enige
Wezen dat
hen kon
redden van
de
verderfelijke
macht van
satan.
Heden zijn
er
duizenden
die
dezelfde
opstandige
aanklacht
richten
tegen
God. Ze
beseffen
niet dat
de mens,
als deze
geen
vrijheid
van kiezen
zou
hebben,
niet
langer een
verstandelijk
wezen,
maar
slechts
een robot
zou zijn.
Het is
niet Gods
bedoeling
om de wil
te
beheersen.
De mens
werd als
een vrij
moreel
wezen
geschapen.
Evenals de
bewoners
van
andere
werelden
moest hij
onderworpen
worden aan
een proef
om te
gehoorzamen;
maar nooit
is hij
zodanig
beproefd
dat hij
moest
zondigen.
Hem
overkomt
geen
verzoeking
of
beproeving
waaraan
hij geen
weerstand
kan
bieden.
God trof
zulke
overvloedige
voorzieningen,
dat de
mens nooit
verslagen
had
behoeven
te worden
in de
strijd
tegen
satan.
Toen het
mensdom op
aarde
toenam,
schaarde
zich bijna
de gehele
wereld aan
de kant
van de
opstand.
Opnieuw
scheen
satan de
overwinning
te hebben
behaald.
Maar
almacht
beknotte
het werk
der
ongerechtigheid,
en de
aarde werd
gereinigd
van haar
moreel
verderf
door de
zondvloed.
De profeet
zegt:
"Wanneer
uw
gerichten
op de
aarde
zijn,
leren de
inwoners
der wereld
gerechtigheid.
Al wordt
de
goddeloze
genade
bewezen,
hij leert
geen
gerechtigheid.….
en de
majesteit
des Heren
ziet hij
niet."
Jesaja
26:9,10 Zo
ging het
ook na de
zondvloed.
Toen Gods
oordelen
voorbij
waren,
kwamen de
bewoners
van de
aarde weer
tegen God
in
opstand.
Tweemaal
waren Gods
verbond en
Zijn
wetten
door de
wereld
verworpen.
Zowel de
mensen
voor de
zondvloed
als de
afstammelingen
van Noach
verwierpen
Gods
gezag.
Toen
maakte God
een
verbond
met
Abraham,
en koos
Zich een
volk dat
de
bewaarder
van Zijn
wet zou
worden. Om
dit volk
te
verleiden
en te
vernietigen,
legde
satan
terstond
zijn
strikken.
De
kinderen
van Jakob
werden
verzocht
door het
aangaan
van
huwelijken
met
heidenen
en het
aanbidden
van hun
afgoden.
Maar Jozef
bleef
trouw aan
God, en
zijn trouw
was een
langdurig
getuigenis
van het
ware
geloof. Om
dit licht
te doven,
werkte
satan door
de nijd
van Jozefs
broers en
bewerkte
dat ze hem
als slaaf
verkochten
naar een
heidens
land. God
leidde
echter de
gebeurtenissen,
opdat de
Egyptenaren
Hem zouden
leren
kennen.
Zowel in
het huis
van
Potifar
als in de
gevangenis
ontving
Jozef een
opvoeding
en
oefening
die, samen
met de
vreze
Gods, hem
voorbereidde
op zijn
vooraanstaande
positie
als eerste
minister
van het
volk.
Vanuit het
paleis van
Farao werd
zijn
invloed
gevoeld
door heel
het land,
en de
kennis van
de ware
God werd
wijd en
zijd
verbreid.
De
Israëlieten
in Egypte
werden
eveneens
voorspoedig,
en degenen
die trouw
waren aan
God,
oefenden
grote
invloed
uit.
De
afgodische
priesters
raakten in
paniek
toen ze
zagen dat
de nieuwe
godsdienst
een goed
onthaal
vond.
Geïnspireerd
door satan
met diens
vijandschap
tegen de
God des
hemels,
deden ze
wat ze
konden om
dit licht
te doven.
De
priesters
moesten
zorgen
voor de
opleiding
van de
troonopvolger,
en door
hun geest
van
vastbesloten
tegenstand
tegen God
en hun
ijver voor
de
afgodendienst
vormden ze
het
karakter
van de
toekomstige
vorst,
zodat dit
leidde tot
wreedheid
en
verdrukking
van de
Hebreeën.
Gedurende
veertig
jaar na de
vlucht van
Mozes uit
Egypte
scheen
afgoderij
de
overhand
te hebben
behaald.
Van jaar
tot jaar
nam de
hoop van
de
Israëlieten
af. Zowel
koning als
volk
verheugden
zich over
hun macht
en spotten
met de God
van
Israël.
Deze geest
werd
sterker,
tot het
zijn
hoogtepunt
bereikte
in de
Farao die
tegenover
Mozes kwam
te staan.
Toen de
Hebreeuwse
leider tot
de koning
kwam met
een
boodschap
van
"Jehova,
de God van
Israël",
was het
geen
onbekendheid
met de
ware God,
maar een
uitdagen
van Zijn
macht, die
het
antwoord
ingaf:
"Wie is
Jehova,
naar wie
ik zou
moeten
luisteren….?
Ik ken
Jehova
niet."
Van het
begin tot
het einde
was de
tegenstand
van Farao
tegen God
niet het
gevolg van
onwetendheid,
maar van
haat en
uitdaging.
Hoewel de
Egyptenaren
zo lange
tijd de
kennis van
God hadden
verworpen,
gaf de
Here hun
nog een
kans om
zich te
bekeren.
In de
dagen van
Jozef was
Egypte een
toevluchtsoord
voor
Israël
geweest;
God was
geëerd
door de
vriendelijkheid
die aan
Zijn volk
bewezen
werd; en
nu gaf de
lankmoedige
God, die
traag is
tot toom
en vol
ontferming,
elk
oordeel de
tijd om
zijn werk
te doen;
de
Egyptenaren
hadden
door de
vloek van
juist die
voorwerpen
die ze
vereerden,
bewijzen
van de
macht van
Jehova, en
allen
konden,
als ze
zich
zouden
onderwerpen
aan God,
aan Zijn
oordelen
ontkomen.
De
dweepzucht
en
hardnekkigheid
van de
koning had
tot gevolg
dat de
kennis van
God zich
verbreidde,
zodat vele
Egyptenaren
Hem
begonnen
te dienen.
Omdat
Israël zo
geneigd
was zich
te
vermaagschappen
met de
heidenen
en hun
afgodendienst
over te
nemen,
liet God
toe dat ze
zich naar
Egypte
begaven,
waar de
invloed
van Jozef
overal
gevoeld
werd, en
waar de
omstandigheden
voor hen
gunstig
waren om
een
afgezonderd
volk te
blijven.
Hier zou
tevens de
grove
afgoderij
van de
Egyptenaren
en hun
wreedheid
en
verdrukking
tijdens
het
laatste
deel van
hun
verblijf
in dit
land, bij
hen een
afkeer
voor
afgoderij
moeten
hebben
gewekt en
zouden ze
ertoe
gebracht
moeten
zijn hun
toevlucht
te zoeken
bij de God
hunner
vaderen.
Satan
gebruikte
echter
juist deze
voorzienigheid
om zijn
doel te
bereiken,
en
verduisterde
de geest
van de
Israëlieten,
zodat ze
de
praktijken
van hun
heidense
meesters
navolgden.
Vanwege
hun
bijgelovige
eerbied
voor
dieren
stonden de
Egyptenaren
niet toe
dat de
Hebreeën
tijdens
hun
slavernij
offerande
brachten.
Zo werd
hun geest
door deze
dienst
niet
gericht op
het grote
Offer, en
verzwakte
hun
geloof.
Toen de
tijd van
Israëls
verlossing
aanbrak,
ging satan
zelf aan
het werk
om Gods
plan te
dwarsbomen.
Hij was
vastbesloten
dat het
grote
volk, dat
meer dan
twee
miljoen
zielen
telde, in
onwetendheid
en
bijgeloof
gehouden
zou
worden.
Het volk
dat God
beloofd
had te
zullen
zegenen en
vermenigvuldigen,
om het tot
een grote
natie te
maken en
daardoor
een kennis
van Zijn
wil te
openbaren
- het volk
dat Hij
tot de
behoeders
van Zijn
wet wilde
maken -
dit volk
trachtte
satan in
onwetendheid
en
slavernij
te houden,
opdat hij
bij hen
zelfs de
herinnering
aan God
zou
wegnemen.
Toen de
wonderen
ten
aanschouwen
van de
koning
werden
gedaan,
was satan
zelf
aanwezig
om hun
invloed
teniet te
doen en
Farao te
beletten
het
oppergezag
van God te
erkennen
en zijn
bevel te
gehoorzamen.
Satan deed
alles wat
hij kon om
Gods werk
na te
bootsen en
Zijn wil
weerstand
te bieden.
De enige
gevolgen
waren dat
de weg
gebaand
werd voor
verdere
manifestaties
van Gods
macht en
heerlijkheid,
en voor
Israëlieten
en
Egyptenaren
het
bestaan en
de
heerschappij
van de
ware en
levende
God werd
bevestigd.
God
verloste
Israël
door
middel van
machtige
openbaringen
van Zijn
macht en
door met
Zijn
oordelen
alle goden
van Egypte
te
treffen.
"Hij
voerde
Zijn volk
uit met
blijdschap,
Zijn
uitverkorenen
met
gejubel...,
opdat zij
Zijn
inzettingen
zouden
onderhouden
en Zijn
wetten
bewaren."
Psalm
105:43-45
Hij redde
hen uit
hun
dienstbaarheid,
om hen te
brengen
naar een
goed land
- een land
dat in
Zijn
voorzienigheid
voor hen
was bereid
als een
toevluchtsoord
voor hun
vijanden,
waar ze
onder de
schaduw
van Zijn
vleugelen
konden
wonen. Hij
wilde hen
daar tot
Zich
leiden, en
hen
omsluiten
door Zijn
eeuwige
armen; en
als
tegenprestatie
voor al
Zijn
goedheid
en
barmhartigheid
jegens hen
werd van
hen geëist
dat ze
geen
andere
goden voor
Zijn
aangezicht
zouden
hebben,
dat ze
Zijn Naam
zouden
hoog
houden en
deze op
aarde
zouden
verheerlijken.
Tijdens
hun
slavernij
in Egypte
hadden
vele
Israëlieten
tot op
zekere
hoogte de
kennis van
Gods wet
verloren,
en hadden
deze
vermengd
met
heidense
gewoonten
en
gebruiken.
God bracht
hen naar
de Sinaï
en maakte
daar zelf
Zijn wet
bekend.
Satan en
zijn
engelen
waren ook
daar
aanwezig.
Terwijl
God Zijn
wet aan
Zijn volk
bekendmaakte,
was satan
bezig iets
te
bedenken
waardoor
hij hen
ertoe kon
brengen te
zondigen.
Dit volk,
dat door
God was
uitverkoren,
zou hij
ten
aanschouwen
van heel
de hemel
van God
doen
afwenden.
Door hen
tot
afgoderij
te
verleiden,
zou hij de
betekenis
van alle
aanbidding
teniet
doen; want
hoe kan
iemand
hoger
stijgen
door iets
te
aanbidden
dat niet
hoger
staat dan
hijzelf,
en dat hij
met eigen
handen
vervaardigd
heeft?
Als de
mensen
zodanig
verblind
konden
worden ten
opzichte
van de
macht, de
majesteit
en de
heerlijkheid
van de
oneindige
God, dat
ze Hem
zouden
voorstellen
door een
gegoten
beeld, of
zelfs door
een dier
of een
reptiel;
als ze hun
goddelijke
relatie,
zichtbaar
in het
feit dat
ze het
beeld
droegen
van hun
Maker,
zodanig
konden
vergeten
dat ze
zich voor
deze
levenloze
en
weerzinwekkende
voorwerpen
zouden
buigen -
dan was de
weg
geopend
voor alle
mogelijk
ontaarding;
de boze
hartstochten
van het
hart
zouden
niet
langer in
toom
gehouden
worden en
satan zou
volledig
heerschappij
uitoefenen.
Reeds aan
de voet
van de
Sinaï
begon
satan met
het
uitvoeren
van zijn
plannen om
Gods wet
teniet te
doen,
waarmee
hij het
werk dat
hij in de
hemel was
begonnen,
voortzette.
In de
veertig
dagen die
Mozes op
de berg
doorbracht
met God,
was satan
bezig om
twijfel,
afval en
opstand te
zaaien.
Terwijl
God Zijn
wet
neerschreef,
die aan
Zijn
verbondsvolk
zou
overhandigd
worden,
loochenden
de
Israëlieten
hun trouw
aan God en
eisten
goden van
goud! Toen
Mozes
neerdaalde
van de
ontzagwekkende
tegenwoordigheid
van Gods
heerlijkheid,
met in
zijn hand
de geboden
waaraan ze
beloofd
hadden
gehoorzaam
te zijn,
vond hij
hen, in
openlijk
verzet
tegen deze
geboden,
neergebogen
voor een
gouden
beeld.
Door
Israël tot
deze
gedurfde
belediging
en
lastering
van Jehova
te
verleiden,
was het
satans
bedoeling
hen te
verderven.
Nu ze zich
zo
volkomen
onwaardig
betoonden,
zo
onbewust
van alle
zegeningen
en
voorrechten
die God
hun
geboden
had,
terwijl ze
plechtig
verzekerd
hadden
trouw te
blijven,
zou
volgens
satan de
Here Zich
van hen
losmaken
en hen
prijsgeven
aan
vernietiging.
Zo zou het
zaad van
Abraham
uitgeroeid
worden,
dat zaad
der
belofte,
dat een
kennis van
de ware
God in het
leven zou
houden,
waardoor
eenmaal
het ware
Zaad zou
komen dat
satan zou
overwinnen.
De grote
opstandeling
had zich
voorgenomen
Israël te
vernietigen
en zo Gods
plannen te
dwarsbomen.
Maar weer
werd hij
verslagen.
Hoewel ze
zwaar
gezondigd
hadden,
werd het
volk
Israël
niet
verdelgt.
Terwijl
degenen
die zich
hardnekkig
aan de
zijde van
satan
hadden
geschaard,
werden
gedood,
kreeg het
volk, dat
zich
nederig en
berouwvol
toonde,
vergiffenis.
Het
verslag
van deze
zonde zou
voor
altijd
blijven
bestaan
als een
eeuwig
getuigenis
van de
schuld en
de straf
der
afgoderij,
maar ook
van de
gerechtigheid
en
lankmoedige
barmhartigheid
van God.
Het gehele
universum
was
getuige
geweest
van het
gebeuren
bij de
Sinaï. In
de
gevolgen
van de
beide
bedieningen
was de
tegenstelling
tussen
Gods
bestuur en
dat van
satan
openbaar
geworden.
Opnieuw
aanschouwden
de
zondeloze
bewoners
van andere
werelden
de
gevolgen
van satans
afval, en
het
bestuur
dat hij in
de hemel
gevestigd
zou hebben
als hij
daartoe de
kans had
gekregen.
Door
mensen
ertoe te
brengen
het tweede
gebod te
overtreden,
was het
satans
bedoeling
om hun
voorstelling
van het
Goddelijk
Wezen te
misvormen.
Door het
vierde
gebod
terzijde
te
stellen,
wilde hij
hen ertoe
brengen
God geheel
en al te
vergeten.
Gods
aanspraak
op eerbied
en
aanbidding
boven de
goden van
de
heidenen
berust op
het feit
dat Hij de
Schepper
is, en dat
alle
andere
levende
wezens aan
Hem hun
bestaan te
danken
hebben. Zo
wordt het
voorgesteld
in de
Bijbel. De
profeet
Jeremia
zegt: "De
Here is de
waarachtige
God, Hij
is de
levende
God en een
eeuwig
Koning...
De goden,
die de
hemel en
de aarde
niet
gemaakt
hebben,
zullen
vergaan
van de
aarde en
van onder
de hemel.
- Hij
maakt de
aarde door
Zijn
kracht,
Hij
bereidt de
hemel toe
door Zijn
kracht en
breidt de
hemel uit
door Zijn
verstand."
"Verstomd
staat
ieder
mens,
zonder
kennis;
beschaamd
staat
iedere
goudsmid
om het
beeld,
want
leugen is
zijn
gietsel en
er is geen
geest in
hen;
nietigheid
zijn zij,
een
bespottelijk
maaksel;
als aan
hen
bezoeking
gedaan
wordt,
gaan zij
teniet.
Maar
Jakobs
deel is
niet als
deze; Hij
is de
Formeerder
van alles,
en Israël
is de stam
Zijner
erfenis."
Jeremia
10:10-12,14-16
De sabbat
wijst als
gedenkteken
van Gods
scheppende
macht naar
Hem als de
Schepper
van hemel
en aarde.
Daarom is
deze een
gedurig
getuige
van Zijn
bestaan en
een
gedachtenis
aan Zijn
grootheid,
Zijn
wijsheid
en Zijn
liefde.
Als de
sabbat
altijd
geheiligd
en
waargenomen
was, zou
er nooit
een
atheïst of
afgodendienaar
zijn
geweest.
De
instelling
van de
sabbat,
afkomstig
uit het
paradijs,
is even
oud als de
wereld
zelf.
Alle
patriarchen
hielden
vanaf het
begin
eraan
vast.
Tijdens
hun
dienstbaarheid
in Egypte
werden de
Israëlieten
door hun
meesters
gedwongen
de sabbat
te
schenden,
en
verloren
ze voor
een groot
deel de
kennis en
heiligheid
ervan uit
het oog.
Toen de
wet vanaf
de Sinaï
werd
verkondigd,
luidden de
eerste
woorden
van het
vierde
gebod:
"Gedenk de
sabbatdag,
dat gij
die
heiligt"
Exodus
20:8 -
waaruit
bleek dat
de sabbat
niet eerst
toen werd
ingesteld;
we worden
terugverwezen
naar de
oorsprong
ervan bij
de
schepping.
Om de
mensen
ertoe te
brengen
God te
vergeten,
was het de
bedoeling
van satan
dit
machtige
gedenkteken
neer te
halen.
Als de
mensen
ertoe
gebracht
konden
worden hun
Schepper
te
vergeten,
zouden ze
zich niet
inspannen
de macht
van het
kwade
weerstand
te bieden
en zou
satan
zeker zijn
van zijn
prooi.
Satans
vijandschap
tegen Gods
wet heeft
hem ertoe
gebracht
strijd te
voeren
tegen elk
gebod van
de
Decaloog.
Het grote
beginsel
van liefde
en trouw
jegens
God, de
Vader van
allen, is
nauw
verbonden
met het
beginsel
van
broederlijke
liefde en
gehoorzaamheid.
Minachting
voor het
ouderlijk
gezag zal
licht
leiden tot
minachting
voor Gods
gezag.
Vandaar
het
streven
van satan
om de
verplichting
van het
vijfde
gebod te
verdoezelen.
Bij de
heidenen
werd
weinig
acht
geslagen
op de
strekking
van dit
gebod. Bij
vele
volken
werden de
ouders in
de steek
gelaten of
zelfs
gedood
wanneer
ze door
hun
leeftijd
niet
langer
voor
zichzelf
konden
zorgen. In
het gezin
werd de
moeder met
weinig
ontzag
behandeld,
en bij de
dood van
haar
echtgenoot
moest ze
zich
onderwerpen
aan het
gezag van
haar
oudste
zoon.
Mozes
legde de
nadruk op
de
verplichting
de ouders
te
gehoorzamen
en te
eerbiedigen;
maar toen
de
Israëlieten
afweken
van de
Here, werd
het vijfde
gebod,
samen met
de andere
geboden,
terzijde
geschoven.
Satan was
een "mensenmoorder
van den
beginne"
Johannes
8:44, en
zodra hij
macht
kreeg over
de mens,
bracht hij
hen niet
alleen
ertoe
elkaar te
haten en
te doden,
maar, om
Gods gezag
nog meer
te
schenden,
maakte hij
de
overtreding
van het
zesde
gebod tot
een deel
van de
godsdienst.
Door een
misvormde
voorstelling
van
goddelijke
eigenschappen
werden
heidense
volken
ertoe
gebracht
te geloven
dat
mensenoffers
noodzakelijk
waren om
de gunst
van de
goden te
verkrijgen;
en de
ergste
wreedheden
zijn
begaan
onder de
verschillende
vormen van
afgoderij.
Een van
deze
gebruiken
was dat de
kinderen
ten
aanschouwen
van de
afgoden
door het
vuur
moesten
gaan.
Als een
kind er
ongedeerd
doorheen
kwam,
geloofde
het volk
dat hun
offers
waren
aanvaard;
degene die
aldus
vrijkwam,
werd
beschouwd
als een
bijzondere
gunsteling
van de
goden en
met
gunsten
overladen,
terwijl
men hem
later in
ere hield;
en hoe
groot zijn
misdaden
ook
mochten
zijn, hij
werd
daarvoor
niet
gestraft.
Maar als
iemand
zich
brandde
terwijl
hij door
het vuur
ging, was
zijn lot
bezegeld;
men
geloofde
dat de
toorn van
de goden
slechts
gestild
kon worden
door het
leven van
het
slachtoffer,
en
bijgevolg
werd hij
geofferd.
In tijden
van afval
bestond
dit
gebruik
ook in
Israël.
De
schending
van het
zevende
gebod vond
eveneens
plaats in
naam van
de
godsdienst.
De meest
losbandige
en
gruwelijke
gebruiken
maakten
deel uit
van de
heidense
godsdiensten.
De goden
zelf
werden als
wellustig
voorgesteld,
en hun
aanbidders
gaven hun
lagere
instincten
ruim baan.
Onnatuurlijke
ondeugden
overheersten
en de
godsdienstige
feesten
werden
gekenmerkt
door
algemene
en
openlijke
wellusten.
Veelwijverij
werd reeds
vroeg
beoefend.
Dit was
een van de
zonden
waardoor
Gods toorn
kwam over
de wereld
voor de
zondvloed.
Toch werd
ook na de
zondvloed
dit
gebruik in
ere
hersteld.
Het was
het
weloverwogen
pogen van
satan om
de
instelling
van het
huwelijk
te
misvormen,
om de
verplichtingen
ervan te
verzwakken,
en de
heiligheid
ervan weg
te nemen,
want er
was geen
zekerder
weg om het
beeld van
God in de
mens te
vervormen
en de deur
te openen
voor
ellende en
ondeugd.
Vanaf het
begin van
de grote
strijd is
het satans
bedoeling
geweest om
een
onjuiste
voorstelling
te geven
van het
karakter
van God,
en opstand
tegen
Zijn wet
te
verwekken,
en dit
werk
schijnt
succes te
hebben.
Talloos
velen
luisteren
naar
satans
verleidingen
en keren
zich tegen
God. Maar
hoewel dit
kwaad
voortgaat,
werkt God
aan de
vervulling
van Zijn
plannen;
aan alle
geschapen
wezens
maakt Hij
duidelijk
dat Hij
rechtvaardig
en
weldadig
is.
Door de
verleidingen
van satan
heeft heel
het
mensdom
Gods wet
overtreden,
maar door
het offer
van Zijn
Zoon is
een weg
geopend
waardoor
ze kunnen
terugkeren
tot God.
Door de
verdienste
van
Christus
worden ze
in staat
gesteld
aan de wet
van de
Vader te
gehoorzamen.
Op deze
wijze
vergadert
God in
alle
tijden
temidden
van afval
en
opstand
een volk
dat trouw
is aan Hem
- in wier
hart Zijn
wet is.
Jesaja
51:7
Satan
gebruikte
bedrog om
de engelen
te
verleiden;
op
dezelfde
wijze
heeft hij
altijd
zijn werk
verricht
onder de
mensen, en
hij zal
dit tot
het einde
toe
blijven
doen. Als
hij
openlijk
zou
belijden
dat hij
streed
tegen God
en Gods
wet,
zouden de
mensen op
hun hoede
zijn; maar
hij
vermomt
zich en
vermengt
de
waarheid
met de
leugen.
De
gevaarlijkste
bedriegerijen
zijn
leugens
gemengd
met
waarheden.
Op deze
wijze
worden
dwalingen
geloofd
die de
ziel
beheersen
en
vernietigen.
Zo trekt
satan de
wereld
achter
zich. Maar
er zal een
dag komen
waarop aan
zijn
triomfen
een einde
wordt
gemaakt.
Gods
handelwijze
met de
opstand
zal als
gevolg
hebben dat
het werk,
zo lange
tijd onder
een
dekmantel
gedaan,
ontmaskerd
wordt. De
gevolgen
van satans
heerschappij,
de
resultaten
van het
terzijde
stellen
van Gods
geboden,
zullen
zichtbaar
zijn voor
alle
geschapen
wezens.
Eindelijk
zal Gods
wet
gerechtvaardigd
worden.
Men zal
ontdekken
dat al
Gods
handelswijzen
gericht
waren op
het
welzijn
van Zijn
volk, en
ten goede
van alle
werelden
die Hij
geschapen
heeft.
Satan zelf
zal ten
aanschouwen
van het
ganse
heelal
moeten
erkennen
dat Gods
bestuur en
wet
rechtvaardig
zijn.
De tijd is
niet meer
ver dat
God zal
opstaan om
Zijn
gezag, dat
aangetast
is, te
rechtvaardigen.
"De Here
verlaat
Zijn
plaats om
de
ongerechtigheid
der
bewoners
van de
aarde aan
hen te
bezoeken."
Jesaja
26:21
"Doch wie
kan de dag
van Zijn
komst
verdragen,
en wie zal
bestaan,
als Hij
verschijnt?"
Maleachi
3:2
Door hun
zondigheid
mocht het
volk van
Israël
niet de
berg
naderen
waarop God
zou
neerdalen
om Zijn
wet bekend
te maken,
opdat ze
niet
verteerd
zouden
worden
door de
heerlijkheid
van Zijn
tegenwoordigheid.
Als zulke
manifestaties
van Zijn
macht
reeds de
plaats
kenmerkten
waar Zijn
wet werd
verkondigd,
hoe
verschrikkelijk
moet dan
wel Zijn
oordeelsdag
zijn,
wanneer
Hij komen
zal om
deze
heilige
wet recht
te doen!
Hoe zullen
degenen
die Zijn
gezag
geloochend
hebben, in
staat zijn
om op die
grote dag
van
vergelding
Zijn
heerlijkheid
te
verduren?
De
verschrikkingen
van de
Sinaï
moesten
het volk
een beeld
geven van
het
oordeel.
Het geluid
van de
bazuin
riep
Israël op
om God te
ontmoeten.
De stem
van de
archangel
en de
bazuin van
God zullen
over heel
de aarde
de
levenden
en de
doden voor
het
gerecht
roepen. De
Vader en
de Zoon
waren op
de berg,
omringd
door tal
van
engelen.
Op de
grote dag
des
oordeels
zal
Christus
komen "in
de
heerlijkheid
Zijns
Vaders,
met Zijn
engelen."
Matthéüs
16:27 Dan
zal Hij
zitten op
de troon
Zijner
heerlijkheid,
en vóór
Hem zullen
al de
volken
verzameld
worden.
Toen Gods
tegenwoordigheid
geopenbaard
werd op de
Sinaï, was
de
heerlijkheid
des Heren
als een
verterend
vuur in de
ogen van
Israël.
Maar
wanneer
Christus
komen zal
in
heerlijkheid
met Zijn
engelen,
zal heel
de aarde
in gloed
staan door
het
vreselijke
licht van
Zijn
tegenwoordigheid.
"Onze God
komt en
zal niet
zwijgen;
vuur
verteert
vóór Zijn
aangezicht,
rondom Hem
stormt het
geweldig.
Hij roept
tot de
hemel
daarboven,
en tot de
aarde om
Zijn volk
te
richten."
Psalm
50:3,4 Een
vurige
stroom zal
van vóór
Hem
uitgaan,
waardoor
de
elementen
zullen
branden en
vergaan en
de aarde
en de
werken
daarin
zullen
verbranden.
De Here
Jezus zal
van de
hemel
geopenbaard
worden
"met de
engelen
Zijner
kracht, in
vlammend
vuur, als
Hij straf
oefent
over hen,
die God
niet
kennen en
het
evangelie
van onze
Here Jezus
niet
gehoorzamen."
2
Thessalonicenzen
l :7,8
Nooit
sinds de
schepping
van de
mens had
men zo'n
manifestatie
van
goddelijke
macht
aanschouwd
als bij de
verkondiging
van de wet
van de
Sinaï. "De
aarde
beefde,
ook dropen
de hemelen
voor het
aangezicht
van God;
zelfs de
Sinaï voor
het
aangezicht
van God,
de God van
Israël."
Psalm 68:9
Temidden
van de
meest
ontzagwekkende
uitingen
van de
krachten
der
natuur
werd Gods
stem, als
een
bazuin,
vanuit de
wolk
gehoord.
De berg
beefde van
de voet
tot de
top, en
het leger
van Israël
lag bevend
van schrik
met het
gelaat op
de grond.
Hij wiens
stem toen
de aarde
deed
schudden,
heeft
gezegd:
"Nog
eenmaal
zal Ik
niet
slechts de
aarde,
maar ook
de hemel
doen
beven."
Hebreeën
12:26
De Schrift
zegt: "De
Here zal
brullen
uit de
hoge en
uit Zijn
heilige
woning
Zijn stem
verheffen…...
hemel en
aarde
beven."
Jeremia
25:30;
Joel 3:16.
Op die
grote dag
zullen de
hemelen
wegwijken
"als een
boekrol,
die wordt
opgerold."
Openbaring
6:14. En
elke berg
en elk
eiland zal
uit zijn
plaats
bewogen
worden.
"De aarde
waggelt
zeer als
een
beschonkene
en zwaait
heen en
weer als
een
nachthut;
want haar
overtreding
drukt
zwaar op
haar; zij
valt en
staat niet
weer op."
Jesaja
24:20
"Daarom
worden
alle
handen
slap en
elk
mensenhart
versmelt.
Ja, zij
zijn
verschrikt,
krampen en
weeën
grijpen
hen aan...
dan zal Ik
aan de
wereld het
kwaad
bezoeken",
zegt de
Here, "en
Ik zal de
trots der
overmoedige
doen
ophouden
en de
hoogmoed
der
geweldenaars
vernederen."
Jesaja
13:7,8,11
Toen Mozes
terugkwam
vanuit
Gods
tegenwoordigheid
op de
berg, waar
hij de
tafelen
van de
getuigenis
had
ontvangen,
kon het
schuldige
Israël
niet het
licht van
zijn
aangezicht
verdragen.
Hoeveel te
minder
kunnen
zondaars
zien op
Gods Zoon
als Hij
zal komen
in de
heerlijkheid
Zijns
Vaders,
omringd
door de
hemelse
heerscharen,
om gericht
te oefenen
over de
overtreders
van Zijn
wet en hen
die Zijn
verzoening
hebben
versmaad.
Zij die
Gods wet
veronachtzaamd
en het
bloed van
Christus
vertreden
hebben,
"de
koningen
der aarde
en de
groten en
de overste
over
duizend en
de rijken
en de
machtigen",
zullen
zich
verbergen
"in de
holen en
de rotsen
der
bergen",
en zij
zullen
zeggen tot
de bergen
en tot de
rotsen:
"Valt op
ons en
verbergt
ons voor
het
aangezicht
van Hem,
Die
gezeten is
op de
troon, en
voor de
toom van
het Lam;
want de
grote dag
van hun
toorn is
gekomen,
en wie kan
bestaan?"
Openbaring
6:15-17
"Te dien
dage zal
de mens
zijn
gouden en
zilveren
afgoden,
die hij
zich
gemaakt
had om
zich
daarvoor
neer te
buigen,
voor de
ratten en
de
vleermuizen
werpen,
bij zijn
vlucht in
de
rotsholten
en in de
bergspleten
vanwege de
verschrikking
des Heren
en de
luister
Zijner
majesteit,
wanneer
Hij
opstaat om
de aarde
te
verschrikken."
Jesaja
2:20,21
Dan zal
gezien
worden dat
de opstand
van satan
tegen God
is
uitgelopen
op
ondergang
voor
hemzelf en
voor allen
die zijn
onderdanen
geworden
zijn. Hij
heeft het
doen
voorkomen
als zou
het goede
voortkomen
uit
overtreding;
maar men
zal
ontdekken
dat de
bezoldiging
der zonde
de dood
is. "Want
zie, de
dag komt,
brandend
als een
oven! Dan
zullen
alle
overmoedigen
en allen
die
goddeloosheid
bedrijven,
zijn als
stoppels,
en de dag
die komt,
zal hen in
brand
steken -
zegt de
Here der
heerscharen
-welke hun
wortel
noch tak
zal
overlaten."
Maleachi
4: l
Satan, de
oorsprong
van alle
zonde, zal
met alle
werkers
van het
kwaad, als
zijn
takken,
volledig
afgesneden
worden. Er
zal een
eind
komen aan
zonde, met
alle
jammer en
ellende,
die er het
gevolg van
zijn. De
Psalmist
zegt: "Gij
hebt de
volken
gedreigd,
de
goddelozen
te gronde
gericht,
hun naam
hebt Gij
uitgewist
voor
altoos en
immer; de
vijanden
zijn weg -
eeuwige
puinhopen."
Psalm
9:6,7
Maar
temidden
van de
woede van
Gods
oordelen
zullen
Gods
kinderen
niet
behoeven
te vrezen.
"De Here
is een
schuilplaats
voor Zijn
volk en
een veste
voor de
kinderen
Israëls."
Joel 3:16
De dag die
vrees en
ondergang
brengt
voor de
overtreders
van Gods
wet, zal
voor de
gehoorzamen
onuitsprekelijke
vreugde en
heerlijkheid
brengen.
"Vergadert
Mij Mijn
gunstgenoten,"
zegt de
Here, "die
met Mij
een
verbond
sluiten
met
offers.
Daar
verkondigt
de hemel
Zijn
gerechtigheid,
want God
is
Rechter."
Psalm
50:5,6
"Dan zult
gij tot
inkeer
komen en
het
onderscheid
zien
tussen de
rechtvaardige
en de
goddeloze;
tussen wie
God dient,
en wie Hem
niet
dient."
Maleachi
3:18
"Hoort
naar Mij,
gij die de
gerechtigheid
kent, gij
volk, in
welks hart
Mijn wet
is... Zie,
Ik neem
uit uw
hand de
beker der
bedwelming;
de kelk
Mijner
grimmigheid
zult gij
niet
langer
drinken.
Ik, Ik ben
het, die u
troost."
Jesaja
51:7,22,12
"Want
bergen
mogen
wijken en
heuvelen
wankelen,
maar Mijn
goedertierenheid
zal van u
niet
wijken en
Mijn
vredesverbond
zal niet
wankelen,
zegt uw
Ontfermer,
de Here."
Jesaja
54:10
Het grote
verlossingsplan'
zal heel
de wereld
terugbrengen
in Gods
gunst.
Alles wat
door de
zonde
verloren
ging, zal
hersteld
zijn. Niet
slechts de
mens, maar
ook de
aarde zal
verlost
zijn, om
een
eeuwige
woonplaats
te zijn
voor de
gehoorzamen.
Gedurende
zesduizend
jaar heeft
satan
gestreden
om het
bezit van
de aarde.
Nu is het
oorspronkelijk
doel van
God dat
Hij Zich
bij de
schepping
had
voorgenomen,
in
vervulling
gegaan.
"De
heiligen
der
Allerhoogste
zullen het
koningschap
ontvangen,
en zij
zullen het
koningschap
bezitten
tot in
eeuwigheid."
Daniël
7:18
"Vanwaar
de zon
opgaat tot
waar zij
ondergaat,
zij de
Naam des
Heren
geloofd."
Psalm
113:3
"Te dien
dage zal
de Here de
Enige
zijn, en
Zijn Naam
de Enige."
"En de
Here zal
Koning
worden
over de
gehele
aarde."
Zacharia
14:9
De Schrift
zegt:
"Voor
eeuwig, o
Here,
houdt Uw
Woord
stand in
de
hemelen."
Psalm
119:89
"Betrouwbaar
zijn al
Zijn
bevelen,
vastgesteld
voor immer
en
altoos."
Psalm
111:7,8
De heilige
wet die
satan
haatte en
die hij
trachtte
omver te
werpen,
zal door
een
zondeloos
universum
geëerd
worden. En
"zoals de
aarde haar
gewas
voortbrengt
en een hof
zijn
zaaisel
doet
uitspruiten,
zo zal de
Here Here
gerechtigheid
en lof
doen
uitspruiten
voor het
oog van
alle
volken."
Jesaja
61:11.
("Patriarchen
en
Profeten”
E.G.White)