De
week van zeven dagen (9)
Evenals de sabbat is de week bij de schepping
ontstaan, en door de eeuwen heen is deze bewaard
en tot ons gekomen. God zelf stelde de eerste
als een voorbeeld voor alle daarop volgende
weken, tot aan het einde van de tijd. Evenals
elke andere week, bestond de scheppingsweek uit
zeven letterlijke dagen. Zes dagen werden
gebruikt voor het scheppingswerk; op de zevende
dag rustte God, en Hij zegende deze dag en
zonderde deze af als een rustdag voor de mens.
In
de wet die op de Sinaï werd verkondigd, erkende
God de week, alsmede de feiten waaraan ze haar
ontstaan te danken had. Hij gebood: "Gedenk de
sabbatdag, dat gij die heiligt", omschreef wat
op de zes werkdagen gedaan moest worden, en wat
men op de zevende dag moest nalaten, en gaf
toen als reden op: "Want in zes dagen heeft de
Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al
wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag;
daarom zegende de Here de sabbatdag, en heiligde
die." (Exodus 20:8)
Dit blijkt een prachtige en betekenisvolle reden
wanneer we de scheppingsdagen als letterlijke
dagen beschouwen. De mens kreeg de eerste zes
weekdagen voor zijn arbeid, omdat God dezelfde
periode had gebruikt voor het scheppingswerk. Op
de zevende dag moet de mens zijn werk laten
rusten, als gedenkteken aan de rust van de
Schepper.
Maar de veronderstelling, dat de gebeurtenissen
van de eerste week duizenden jaren in beslag
namen, raakt het fundament van het vierde
gebod. Het is, alsof de Schepper de mens had
geboden de letterlijke week te herdenken als
gedachtenis aan lange, onbepaalde tijdperken.
Dit verschilt veel van Zijn methode waarop Hij
de mens benadert. Het maakt datgene wat Hij
duidelijk gemaakt had, vaag en onduidelijk. Het
is ongeloof in haar verraderlijkste en daardoor
gevaarlijkste gedaante; de ware aard ervan is
dusdanig verborgen, dat velen die voorgeven de
Bijbel te geloven, deze gedachte aanvaarden en
aan anderen onderwijzen.
"Door het woord des Heren zijn de hemelen
gemaakt, door de adem van Zijn mond al hun heir.
Want Hij sprak en het was er; Hij gebood en het
stond er." (Psalm 33:6,9)
De
Bijbel weet niets van lange tijdperken waarin de
aarde zich geleidelijk ontwikkelde. Van elke
opeenvolgende scheppingsdag zegt Gods Woord dat
deze bestond uit een avond en een morgen,
evenals alle daarop volgende dagen. Aan het
einde van elke dag wordt meegedeeld wat de
Schepper tot stand gebracht had. Aan het einde
van de eerste week wordt verklaard: "Dit zijn de
geboorten van hemel en aarde, ten dage als ze
geschapen werden." Maar hierin ligt niet de
gedachte opgesloten dat de scheppingsdagen geen
letterlijke dagen waren. Elke dag was een
geboortedag, omdat God daarop een deel van Zijn
scheppingswerk had volbracht.
Geologen beweren dat ze in de aarde bewijzen
vinden, dat deze veel ouder is dan het verhaal
dat Mozes ons leert. Beenderen van mensen en
dieren, zowel als oorlogswerktuigen, versteende
bomen, enz., veel groter dan de thans bestaande,
of groter dan in het verleden bekend waren, zijn
ontdekt, en hieruit is de gevolgtrekking gemaakt
dat de aarde bewoond was, lang voor het tijdstip
waarvan de Bijbel spreekt, en wel door een
mensenras dat in afmetingen het huidige geslacht
ver overtrof. Deze gedachtegang heeft vele
belijdende gelovigen ertoe gebracht aan te
nemen, dat de scheppingsdagen lange, onbepaalde
tijdperken waren.
Maar los van het bijbelverslag kan de geologie
niets bewijzen. Zij die zo vol overtuiging
spreken van de ontdekkingen, weten niets van de
ware afmetingen van mensen, dieren en bomen voor
de zondvloed, of van de grote veranderingen die
toen hebben plaatsgevonden. Overblijfselen die
in de aarde gevonden worden, leveren het bewijs
dat er vroeger andere omstandigheden waren,
maar wanneer deze toestanden bestonden, weten we
alleen uit het geïnspireerd verslag.
In de geschiedenis van de zondvloed heeft de
inspiratie licht geworpen op dingen die alleen
door de geologie nooit verklaard konden worden.
In de tijd van Noach werden mensen, dieren en
bomen, die veel, veel groter waren dan nu, door
de zondvloed verzwolgen, en bewaard als bewijs
voor latere geslachten, dat ze door een ramp
zijn omgekomen. Het was Gods bedoeling dat de
ontdekking van deze dingen het geloof in de
inspiratie zou sterken; maar de mens beging
dezelfde fout als destijds - de dingen die God
gaf voor hun welzijn, veranderden ze in een
vloek door er een verkeerd gebruik van te maken.
Het is één van de doelstellingen van satan om de
mensen ertoe te brengen de fabelen van het
ongeloof te aanvaarden; zo kan hij Gods wet, die
op zichzelf genomen heel duidelijk is,
verduisteren en de mens ertoe brengen in opstand
te komen tegen Gods bestuur. Zijn aanval is
vooral op het vierde gebod gericht, omdat dit
duidelijk heenwijst op de levende God, de
Schepper van hemel en aarde.
Men is er steeds op uit het scheppingswerk te
verklaren aan de hand van natuurlijke oorzaken;
en menselijke redeneringen, in strijd met de
duidelijke uitspraken van Gods Woord, worden
zelfs door belijdende christenen aanvaard.
Velen kanten zich tegen het onderzoek van de
profetieën, vooral die van Daniël en De
Openbaring, met als reden, dat ze te duister
zijn om begrepen te kunnen worden; toch
aanvaarden dezelfde personen gretig de
veronderstellingen van geologen, in tegenspraak
met het Mozaïsch verslag. Als echter datgene wat
God geopenbaard heeft, zo moeilijk te verstaan
is, hoe onlogisch is het dan om wel geloof te
hechten aan veronderstellingen waaromtrent Hij
niets heeft bekendgemaakt!
"De verborgen dingen zijn voor de Here onze God,
maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze
kinderen voor altijd." (Deuteronomium 29:29)
God heeft nooit verklaard hoe Hij het
scheppingswerk heeft volbracht; het menselijk
vernuft kan de geheimen van de Allerhoogste
niet doorgronden. Zijn scheppingsmacht is even
onbegrijpelijk als Zijn bestaan.
Door middel van wetenschap en kunst heeft God
een stroom van licht op de aarde doen schijnen;
maar als geleerden deze onderwerpen alleen
vanuit menselijk standpunt beschouwen, komen ze
ongetwijfeld tot onjuiste gevolgtrekkingen. Het
kan geen kwaad veronderstellingen te maken
buiten hetgeen Gods Woord heeft geopenbaard;
maar zij die Gods Woord loslaten en op grond van
wetenschappelijke gegevens Zijn geschapen
werken willen verklaren, drijven zonder kaart
of kompas op een onbekende oceaan.
Wanneer ze zich in hun onderzoek niet laten
leiden door het Woord van God, geraken de
grootste geesten in verwarring in hun pogen het
verband tussen wetenschap en openbaring na te
vorsen. Omdat de Schepper en Zijn werken hun
begrip ver te boven gaan, zodat ze dit niet op
grond van natuurwetten kunnen verklaren,
beschouwen ze de bijbelse verslagen als
onbetrouwbaar.
Degenen die twijfelen aan de betrouwbaarheid
van het Oude en het Nieuwe Testament, komen er
licht toe te twijfelen aan het bestaan van God;
en dan, als ze op deze wijze hun houvast
verloren hebben, stranden ze op de rotsen van
ongeloof.
Deze mensen hebben hun eenvoudig geloof
verloren. Er moet een vast geloof zijn in het
goddelijk gezag van Gods heilig Woord. De Bijbel
kan niet getoetst worden aan menselijke
opvattingen van kennis. De menselijke
wetenschap is een onbetrouwbare gids.
Twijfelaars die de Bijbel lezen om te kunnen
vitten, mogen voorgeven, door een gebrekkige
kennis aangaande wetenschap of openbaring, dat
beide elkaar tegenspreken; maar wanneer men ze
op de juiste wijze verstaat, zijn ze volkomen in
overeenstemming. Mozes schreef onder de leiding
van Gods Geest, en een juiste uiteenzetting van
de geologie kan nooit in strijd zijn met Zijn
verklaringen. Elke waarheid, zowel in de natuur
als ontleend aan de openbaring, is op zichzelf
bestaanbaar in al haar vormen.
In Gods Woord worden veel vragen opgeworpen die
de grootste geleerde nooit kan beantwoorden. De
aandacht wordt gericht op deze onderwerpen om
ons te laten zien hoeveel er is, zelfs onder de
alledaagse dingen, dat door het beperkte
verstand, met al zijn voorgewende wijsheid,
nooit ten volle begrepen kan worden.
Toch menen geleerden dat ze de wijsheid van God,
datgene wat Hij gedaan heeft of wat Hij kan
doen, kunnen verstaan. Over het algemeen
gelooft men, dat God Zich moet houden aan Zijn
eigen wetten. Zijn bestaan wordt geloochend of
ontkend, of men meent alles te kunnen verklaren,
zelfs de werking van Zijn Geest op het menselijk
hart; en niet langer heeft men eerbied voor Zijn
Naam en vreest men Zijn macht.
Men gelooft niet in het bovennatuurlijke, en
begrijpt niet Gods wetten of Zijn oneindige
macht om door middel van deze wetten Zijn wil
uit te oefenen. Onder de benaming "natuurwetten"
verstaat men over het algemeen wat mensen hebben
kunnen ontdekken aangaande de wetten die de
natuur beheersen; maar hoe bekrompen is hun
kennis, en hoe uitgebreid het terrein waar de
Schepper kan werken in harmonie met Zijn eigen
wetten, en toch, ver boven het begrip van
eindige wezens!
Velen leren dat de stof levenskracht bezit - dat
bepaalde eigenschappen aan de stof worden
meegedeeld, en dat het zich door deze
meegedeelde kracht moet ontwikkelen; dat de
werking van de natuur in overeenstemming is met
vastgestelde wetten die zelfs God niet kan
veranderen. Dit is de bedrieglijke wetenschap,
waarvoor in Gods Woord geen plaats is. De natuur
staat in dienst van haar Schepper.
God vernietigt Zijn wetten niet en handelt niet
in strijd met deze wetten, maar gebruikt ze
gedurig als Zijn werktuigen. De natuur getuigt
van een intelligentie, een tegenwoordigheid, een
actieve kracht, die in en door haar wetten
werkt. In de natuur is het werk zichtbaar van de
Vader en de Zoon. Christus zegt: "Mijn Vader
werkt tot nu toe en Ik werk ook." (Johannes
5:17)
De
Levieten zongen in hun lofzang: "Gij toch zijt
alleen de Here, Gij hebt de hemel, en de hemel
der hemelen en al zijn heir gemaakt, de aarde en
al wat daarop is... Gij geeft hun allen het
leven." (Nehemia 9:6)
Wat deze wereld betreft is Gods scheppingswerk
voltooid. Want "Zijn werken waren gereed van de
grondlegging der wereld af”. Hebreeën 4:3)
Maar Zijn kracht wordt nog steeds uitgeoefend in
het onderhouden van Zijn scheppingswerk. De pols
klopt niet en de ademhaling vindt niet plaats
omdat het mechanisme éénmaal in werking is
gesteld en nu uit zichzelf voortgaat; elke
ademhaling, elke hartslag is een bewijs van de
alles overheersende zorg van wie we leven, ons
bewegen en zijn.
Het is niet uit eigen kracht dat de aarde jaar
na jaar haar vrucht voortbrengt en haar tocht
rond de zon volbrengt. Gods hand leidt de
planeten en houdt ze in hun baan. "Hij leidt het
heer daarvan in groten getale uit, en elk
daarvan roept Hij bij name door de grootheid
Zijner sterkte... er blijft niet één achter." (Jesaja
40:26)
Door Zijn kracht groeien de planten, verschijnen
de bladeren en bloeien de bloemen. Hij doet het
gras groeien op de bergen, en door Hem zijn de
dalen vruchtbaar. Alle dieren des velds zoeken
hun voedsel van God, en alle levende
schepselen, van het kleinste insect tot de
mens, zijn van dag tot dag afhankelijk van Zijn
zorg.
"Zij alle wachten op U, dat Gij hun spijze geeft
te rechter tijd... Opent gij uw hand, zij worden
met goed verzadigd." (Psalm 104:27,28)
Zijn Woord beheerst de elementen; Hij bedekt de
hemel met wolken en geeft regen op aarde. "Als
Hij Zijn stem doet horen, is er een geruis van
water aan de hemel, en doet Hij dampen
opstijgen van het einde der aarde; bliksemen
maakt Hij bij de regen, en wind doet Hij
voortkomen uit Zijn voorraadkamers."
(Jeremia 10:13; Psalm 147:16)
God is de grondslag van alles. Alle ware kennis
is in overeenstemming met Zijn werken; alle
ware opvoeding leidt tot gehoorzaamheid aan Zijn
gezag. De wetenschap opent nieuwe wonderen voor
ons oog; ze neemt een hoge vlucht en onderzoekt
nieuwe diepten; maar ze openbaart niets dat in
strijd is met de goddelijke openbaring. Onkunde
moge dan al trachten onjuiste gezichtspunten
betreffende God te steunen door een beroep te
doen op de wetenschap, maar het boek der natuur
en het geschreven Woord werpen licht op elkaar.
Zo worden we ertoe gebracht de Schepper te
aanbidden en Zijn Woord onvoorwaardelijk te
vertrouwen.
Het menselijk verstand kan nooit volkomen het
bestaan, de macht, de wijsheid of de werken van
de Oneindige verstaan. We lezen: "Kunt gij de
geheimen Gods doorgronden, de Almachtige
doorgronden ten einde toe? Zij zijn hoog als de
hemel; wat kunt gij doen? Dieper dan het
dodenrijk; wat kunt gij weten? Langer dan de
aarde is hun maat, en breder zijn zij dan de
zee." (Job 11:7-9)
Toch getuigen de werken der schepping van Gods
macht en grootheid. "De hemelen vertellen Gods
eer, en het uitspansel verkondigt het werk
Zijner handen." (Psalm 19:2) Zij die het
geschreven Woord nemen tot hun leidsman, zullen
in de wetenschap een hulpmiddel ontdekken om God
beter te begrijpen. "Want hetgeen van Hem niet
gezien kan worden, Zijn eeuwige kracht en
goddelijkheid, wordt sedert de schepping der
wereld uit Zijn werken met het verstand
doorzien..." (Romeinen 1:20)
("Patriarchen en Profeten” E.G.White)