supplement
Een verklaring
(21)
Lieve Christenvrienden:
Daar ik een korte schets gegeven heb van mijn ervaringen en gezichten,
in het jaar 1851 uitgegeven, schijnt het mijn plicht te zijn enige
woorden te zeggen over enkele punten in dat werkje, alsook om latere
gezichten te geven.
1. In hoofdstuk 2
(Verdere gezichten) wordt het volgende gezegd: “Ik zag dat de heilige
Sabbat de scheidsmuur is en zijn zal tussen het ware Israël Gods en de
ongelovigen en dat de Sabbat de grote kwestie is, die de harten van
Gods geliefde, wachtende heiligen aaneen zal binden. Ik zag dat God
kinderen heeft, die de Sabbat niet inzien en hem niet houden. Zij
hebben het licht dat erop schijnt niet verworpen. Bij het begin van de
tijd der benauwdheid werden wij vervuld met de Heilige Geest en gingen
wij uit en verkondigden de Sabbat meer in het bijzonder.
Dit gezicht werd in 1847
gegeven, toen er slechts zeer weinig Advent gelovigen waren, die de
Sabbat heilig hielden en onder dezen achtten slechts weinigen het
houden ervan van voldoende belang om een lijn te trekken tussen Gods
volk en ongelovigen. Nu begint men de vervulling van dat gezicht te
zien. “Het begin van de tijd der benauwdheid,” hier genoemd, heeft
geen betrekking op de tijd, wanneer de plagen zullen beginnen
uitgegoten te worden, maar op een kort tijdperk, juist voordat zij
uitgegoten worden, terwijl Christus nog in het heiligdom is. In die
tijd, terwijl het verlossingswerk aan een eind gebracht wordt, zal er
benauwdheid over de aarde komen en de volken zullen toornig zijn en
toch in toom worden gehouden, zodat zij het werk van de derde engel
niet hinderen. In die tijd zal de “spade regen” of “verkoeling van
het aangezicht des Heren” komen, om kracht bij te zetten aan de grote
stem van de derde engel en de heiligen klaar te maken om staande te
kunnen blijven in het tijdperk wanneer de zeven laatste plagen zullen
uitgegoten worden.
2. Het gezicht van de
“Open en gesloten deur” werd in het jaar 1849 gegeven. De toepassing
van Openbaring 3:7, 8 op het hemels heiligdom en Christus’ bediening
was mij geheel en al nieuw. Ik had de gedachte nooit door iemand horen
uitspreken. Thans, nu het onderwerp van het heiligdom duidelijk
verstaan wordt. Ziet men de toepassing in al zijn kracht en
schoonheid.
3. Het gezicht, waarin
mij getoond werd, dat de Heer “voor de tweede maal Zijn hand had
uitgestrekt om het overblijfsel van Zijn volk te verzamelen,”
beschreven in Hoofdstuk 18 (De tijd van inzameling), heeft alleen
betrekking op de eenheid en de kracht, die er eenmaal heersten onder
degenen, die Christus verwachten en op het feit, dat Hij begonnen was
om Zijn volk wederom aaneen te binden en te herstellen.
4. Openbaringen van
Geesten. Lees in hoofdstuk 6 (De open en gesloten deur) als volgt: “Ik
zag, dat het geheimzinnige kloppen te New York en op andere plaatsen
de kracht van Satan was en dat zulke dingen meer en meer algemeen
zouden worden en dat er een godsdienstige schijn aan gegeven zou
worden om de mensen, die misleid werden, een gevoel van grotere
zekerheid te geven en de harten van Gods volk, indien mogelijk, tot
die dingen af te trekken en hen te doen twijfelen aan de leringen en
de kracht van de Heilige Geest.” Dit gezicht werd in 1949 gegeven,
bijna vijf jaren later. Toen waren de openbaringen van de geesten nog
bijna uitsluitend bepaald tot de stad Orchestreer en bekend als het
“Orchestreer kloppen.” Sedert die tijd heeft de ketterij zich meer
verspreid dan iemand ooit had kunnen denken.
Veel van het gezicht,
dat in augustus 1850 gegeven werd en beschreven is in hoofdstuk 12
(Geheimzinnig kloppen), is sedert die tijd vervuld en wordt nog steeds
vervuld. Hier is een gedeelte ervan: “Ik zag dat het al gauw
godslastering genoemd zou worden om tegen het kloppen te spreken en
dat dit zich meer en meer verspreiden zou, dat Satans macht zou
toenemen en dat sommigen van zijn toegewijde volgelingen kracht zouden
hebben tekenen te doen en zelfs vuur uit de hemel te doen afkomen ten
aanschouwen van de mensen. Mij werd getoond, dat deze hedendaagse
tovenaars door het kloppen en het mesmerisme de wonderen, door onze
Heer Jezus Christus gewrocht, nog zouden verklaren en dat velen
geloven zouden, dat al de machtige werken van de Zoon van God, toen
Hij op aarde was, verricht waren door dezelfde macht.”
Ik zag de dwaling van
het kloppen - welk een voortgang die maakte en dat, indien het
mogelijk ware, zelfs de uitverkorenen er door verleid zouden worden.
Satan zal macht hebben om de gestaltenis van vormen voor ons te doen
verschijnen, die voorgeven onze familieleden of vrienden te zijn, die
in Jezus ontslapen zijn. Ze zullen het doen voorkomen, alsof deze
vrienden tegenwoordig waren. De woorden die zij spraken, terwijl zij
hier waren en waar wij mee bekend zijn, zullen herhaald worden en
dezelfde toon van stem, die zij in het leven hadden, zal ons oor
treffen. Dit is alles bedoeld de heiligen te misleiden en hen te
verstrikken in het geloof aan deze dwaling.
Ik zag dat de heiligen
de tegenwoordige waarheid degelijk moeten leren verstaan en dat zij
verplicht zullen zijn die uit de Schrift te handhaven. Zij moeten de
staat van de doden verstaan, want de geesten van duivelen zullen hun
nog verschijnen, voorgevende geliefde vrienden en familieleden te zijn
en hun verklaren, dat de Sabbat veranderd is, alsook andere
onschriftuurlijke leerstellingen. Zij zullen alles doen wat in hun
macht staat om medegevoel op te wekken en wondertekenen voor hen te
doen, om te bevestigen wat zij zeggen.
Gods volk moet klaar
staan deze geesten te weerstaan met de waarheid uit de Bijbel, dat de
doden niet met al weten en dat zij, die verschijnen geesten van
duivelen zijn. Onze gedachten moeten niet worden ingenomen door de
dingen om ons heen, maar moeten zich bezighouden met de tegenwoordige
waarheid en met onze voorbereiding om verantwoording te kunnen
afleggen van onze hoop met zachtmoedigheid en vreze. Wij moeten
wijsheid zoeken van Boven, opdat wij mogen staande blijven in deze
tijd van dwaling en bedrog.
Wij moeten het fundament
van ons geloof degelijk onderzoeken, want we zullen er een reden voor
moeten geven uit de Schriften. Deze dwaling zal zich verspreiden en
wij zullen er van aangezicht tot aangezicht tegen moeten strijden.
Tenzij wij er klaar voor zijn, zullen wij er in verstrikt raken en er
door overwonnen worden. Maar indien wij van onze kant doen wat wij
kunnen om klaar te zijn voor de strijd, die vlak voor ons staat, zal
God Zijn deel doen en zal Zijn almachtige arm ons beschermen. Hij zou
eerder iedere engel uit de heerlijkheid afzenden om getrouwe zielen te
hulp te komen en een ommuring rond hen te maken, dan hen te laten
misleiden en aftrekken door de schijnwonderen van Satan.
Ik zag de snelheid,
waarmee deze dwaling zich verspreidt. Een spoortrein werd mij getoond,
die met bliksemsnelheid voortging. De engel zei mij, dat ik nauwkeurig
moest opletten. Ik richtte mijn ogen op de trein. Het scheen alsof de
hele wereld in de trein zat, dat er niemand achtergelaten kon zijn. De
engel sprak: “Zij binden het in bundels, om het te verbranden.”
Toen toonde hij mij de
conducteur, die een statige, welgevormde persoon scheen te zijn, tot
wie al de passagiers opzagen en die ze eerbiedigden. Ik wist niet wat
er van te denken en vroeg mijn begeleidende engel, wie hij was. Hij
zei, “Dat is Satan. Hij is de conducteur in de gedaante van een engel
des lichts. Hij heeft de wereld gevangen genomen. Zij zijn overgegeven
aan een kracht der dwaling, dat zij een leugen zouden geloven, opdat
zij veroordeeld mogen worden. Deze man, de volgende in rang onder hem,
is de drijver en nog andere van zijn werktuigen worden in
verschillende hoedanigheden gebruikt, naardat hij ze nodig heeft en ze
reizen allen met bliksemsnelheid naar het verderf.
Ik vroeg de engel of er
niemand achter was gebleven. Hij zei mij, dat ik in de
tegenovergestelde richting kijken moest en daar zag ik een klein
gezelschap reizen langs een smal pad. Allen schenen nauw verenigd te
zijn, aaneen gebonden door de waarheid, in bundels of gezelschappen.
De engel sprak: “De derde engel bindt of verzegelt hen in bundels voor
de hemelse schuur.” Dit kleine gezelschap zag er afgetobd uit, alsof
zij door grote beproevingen en strijd heengegaan waren. Het scheen
alsof de zon juist opgegaan was van achter een wolk en hun
aangezichten bescheen, waardoor zij er zegevierend uitzagen, alsof hun
overwinningen bijna behaald waren.
Ik zag dat de Heer de
wereld in de gelegenheid gesteld heeft de valstrik te ontdekken. Dit
ene ding is voor de Christen duidelijk genoeg, als er niets anders
duidelijk is: namelijk dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen
het kostelijke en het vuile. Thomas Paine, wiens lichaam nu tot stof
vergaan is en die aan het einde van de duizend jaren, bij de tweede
opstanding, opgeroepen zal worden om zijn loon te ontvangen en de
tweede dood te ondergaan, wordt door Satan voorgesteld als in de hemel
en aldaar hoog verheven zijnde.
Satan heeft hem op aarde gebruikt zolang hij maar kon
en zet nu hetzelfde werk nog voort door voor te wenden, dat Thomas
Paine zo zeer verheven is en in de hemel geëerd wordt. Zoals hij de
mensen hier geleerd heeft, wil Satan het doen voorkomen, dat hij in
de hemel leert. Er zijn sommigen die met afschuw zien op zijn leven
en dood en zijn verdorven leerstellingen, terwijl hij leefde, maar
die thans gewillig zijn door hem geleerd te worden, - van de
snoodste en slechtste
onder de mensen, iemand, die God en Zijn wet verachtte.
*
(* Om de kracht van deze opmerkingen
te kunnen verstaan, moet de lezer weten, dat er een boek was
uitgegeven door de "Eerw. C. Hammond" als medium, getiteld
"Pelgrimstocht van Thomas Paine in de Geestenwereld," waarin Paine
voorgesteld wordt als een •verheven geest in de zevende hemel. En in
de "Klas voor Onderzoek te Nieuw York" werd gezegd, dat Christus
Zelf gesproken had met een medium, en geopenbaard had, dat Hij in de
zesde sfeer was.
Het verschil zal verstaan worden,
wanneer men in gedachten houdt, dat zij de geesten voorstellen als
vooruitstrevende in de geestenwereld ; en dat Christus, na meer dan
1800 jaren van vooruitgang, de zesde sfeer heeft bereikt, terwijl
Paine in ongeveer 100 jaren de zevende heeft bereikt! Een verdere
opheldering hiervan kan gevonden worden in de verklaring van Dr.
Hare, dat de geest van zijn zuster gezegd had, belemmerd te zijn
geworden door haar geloof in de verzoening van Christus. Op die
wijze verhoogt het Spiritisme ongelovigen en het ongeloof.)
Hij, die de vader der
leugen is, verblindt en misleidt de wereld door zijn engelen uit te
zenden om voor de apostelen te spreken en het te doen schijnen
alsof zij tegenspreken, wat zij door de ingeving van de Heilige
Geest geschreven hebben, toen zij op aarde waren. Deze leugenachtige
engelen laten de apostelen hun eigen leer verguizen en verklaren dat
die vervalst is. Op die wijze schept Satan er genot in om belijdende
christenen en de gehele wereld in onzekerheid te brengen aangaande
het woord van God. Dat heilige Boek snijdt dwars door zijn spoor en
werkt zijn plannen tegen, daarom doet hij hen twijfelen aan de
Goddelijke oorsprong ervan. Dan stelt hij hun de ongelovige Thomas
Paine voor, alsof die de hemel binnengegaan was, toen hij stierf en
nu met de heilige apostelen, die hij op aarde haatte, bezig zou zijn
om de wereld te leren.
Satan geeft aan elk van
zijn engelen een zekere rol te spelen. Hij dringt er bij allen op
aan om geslepen, listig en sluw te zijn. Hij geeft sommigen van hen
last om de rol van de apostelen te spelen en in hun naam te spreken,
terwijl anderen de rol moeten vervullen van ongelovige en goddeloze
mensen, die God vloekende gestorven zijn, maar die nu zeer
godsdienstig schijnen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de
heiligste onder de apostelen en de slechtste ongelovige. Beiden
moeten zij hetzelfde leren. Het doet er niet toe, wie Satan laat
spreken, indien zijn doel maar bereikt wordt. Hij was hier op aarde
zo nauw met Paine verbonden, hem in zijn werk helpende, dat het hem
gemakkelijk is, om precies de woorden te kennen, die Paine
gebruikte, zowel als het handschrift na te maken van de man, die hem
zo trouw diende en die zijn plannen zo goed uitvoerde.
Satan dicteerde hem veel van zijn geschriften
en het valt hem nu gemakkelijk door middel van zijn engelen
gevoelens uit te drukken en het te doen schijnen, dat zij van Thomas
Paine komen, die, terwijl hij leefde, een toegewijde dienstknecht
van de boze was. Dit is het meesterstuk van Satan. Al zijn leringen,
die voorgewend worden te komen van de apostelen, heiligen en
goddelozen, die gestorven zijn, komen direct van zijn satanische
majesteit.
Het feit, dat Satan beweert, dat de man, die
hij zo zeer liefgehad heeft en die God zo volkomen haatte, nu met de
heilige apostelen en engelen in de heerlijkheid is, behoorde genoeg
te zijn om de sluier weg te nemen van aller ogen en aan een ieder
het duistere, geheimzinnige werk van Satan bloot te leggen. Hij zegt
toch eigenlijk aan de wereld en aan de ongelovigen: Het doet er niet
toe, hoe slecht u bent, het doet er niet toe, of u gelooft of niet
gelooft in God of de Bijbel. Leef zoals het u behaagt, de hemel is
uw tehuis, want allen weten, dat indien Thomas Paine in de hemel is,
en dat nog wel zo verheven, zij er zonder twijfel ook komen zullen.
Deze dwaling is zó opvallend, dat allen die zien kunnen, indien zij
het willen.
Satan doet nu door middel van personen als
Thomas Paine, al wat hij getracht heeft te doen sedert zijn val. Hij
neemt door zijn macht en schijnwonderen het fundament van de hoop
van de Christen weg en verduistert de zon, die hem licht moet geven
op het nauwe pad, dat naar de hemel voert. Hij doet de wereld
geloven dat de Bijbel niet ingegeven is, dat hij niet beter is dan
een boek met verhalen, terwijl hij iets aanbiedt dat de plaats ervan
kan innemen: namelijk, openbaringen van geesten.
Hier is een kanaal, dat geheel en al aan hem
toegewijd is en onder zijn beheer staat en hij kan de wereld doen
geloven wat hij wil. Het Boek, dat hem en zijn volgelingen moet
oordelen, stelt hij in de schaduw, juist waar hij wil dat het zijn
zal. De Heiland der wereld stelt hij voor als niet meer zijnde dan
een gewoon mens; en evenals de Romeinse wacht, die het graf van
Jezus bewaakte, het leugenachtige gerucht verspreidde, dat de
hogepriesters en de oudsten hun in de mond legden, zo zullen de
arme, misleide volgelingen van deze voorgewende openbaringen van
geesten, herhalen en trachten voor te stellen, dat er niets
wonderdadigs is in de geboorte, de dood en de opstanding van onze
Heiland. Na Jezus op de achtergrond geplaatst te hebben, vestigen
zij de aandacht van de wereld op zichzelf en op hun tekenen en
schijnwonderen, die, zo zeggen zij, de werken van Christus ver te
boven gaan. Op die wijze wordt de wereld in de valstrik gevangen en
in een gevoel van veiligheid gesust, zodat hun vreselijk bedrog niet
te ontdekken zal zijn, totdat de zeven laatste plagen uitgegoten
worden. Satan lacht, wanneer hij zijn plan zo goed ziet gelukken en
de gehele wereld in de valstrik ziet lopen.
5. In hoofdstuk 10 (Einde van de 2300 dagen)
heb ik gezegd: “Een wolk van heerlijk licht overdekte Hem” (de
Vader) en dat Zijn persoon niet gezien kon worden. Ik heb ook gezegd
, dat ik de Vader van de troon zag opstaan. De Vader was omhuld door
een kolom van licht en heerlijkheid zodat Zijn persoon niet gezien
kon worden. Toch wist ik dat het de Vader was en dat dit licht en
die heerlijkheid van Zijn persoon uitgingen. Toen ik deze kolom van
licht en heerlijkheid zich zag opheffen van boven de troon, wist ik
dat dit was omdat de Vader Zich bewoog, daarom zei ik, dat ik de
Vader zag opstaan. De heerlijkheid of uitnemendheid van Zijn persoon
heb ik nooit gezien; niemand zou die kunnen aanschouwen en leven,
maar de kolom van licht en heerlijkheid, die Zijn persoon omhulde,
kon gezien worden.
Ik heb ook gezegd: “Satan scheen bij de troon
te zijn en te trachten het werk van God voort te zetten.” Ik zal een
andere zin aanhalen van diezelfde bladzijde: “Ik keerde mij om, om
te zien naar het gezelschap, dat nog steeds voor de troon
neergebogen was.” Nu was dit biddende gezelschap in deze sterfelijke
staat op aarde en werd toch aan mij voorgesteld als neergebogen voor
de troon. Ik heb nooit de indruk gehad, dat deze personen wezenlijk
in het Nieuwe Jeruzalem waren. Ook is het nimmer in mijn gedachten
opgekomen, dat enige sterveling zou kunnen veronderstellen, dat ik
geloofde dat Satan wezenlijk in het Nieuwe Jeruzalem was. Maar
heeft Johannes de grote rode draak niet in de hemel gezien?
Ongetwijfeld. “En er werd een ander teken gezien in de hemel; en zie
er was een grote rode draak, hebbende zeven hoofden en tien
hoornen.” Openbaring 12:3. Wat een monster om in de hemel te zijn!
Hier schijnt een even goede reden te bestaan voor spot als in de
uitleg, die sommige mensen aan mijn gezegden gegeven hebben.
6. In hoofdstuk 8 (Aan de kleine kudde) is een
gezicht, dat mij in januari 1850 gegeven werd. Het gedeelte van dit
gezicht, dat betrekking heeft op middelen, die aan de boodschappers
onthouden worden, doelt meer in het bijzonder op die tijd. Sedert
dit geschreven werd, zijn er vrienden van de zaak van de
tegenwoordige waarheid bijeengebracht, die uitgezien hebben naar de
gelegenheid om goed te doen met hun middelen. Sommigen hebben te
vrij uitgedeeld, tot schade van degenen, die het ontvingen. In de
loop van meer dan twee jaren is mij meer getoond, dat betrekking
heeft op een onverschillig en te vrij gebruik van het geld des
Heren, dan op te weinig geven.
Het volgende is uit een gezicht, gegeven te
Jackson, Mich., op 2 juni 1853. Het had grotendeels betrekking op
broeders en zusters in die plaats: “Ik zag dat de broeders en
zusters hun bezittingen begonnen op te offeren en uit te delen,
zonder het ware doel voor ogen te hebben - de lijdende zaak - en zij
gaven te vrij, te veel en te dikwijls.
Ik zag dat de leraars in staat moesten
geweest zijn om op deze dwaling te wijzen en een goede invloed in de
kerk uit te oefenen. Geld is van weinig of geen belang gemaakt. Hoe
eerder het weggegeven werd, hoe beter. Sommigen hebben een slecht
voorbeeld gezet door grote giften aan te nemen en niet de minste
waarschuwing toe te delen aan degenen, die middelen hebben, om hun
geld niet te vrij en te onverschillig te gebruiken. Door zulke grote
sommen aan te nemen, zonder te vragen of God het aan de broeders en
zusters als plicht had opgelegd om zoveel te geven, is overdaad in
het geven toegelaten.
Zij, die gegeven hebben, hebben ook gedwaald,
daar zij niet voorzichtig onderzoek gedaan hebben naar de behoeften
en of er wezenlijk nood was of niet. Zij, die middelen hadden,
verkeerden in grote verwarring. Een zekere broeder werd grotelijks
geschaad doordat hem te veel geld in handen gegeven werd. Hij legde
zich niet op zuinigheid toe, maar leefde overdadig en gaf op zijn
reizen hier en daar geld uit, zonder dat er iets goeds door tot
stand kwam. Hij oefende een verkeerde invloed uit door een dergelijk
vrij gebruik te maken van het geld des Heren en sprak in zijn eigen
hart en zei ook tot anderen: “Er zijn middelen genoeg in J --- ,
meer dan gebruikt kunnen worden, voordat de Heer komt.”
Zo’n handelwijze deed sommigen veel schade,
want zij kwamen in de waarheid met verkeerde inzichten, niet
beseffende dat het het geld van de Heer was, dat zij gebruikten en
er de waarde niet van inzien. Deze arme zielen, die juist de
boodschap van de derde engel aangenomen hebben en die voor zo’n
voorbeeld gesteld zijn, zullen het moeilijk vinden om te leren
zichzelf te verloochenen en te lijden om Jezus wil. Zij zullen
moeten leren, hun gemak op te geven en de waarde van zielen in
gedachte moeten houden. Zij, die het “wee” op zich voelen rusten,
zullen geen grote voorbereiding wensen te maken om gemakkelijk en
lekker te reizen. Sommigen, die niet geroepen zijn, zijn
aangemoedigd de wijngaard binnen te gaan. Op anderen hebben deze
dingen invloed gehad en zij hebben niet ingezien, dat er
noodzakelijkheid bestond voor zuinigheid, of zichzelf te
verloochenen en iets in de schatkist des Heren te brengen. Zij
dachten en spraken: “Er zijn anderen, die middelen genoeg hebben,
zij zullen voor het blad geven. Ik behoef niets te doen. Het blad
zal zonder mijn hulp wel gesteund worden.”
Het is geen kleine beproeving geweest voor
mij, te zien, dat sommigen van dat gedeelte van mijn gezichten, die
betrekking had op het opofferen van eigendom om de zaak voort te
helpen, een verkeerd gebruik gemaakt hebben. Zij gebruiken geld op
verkwistende wijze, terwijl zij nalaten om de beginselen in andere
gedeelten neergelegd, na te komen.
Lees in hoofdstuk 8 (Aan de kleine kudde), als
volgt: “Ik zag dat Gods zaak gehinderd en onteerd was, doordat er
sommigen rondreizen, die geen boodschap van God hebben. Zij zullen
aan God rekenschap moeten geven voor iedere shilling, die zij
gebruikt hebben om te reizen, waar het niet hun plicht was te gaan,
want dat geld zou Gods zaak hebben kunnen voorthelpen.” Verder op
dezelfde bladzijde: “Ik zag, dat degenen, die kracht hebben met hun
handen te werken en te helpen om de zaak te steunen, evenzeer
rekenschap schuldig waren over hun kracht, als anderen over hun
bezittingen.”
Ik wens hier in het bijzonder de aandacht te
vestigen op het gezicht over dit onderwerp, gegeven in hoofdstuk 11
(Plichten met het oog op de tijd der benauwdheid). Hier is een kort
uittreksel ervan: “De bedoeling van de woorden van onze Heiland in
Lukas 12:33 is niet duidelijk voorgesteld. Ik zag dat het doel van
verkopen niet is, aan diegenen te geven, die in staat zijn te werken
en zichzelf te onderhouden, maar om de waarheid te verspreiden. Het
is zonde om hen, die kunnen werken te steunen en te helpen om zich
aan luiheid over te geven. Sommigen hebben zich ijverig getoond in
het bijwonen van al de bijeenkomsten, niet om God te verheerlijken,
maar om de ‘broden en de vissen.’ Het zou veel beter geweest zijn
voor hen dat zij thuis met hun handen hadden gearbeid, werkende dat
goed is, teneinde te voorzien in de behoeften van hun gezinnen en
iets te hebben om te geven tot ondersteuning van de kostbare zaak
van de tegenwoordige waarheid.”
Het is in het verleden Satans bedoeling
geweest sommigen in het werk te brengen, die door haastig van geest
te zijn, een te vrij gebruik van de middelen maken. Door de broeders
en zusters te bewegen ondoordacht hun bezittingen van de hand te
doen, teneinde door het beschikbaar stellen van een overvloed van
geld, dat onverschillig en haastig uitgedeeld kan worden, zielen
schade te doen lijden en verloren te laten gaan, zodat thans, op het
ogenblik dat de waarheid meer algemeen verspreid moet worden, het
gebrek aan geld gevoeld zou worden. Zijn plan is tot op zekere
hoogte gelukt.
De Heer heeft de fout aangetoond, die velen
maken, door te verwachten dat alleen degenen, die bezittingen
hebben, het uitgeven van bladen en traktaten zouden steunen. Allen
moeten er aan deelnemen. Zij, die kracht hebben met hun handen te
werken en geld te verdienen om te helpen de zaak te steunen, zijn
daar evengoed rekenschap over verschuldigd, als anderen dat zijn
over hun eigendom. Ieder kind van God dat belijdt te geloven in de
tegenwoordige waarheid, behoort ijverig voor zijn deel van deze zaak
te zorgen.
In juli 1853 zag ik, dat het niet naar behoren
was, dat het blad, door God als Zijn eigendom erkend en goedgekeurd,
zo zelden uitkwam. De zaak heeft het blad, in de tijd waarin wij nu
leven, wekelijks nodig. Zo ook het uitgeven van veel meer traktaten
om de toenemende dwalingen van deze tijd aan het licht te brengen,
maar het werk wordt gehinderd door gebrek aan geld. Ik zag dat de
waarheid voort moet gaan en dat wij niet te angstig zijn moeten. Dat
het beter is wanneer traktaten en bladen naar drie mensen gaan, die
ze niet nodig hebben, dan dat zij aan één persoon onthouden worden,
die ze op prijs kan stellen en wie ze goed kunnen doen. Ik zag, dat
de tekenen van de laatste dagen duidelijk voorgesteld moeten worden,
want de openbaringen van Satan nemen toe. De publicaties van Satan
en zijn werktuigen worden steeds meer in aantal. Hun macht groeit
aan en wat wij doen om de waarheid aan anderen te brengen, moet gauw
gedaan worden.
Mij werd getoond, dat de waarheid die nu
verkondigd wordt, zal staande blijven, omdat het de waarheid voor de
laatste dagen is. Deze waarheid zal leven en in de toekomst zal er
minder over gezegd behoeven te worden. Geen eindeloos aantal woorden
behoeft op papier gezet te worden om te rechtvaardigen wat uit
zichzelf spreekt en uitblinkt in duidelijkheid. Waarheid is
rechtuit, eenvoudig, duidelijk en staat vrijmoedig op tot
zelfverdediging, maar dit is niet het geval met dwaling. Die is zo
krom en verdraaid, dat er een menigte woorden toe nodig zijn om hem
in zijn verdraaide vorm te verklaren.
Ik zag, dat al het licht dat in sommige
plaatsen ontvangen was, van het blad kwam. Dat zielen de waarheid op
deze wijze ontvangen en er dan met anderen over gesproken hadden en
dat nu, in plaatsen waar er verscheidene gelovigen zijn, zij door
deze stille boodschapper waren gesticht. Het is hun enige prediker.
De zaak der waarheid moet niet in zijn voortgang gestuit worden door
gebrek aan middelen. (Eerste Geschriften E.G.White)