|
||
You are home- www.agp-internet.com/react- sermonroom Nederlands (overdenkingen & Bijbelstudies) | ||
. De
Psalmen – drie belangrijke lessen
Ik ontving laatst een e-mail, dat handelde over het kortste, het langste, het middelste hoofdstuk en het middelste vers in de Bijbel. U
weet dat de oude handschriften geen accenten, leestekens, hoofdstukkenindeling
en de indeling in verzen kenden. Maar, dit doet niets af aan de
wetenswaardigheid die ik met u wil delen. Wist
u dat? Het
kortste hoofdstuk in de Bijbel Psalm 117 is. Weet
u welk hoofdstuk het langst is?
Dat is Psalm 119. Weet
u wellicht wat het middelste hoofdstuk in de Bijbel is?
Psalm 118. En
het middelste vers?
Uiteraard is dat een van de verzen in Psalm 118. Het middelste vers is Psalm 118:8: “Het is beter bij de Here te schuilen dan op mensen te vertrouwen”. Dat zou zomaar een kerntekst kunnen zijn in de Heilige Schrift, of niet soms? In
deze korte overdenking wil ik toewerken naar drie belangrijke lessen die wij uit
de Psalmen kunnen leren. Dit doe ik allereerst door eerst iets te vertellen over
het begrijpend lezen van de Psalmen. Vervolgens werk ik de drie belangrijke
lessen uit en vat ze aan het eind samen. Waarschijnlijk bent u allemaal op de hoogte van het feit, dat de Psalmen niet allemaal door David geschreven zijn; er zijn ook anderen. De meest opmerkelijke figuur onder die – zogenaamde anderen - is wellicht Mozes. Uw eerste gedachte bij Mozes is waarschijnlijk niet een van: Mozes de Psalmist. Maar toch lezen we een Psalm van hem, Psalm 90. Het is belangrijk om te onthouden, dat dit (de Psalmen) poëzie is. Dichters hebben vaak een aangrijpende manier van hun gevoelens en situaties beschrijven. Wellicht krijgt u soms het gevoel dat ze bijna – nog net niet – iets te ver gaan. Ik denk dat we dat ook hier moeten onderkennen. Deze Psalmen zijn geďnspireerde poëzie, of niet soms? Wat te denken van bijvoorbeeld Psalm 6, Psalm 6: 7,8: “Ik ben afgemat van mijn zuchten; elke nacht doorweek ik mijn sponde, doe ik mijn bed van tranen vloeien. Mijn oog is dof geworden van verdriet, verzwakt door allen die mij benauwen”. Zijn bed was toch niet elke avond doorweekt, naar ik veronderstel. Wij kennen toch ook de uitdrukking: ‘badend in het zweet’ wakker worden. We dienen dit dus niet letterlijk te nemen, het versterkt juist de gevoelens, de gebeurtenis. Het is een aangrijpende manier om gevoelens uit te drukken. Dat
is mijns inziens regelmatig hier in de Psalmen het geval. U
vraagt zich wellicht af, waarom vertel je dit? Nou,
als hier in de Psalmen gevoelens worden beschreven, kan het dan niet of
kan het dan wel, erg misleidend zijn om een vers hier en daar uit te
plukken; om vervolgens te zeggen: “aha, kijk hier is een theologische
verklaring”. Laten
we eens de proef op de som nemen. We beschouwen Psalm 77. U zou het overigens
met nog vele andere Psalmen kunnen doen, maar voor nu wil ik Psalm 77 als
voorbeeld gebruiken. Ik pluk er een vers uit; vers 11. “Daarom
zeg ik: Dit krenkt mij, dat de rechterhand des Allerhoogsten verandert”.
(Psalm 77:11) Wat zegt dit over God? Geeft het een theologische verklaring? Is het een kerntekst in de 150 Psalmen? Wat denkt u? Dit is overigens een Psalm van Asaf. Stel, ik beschouw een grotere hoeveelheid tekst, bijvoorbeeld vers twee tot en met elf. Kan
vers twee tot en met elf uit hun context gehaald worden om een theologische
verklaring te geven?
“Mijn
stem is tot God, en ik roep; mijn stem is tot God, opdat Hij zijn oor tot mij
neige. Ten dage mijner benauwdheid zoek ik de Here, des nachts is mijn hand
uitgestrekt en zij worde niet moede, mijn ziel weigert zich te laten troosten.
Denk ik aan God, dan kreun ik; peins ik, dan versmacht ik mijn geest. Gij houdt
mijn ogen open, ik ben onrustig en kan niet spreken. Ik overdenk de dagen van
ouds, de jaren van weleer; ik denk in de nacht aan mijn snarenspel, ik peins in
mijn hart en mijn geest vorst na. Zal de Here dan voor altoos verstoten, en niet
meer goedgunstig zijn? Neemt zijn goedertierenheid voor immer een einde, houdt
de belofte op van geslacht tot geslacht? Vergeet God genadig te zijn, of sluit
Hij zijn barmhartigheid in toorn toe?”. En tot besluit vers 11: “Daarom zeg
ik: Dit krenkt mij, dat de rechterhand des Allerhoogsten verandert”. (Psalm
77: 2-11) Wat
als de Psalm daar zou stoppen? Maar
zoals u ziet is dit niet het einde, want Asaf gaat verder en zegt: “Ik zal de
daden des Heren gedenken, ja, ik wil gedenken uw wonderen van ouds, van al uw
werken gewagen en uw daden overdenken. O God, in heiligheid is uw weg; wie is
een God, groot als God? Gij zijt de God, die wonderen werkt, Gij hebt onder de
volken uw macht doen kennen. Gij hebt uw volk met machtige arm verlost, de zonen
van Jakob en Jozef. De wateren zagen U, o God, de wateren sidderden, zelfs de
diepten beefden. De wolken goten water uit, het zwerk deed de donder horen, ook
vlogen uw pijlen rond. Het gedreun van uw donder rolde voort, de bliksemen
verlichtten de wereld, de aarde sidderde en beefde. Uw weg was in de zee, uw pad
in grote wateren, zodat uw voetsporen niet werden gekend. Gij leiddet uw volk
als een kudde door de hand van Mozes en Aäron”. (Psalm 77:12-21) Ziet
u welk verschil lezen in de context creërt? Van het uiten van een depressie in vers twee tot en met elf tot een optimistische toon, een expressie van vertrouwen in God in twaalf tot en met eenentwintig. Wellicht
denkt u: “ik beschouw de Psalmen altijd in de context en niet alleen de
Psalmen maar eveneens alle andere 65 boeken”. Dan zeg ik: “dan liggen we op
één lijn mijn broeder en zuster”. (Hoofdvraag) Wellicht
vraagt u zich af: kun je zulke gevoelens – als Asaf deed – wel uiten? Kun je dat uitroepen: ‘Dit krenkt mij, dat de rechterhand des Allerhoogsten verandert’. Is
dit soms afhankelijk van de omstandigheden? Wat
te denken van onze Here Jezus als hij uitroept: “Eli, Eli lama sabachtani?
Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Vergelijkbaar?
E.G.
White zegt over de situatie rond deze uitroep van Jezus in ‘de wens der
eeuwen’ het volgende. Ik citeer: ‘De vlekkeloze Zoon van God hing aan het
kruis, Zijn vlees opengereten door striemen; die handen zo vaak zegenend
uitgestrekt, aan de houtenbalk genageld; die voeten, zo onvermoeibaar in de
dienst der liefde, aan het hout gespijkerd; dat koninklijk hoofd, doorboord met
een doornenkroon; die bevende lippen, gevormd tot een kreet van ellende. En dat
alles verdroeg Hij – de bloeddruppels die van Zijn hoofd, van Zijn handen, van
Zijn voeten stroomden, de pijn die zijn lichaam folterde, en de ONUITSPREKELIJKE
zielepijn die Zijn hart vervulde, omdat het gelaat van Zijn Vader voor Hem
verborgen was’. Beide
zijn uitingen van wanhopige gevoelens op dat moment; of niet soms? Maar
nu vraag ik u; stierf Jezus in wanhoop? Nee, zeer zeker niet. Zijn uitroep: “Vader, in Uw handen beveel Ik mijn geest” is mijns inziens geen uitroep van wanhoop, maar van vertrouwen. Dit geldt denk ik ook voor: “Het is volbracht”. Is
dit eveneens het geval in Psalm 77? Ik concludeerde net van wel en die conclusie is nog steeds ongewijzigd. Ook Asaf sluit hier af met vertrouwen. Je zou mijns inziens kunnen zeggen dat het niet verkeerd is om wanhoop – zoals o.a. Asaf dat deed - te uiten, als je dat ervaart. Maar dat het van significant belang is wat je ermee doet. Blijf je wanhopen, of ga je – wederom – vertrouwen, vertrouwen op de Heer want hij is voor de volle 100% ons vertrouwen waard. (Hoofdvraag) Hoe
kan David worden beschreven als een ‘man naar Gods hart?’ Is
er een demonstratie hiervan in de Psalmen? Als je naar zijn misdaden kijkt, zullen er vast mensen zijn die zich afvragen hoe David een ‘man naar Gods hart’ kan zijn. Zo zouden wij overigens toch ook graag gezien worden, een man of vrouw ‘naar Gods hart’. Op welke manier was David dit? Welke
Psalm illustreert dit met name? Wat denkt u? Ik zou het natuurlijk niet vragen als ik daar zelf geen mening over heb. Wat
denkt u van Psalm 51? De profeet Natan was bij hem gekomen en u kent allemaal de gelijkenis die hem zo ongelofelijk treffend bij die gitzwarte bladzijde in zijn leven bepaalde. Hij stal de vrouw van zijn buurman – terwijl hij zelf al vele vrouwen had, hij liet zijn buurman vermoorden en kwam tot haar. Sommige mensen zouden wellicht denken, hoe durf je nog tegen God te spreken na zoiets gedaan te hebben. Laten wij deze geweldige boetpsalm lezen.
“Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid; was mij geheel van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. Want ik ken mijn overtredingen, mijn zonde staat bestendig vóór mij. Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in uw ogen, opdat Gij rechtvaardig blijkt in uw uitspraak, zuiver in uw gericht. Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen. Zie, Gij wilt waarheid in het verborgene, in het geheim maakt Gij mij wijsheid bekend. Ontzondig mij met hysop, dan ben ik rein, was mij, dan ben ik witter dan sneeuw; doe mij blijdschap en vreugde horen, laat het gebeente dat Gij verbrijzeld hebt, weer jubelen. Verberg uw aangezicht voor mijn zonden, delg al mijn ongerechtigheden uit. Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest; verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw heilige Geest niet van mij; hergeef mij de blijdschap over uw heil, en laat een gewillige geest mij schragen. Dan zal ik overtreders uw wegen leren, opdat zondaars zich tot U bekeren. Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils, laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen; Here, open mijn lippen, opdat mijn mond uw lof verkondige. Want Gij hebt geen behagen in slachtoffers, dat ik die brengen zou; aan brandoffers hebt Gij geen welgevallen. De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God. (Psalm 51: 3 – 19) Wat
vindt u van Davids’ beeld dat hij hier van God geeft? David wist dat God zijn afgrijselijke daad had opgemerkt, maar we zien dat hij hier in vertrouwen God nadert, vertrouwen dat hij vergeven kon worden. Wat
zegt dit over zijn Godsbeeld? Menselijkerwijs zou er wellicht gezegd worden “Hij is TE VER gegaan!”. Maar David wist dat God anders was. David nadert God dan ook met: “Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid”. (vers 3) En merk ook op waar hij, naast vergeving, om vraagt: “Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest”. (vers 12) Hier is een man die zich realiseert dat hij zich nergens op kan beroepen om het goed te maken, hij niet voor verzoening zorgen kan en alleen op Gods genade kan vertrouwen; die hij om niet verkrijgt. Nu
dan; is dit wel of is dit niet, van significante betekenis in zijn leven
geweest? Geeft
dit aan waarom David een ‘man naar Gods hart’ is? Wat denkt u? Welke
lessen kunnen wij hieruit leren? Ik denk de volgende. We mogen onze gevoelens uiten als we onze Vader in gebed naderen. Niet het politieke correcte gebed bidden, maar voor onze Vader komen zoals we ons opdat moment voelen; zondig als we zijn. Als iemand u bijvoorbeeld continu irriteert, zeg het dan eerlijk tegen God. Als u wanhopig bent en het lijkt of God u verlaten heeft, zeg het dan. Men zegt wel eens: ‘de genezing op de psychiaterbank begint pas als je eerlijk bent’. Zo is het mijns inziens ook bij God, we kunnen alles aan Hem kwijt. Hij is een God van genade. Zijn genade is zo veel meer dan de zonde die wij hebben begaan. Ik denk dat Asaf en David hierin zeer zeker voor ons tot voorbeeld kunnen zijn. Maar niet alleen oprecht onze Vader naderen; we moeten Hem ook vertrouwen, Zijn daden gedenken. Want als wij gedenken zullen wij Hem (weer) vertrouwen. Hij wil ook aan ons werken en ons naar zijn oorspronkelijke bedoeling herschapen. Ook dit mogen wij aan onze Vader vragen. David deed dit eveneens. Hij vroeg: “Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest”. (Psalm 51:12) En een
andere bevestiging van deze wens lezen we in een andere geweldige Psalm, Psalm
139. Waar hij getuigt van Gods grootheid en zijn ongenoegen (misschien is dit te
eufemistisch uitgedrukt) – in zeer felle bewoordingen – over de goddelozen
uit. Maar het gaat mij nu om de laatste twee verzen, die zijn verlangen tot
corrigeren, tot herscheppen uiten. Met deze woorden wil ik deze overdenking beëindigen.
“Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie
of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg”. Amen.
|
|
|