|
||
You are home- www.agp-internet.com/react- sermonroom Nederlands (overdenkingen & Bijbelstudies) | ||
. Gods
houding t.o.v. ons, zondaars
Het
thema van deze korte overdenking is: ‘de houding van God t.o.v. van ons,
zondaars.’ Stel
u eens voor: -Hoe
zal het zijn om op een dag in de aanwezigheid van God, de Oneindige te zijn, en
je te realiseren dat Hij alles van je weet? Maar
dan ook echt alles! -Zal
het prettig zijn om in de eeuwigheid samen te zijn met Iemand die ons zo goed
kent? -Zal
God ons achtervolgen met herinneringen uit ons zondige verleden? Voor
een antwoord op deze vragen, hoeven we alleen maar te letten op de Messias, op
Hem die zei: “Wie mij heeft
gezien heeft, heeft de Vader gezien”.
-Hoe
behandelde Jezus, die volledig openbaarde hoe God is, hoe behandelde Hij
de zondaars? Johannes
8: 2-11 laat ons een facet zien van Jezus’ behandeling. Trouwens, dit
schriftgedeelte staat in de meeste Nederlandse bijbelvertalingen tussen twee
haken, deze passage hebben de bijbelgeleerden namelijk niet teruggevonden in de
oudste manuscripten van Johannes en wordt door de meeste van hen beschouwd als
een interpolatie, anders gezegd een tussenvoeging die van een andere bron stamt.
Desalniettemin vinden bijna alle geleerden dat het deel uitmaakt van een
authentieke apostolische overlevering en daarom in de Heilige Schrift opgenomen
dient te worden. Laten we dit schriftgedeelte erbij pakken en lezen wat deze
passage ons over Jezus’ behandeling vertelt, Johannes 8: 2-11: “En
des morgens vroeg was Hij weder aanwezig in de tempel, en al het volk kwam tot
Hem en Hij zette zich neder en leerde hen. En de schriftgeleerden en de Farizeeën
brachten een vrouw, op overspel betrapt, en zij stelden haar in het midden en
zeiden tot Hem: Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van
overspel; en in de wet heeft Mozes ons bevolen zulken te stenigen; Gij dan, wat
zegt Gij? En dit zeiden zij om Hem in verzoeking te brengen, opdat zij iets
hadden om Hem aan te klagen. Maar Jezus bukte neder en schreef met de vinger op
de grond. Doch toen zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op en zeide
tot hen: Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar. En weer
bukte Hij neder en schreef op de grond. Maar toen zij dit hoorden, gingen zij
één voor één weg, te beginnen bij de oudsten, en zij lieten Jezus alleen en
de vrouw in het midden. En Jezus richtte Zich op en zeide tot haar: Vrouw, waar
zijn zij? Heeft niemand u veroordeeld? En zij zeide: Niemand, Here. En Jezus
zeide: Ook ik veroordeel u niet. Ga heen, en zondig van nu af niet meer!” In
een hernieuwde poging om Jezus te kunnen betrappen op tegenspraak met de leer
van het Oude Testament, brachten de schriftgeleerden en Farizeeën deze vrouw
bij Jezus. Om er zeker van te zijn dat zij de schare op hun hand kregen, hadden
ze de nodige bewijslast – althans dit veronderstelden zij – bij zich. Voor
de hele aanwezige menigte maakten zij bekend “Deze
vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel.” Toen
stelden zij een vraag, met de intentie om Hem in verzoeking te brengen. -Wat
vroegen zij hem? We hebben het net al gelezen. Zij vroegen eigenlijk aan
hem: “U weet wat het Oude
Testament ten aanzien van deze zaak leert. U kent de voorschriften voor de
behandeling van zo’n soort vrouw. Stemt u ermee in dat zij moet worden
gestenigd?” De
menigte was vast en zeker één en al oor voor wat Jezus nu zou zeggen. Echter,
Jezus zei niets. “Hij bukte
zich neder en schreef met de vinger op de grond. Maar zij bleven Hem vragen.”
En toen sprak Jezus de woorden die het geweten raakten: “Wie
van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar.”
Als
we dit zo lezen rijst de vraag, -waarom riep Jezus niet de hele menigte bij
elkaar om vervolgens de beschuldigers van deze vrouw een koekje van eigen deeg
te geven? -Hadden
zij het soms niet verdiend om aan de kaak te worden gesteld? -Wat
zegt het over God, dat de Zoon van God deze mannen die een hoge dunk van
zichzelf hadden, niet openlijk vernederde? Jezus
openbaarde hiermee de waarheid over God. God heeft geen plezier in onze
verlegenheid, in het tonen van onze zonden aan anderen. En toen zij allemaal weg
waren gegaan keerde Jezus zich tot de vrouw, en zei op vriendelijke toon: “Vrouw,
waar zijn zij? Heeft niemand u veroordeeld?, waarop de vrouw antwoordde:
Niemand, Here. Waarop Jezus op zijn beurt weer reageerde door te zeggen: Ook ik
veroordeel u niet. Ga heen, en zondig van nu af niet
meer!” Jezus
probeerde hier volgens mij, vol medeleven deze onteerde vrouw haar zelfrespect
terug te geven, op een wijze zoals alleen de Zoon van God dat kan. Laten
wij bij nog een aantal facetten van Jezus’ behandeling t.o.v. zondaars
stilstaan. Stel
u Jezus eens voor als Hij, ’s avonds voor de kruisiging, in de bovenzaal is.
Matteüs 26: vanaf vers 26, haal ik hier nu aan. Jezus zegt hier dat één van
hen, Hem zou verraden. En Judas, degene die hem verraden zou, dit had hij reeds
overeengekomen met de overpriesters voor dertig zilverlingen, zegt hier heel
schijnheilig: “Ik ben het
toch niet, Rabbi?”
-Waarom
ontmaskerde Jezus zijn verrader niet? -Had
Judas dit soms niet verdiend? Overdenk
eens wat het ons laat weten over God en zijn houding t.o.v. ons, zondaars, dat
Jezus zelfs zijn verrader niet vernederde! Wat
later die nacht nam Jezus; Petrus, Jacobus en Johannes iets verder mee de hof
van Gethsémane in en daar begon de loodzware belevenis van het gescheiden
worden van zijn Vader. Jezus had gehoopt dat zij daar, samen met Hem zouden
waken, zouden bidden. Maar toen dit niet het geval was, -werd Jezus kwaad op
hen, begon hij te mopperen? Nee, Jezus deed geen van beide. Een
paar uur later stond Petrus in de hal van het gerechtsgebouw en beweerde stellig
dat hij Jezus niet kende. En vlak na het verloochenen van Jezus kraaide de haan,
precies zoals Jezus dat de avond daarvoor had voorspeld, vlak nadat Petrus
overmoedig beweerde: “ook
al zou iedereen aanstoot aan U nemen, ik nooit!”
Alhoewel
Jezus’ leven op het spel stond, en Hij al zoveel geleden had, was Jezus meer
in zorg over zijn dwalende volgeling dan over zichzelf. Ik weet het zeker dat
Petrus een blik zag vol verdriet en medeleven. En Petrus werd zo beschaamd en
ontroerd dat hij naar buiten ging en bitter huilde. Dit alles staat in Lucas 22:
54-62. Stel u eens voor hoe Petrus die hele Sabbat zich gevoeld moet hebben.
Geen wonder dat hij die zondagmorgen, toen hij hoorde dat het graf leeg was, er
naar toe rende (zie Lucas 24:12 en Johannes 20: 3,4). Maar
Maria van Magdala was één van de vrouwen die het voorrecht had om Jezus eerst
te zien en het Goede Nieuws aan de anderen te vertellen. Nota bene Maria
van Magdala. De vrouw uit wie Jezus maar liefst zeven boze geesten moest
verwijderen (Lucas 8:2). Wat zegt dit wel niet over God. Merk trouwens
ook op dat, als Jezus voor de eerste keer weer aan Maria verschijnt – en dit
staat opgetekend in Matteüs en Johannes – Hij haar de opdracht meegeeft om
het Goede Nieuws aan “zijn
broeders”
te verkondigen. De mannen die Hem in de steek hadden gelaten toen Hij hen zo
hard nodig had, noemt Jezus “zijn
broeders”!
Dit is de God waar wij de eeuwigheid mee mogen doorbrengen, broeders en
zusters. De net besproken facetten laten zien, hoewel wij allemaal gezondigd
hebben, wij ons zalig, eeuwig gelukkig, mogen voelen bij Iemand die alles van
ons weet. Wij hoeven niet bang voor God te zijn. Hij is de vergeving in persoon.
Hij heeft ons niet alleen beloofd vergeving te schenken, maar ook dat Hij ons
zal behandelen alsof wij nooit gezondigd hebben.
Amen.
Reageren?
Mail naar: T.W.J.Koerse@uvt.nl
|
|
|