De maagdenstoet
De eindeloze stoet van vromen
Hadden één basis besluit
De Bruidegom te verwelkomen
Dus trokken zij blij er op uit
Zij waren vrolijk als ze liepen
De lampen zwaaiend links en rechts
En o zo vredig als ze sliepen
Het vrouwenvolk en de knechts
Zij waren zeker ook actief
Naar het inzicht en geweten
Daar de Heer kwam als een dief
Mocht men het werken niet vergeten
Middernacht was aangebroken
De roep was ook uitgegaan
Lampen werden aangestoken
Onrust was plotseling ontstaan
Want helaas, niet alle lampen
Konden branden voor de Heer
Het was de ergste aller rampen
En het deed de dwazen zeer.
Heer, maak van ons oprechte vromen
Maak Uw werk in ons af
Dan zullen wij zeker ontkomen
Aan de zeer rechtvaardige straf.