Thuis in Eden

Op dit moment moet de kerk nog strijd leveren, want we worden
nog steeds geconfronteerd met een wereld die in middernachtelijke
duisternis is, die zich bijna totaal aan afgoderij heeft overgegeven.

Maar de dag is aanstaande dat de strijd gestreden is en de overwinning is bevochten.
Dan zal de wil van God op aarde geschieden, zoals die in de hemel geschiedt.
Dan zullen de volkeren geen andere wet kennen dan de wet van de hemel.

Dan zullen wij met z’n allen een gelukkig, vereend gezin zijn,
bedekt met de kleding van lofprijzing en dankzegging –
het kleed van de gerechtigheid van Christus. De gehele natuur zal dan in zijn
onovertroffen schoonheid een ononderbroken bewijs van prijs en aanbidding
bieden aan God. Dan zal de wereld baden in het licht van de hemel...

Wij moeten een beeld hebben van de toekomst en van de zegeningen van
de hemel. Ga staan op de drempel van de eeuwigheid, en luister naar het
vriendelijke welkom dat gericht is tot degenen die in dit leven met Christus
hebben samengewerkt en het daarbij als een voorrecht beschouwden om
ter wille van hem te mogen lijden.

Terwijl zij zich voegen bij de engelen, werpen zij hun kronen aan de voeten
van de Verlosser en roepen zij uit: ’ Het lam dat geslacht is, komt alle macht,
rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank...
Aan hem die op de troon zit en aan het lam komen de dank, de eer, de lof en de macht toe,
tot in eeuwigheid’ (Openbaring 5:12, 13).

‘Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en
de eerste aarde zijn voorbij’ (Openbaring 21:1).

Het vuur dat de zondaars verslindt reinigt de aarde. Elk spoor van de vloek is uitgewist.
Er is geen eeuwig brandende hel die de verlosten voor altijd aan de vreselijke gevolgen
van de zonde herinnert.

Maar er blijft één herinnering bestaan: Onze Verlosser zal tot in eeuwigheid
de merktekenen van zijn kruisiging blijven dragen. Op zijn verwonde hoofd,
op zijn zij, en op zijn handen en voeten, zullen we de tekenen blijven zien
van het wrede werk dat de zonde deed.

Toen de profeet Christus in zijn heerlijkheid zag, verklaarde hij:
‘Lichtstralen heeft hij aan zijn zijde en daar
is het omhulsel zijner kracht’ (Habakuk 3:4, NBG ’51).

In die doorstoken zij, waaruit de donkerode stroom vloeide
die de mens met God verzoende, daar is de heerlijkheid van de Verlosser,
daar is ‘het omhulsel zijner kracht”.

Deze tekenen van zijn vernedering zijn nu zijn grootste eretekenen. Door
alle eeuwen heen zullen de wonden van Golgotha een lofprijzing vormen
voor wat hij deed en een uiting zijn van zijn macht



God wil bij ons wonen–lezing - 2011)

Zoeken naar

Algemeen