Kennen we werkelijk onze Heer en Heiland

Voor allen die Jezus als hun Verlosser en Heer kennen, mogen de argumenten
van mensen als Flew in bepaalde omstandigheden van nut zijn, maar
zijn ze in feite overbodig. Wij weten immers dat God bestaat, omdat we
hem kennen als onze Vriend.

Onwillekeurig denken we aan de woorden van het lied dat we vroeger vaak zongen:
En het luidt als volgt: ‘En hij gaat met mij, en hij spreekt tot
mij, vertelt van zijn liefde tot mij. En een vreugde zo zalig doorstroomt mijn
hart, maar geen verstaat dit als hij.’
De gehele Bijbel, van Genesis tot aan Openbaring, legt er getuigenis vanaf
dat God bevriend wil zijn met de mens. Hij wandelde en sprak met Adam
en Eva. Hij ontmoette en sprak met Abraham en de andere aartsvaders.
En toen hij de twaalf stammen vanuit Egypte naar de Sinaï leidde, instrueerde
hij Mozes: ‘De Israëlieten moeten een heiligdom voor mij maken, zodat ik
te midden van hen kan wonen’ (Exodus 25:8).

De Israëlieten hadden de donder, de bliksem en het trompetgeschal
gehoord dat van de heilige berg kwam. Zij beseften dat Jahweh echt
bestond – hij was op de Sinaï – en ze waren doodsbang.
Maar God wilde nu dichter naar hen toekomen, op een manier die het hun gemakkelijk
zou maken om in zijn nabijheid te komen. Hij zou in een tent komen wonen!

God gaf aan Mozes een ontwerp voor het heiligdom dat de Israëlieten
bij de bouw ervan tot in detail volgden. Het was een prachtig bouwsel, met
goud, zilver, kostbare stenen en kleurige stoffen.

Maar het moest draagbaar zijn en daarom was het klein.
Het ‘allerheiligste’ was een kubus van ongeveer
5 meter lengte, breedte en hoogte, terwijl het
‘heilige’ twee keer die oppervlakte had.
Bedenk eens wat dat wil zeggen – de Majesteit van de hemel, de Schepper
van het heelal, is bereid om in een tent te gaan wonen.

(God wil bij ons wonen –lezing - 2011)

Zoeken naar

Algemeen