Ieder waar christen is een Helpende Hand van God.
Ware opvoeding is een zendingstraining. Ieder kind van God is geroepen om een zendeling te zijn; wij zijn geroepen tot een dienst van God en onze medemens; en om ons daarvoor geschikt te maken zou die dienst een onderwerp van de opvoeding moeten zijn.
Training tot Dienst
Dit doel moet christelijke ouders en leraars altijd voor ogen blijven. Wij weten niet in welke tak van dienst onze kinderen werkzaam zullen zijn. Zij kunnen hun leven in de gezinskring doorbrengen; zij kunnen voor hun leven een gangbaar beroep kiezen, of als evangeliedienaar naar heidense landen gaan; maar allen zijn gelijk geroepen als zendeling voor God, dienaren van genade voor de wereld.
De kinderen en de jeugd, met hun frisse talenten, hun energie en moed, hun snel begrip, door God bemind, wenst Hij in harmonie te brengen met de werkingen van het goddelijke. Zij moeten een opleiding krijgen die hen zal helpen aan de zijde van Christus te staan in onzelfzuchtige dienst.
Van al Zijn kinderen tot aan het einde der tijden, niet minder dan van de eerste discipelen, zei Christus: "Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, het Ik ook hen gezonden in de wereld," (1) om vertegenwoordigers van God te zijn, Zijn Geest te openbaren, Zijn karakter weer te geven en Zijn werk te doen. Onze kinderen staan als het ware op een kruispunt. Aan alle kanten zijn wereldse verlokkingen tot zelfzucht en toegeven aan eigen begeerten, die hen wegroepen van het pad dat bestemd is voor de vrijgekochten des Heren. Of hun leven een zegen zal zijn of een vloek, hangt af van de keuze die zij maken. Overvloeiend van energie, verlangend om hun mogelijkheden uit te proberen, moeten zij een uitweg vinden voor hun uitbundige levenslust. Zij zullen actief zijn, voor het goede of voor het kwade.
Gods woord onderdrukt geen enkele activiteit, maar leidt die in de juiste banen. God verbiedt de jeugd hun aspiraties niet. De elementen van het karakter, die een man werkelijk succesvol maken en geëerd onder de mensen - de niet te onderdrukken wens iets groots tot stand te brengen, de ontembare wil, de energieke aanwending, het onvennoeibare doorzetten - moeten niet ontmoedigd worden. Door de genade van God moeten deze gericht worden op het bereiken van waarden, veel hoger dan slechts zelfzuchtige en wereldse belangen, zoals de hemel hoger is dan de aarde.
Als ouders en christenen is het aan ons om onze kinderen de juiste richting te geven. Zij moeten zorgvuldig, verstandig en liefdevol geleid worden op paden van christelijk dienstwerk. Wij staan onder het heilig verbond met God om onze kinderen op te voeden voor Zijn dienst. Het is onze eerste plicht hen met zulke invloeden te omringen, die hen ertoe zullen leiden een leven van dienstverlening te kiezen, en hen de daarvoor benodigde training te laten volgen. "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, dat wij niet verloren zouden gaan, maar het eeuwige leven hebben." (2) "Zoals ook Christus ons heeft liefgehad, en Zich voor ons heefi overgegeven." (3) Als wij liefhebben, zullen wij geven. "Gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen," (4) is de grote les die wij onszelf moeten leren en aan anderen moeten onderwijzen. Druk de kinderen de gedachte op het hart dat zij .niet van zichzelf zijn. Zij behoren Christus toe. Zij zijn door Zijn bloed gekocht, de aanspraak van Zijn liefde. Zij leven doordat Hij hen vasthoudt door Zijn macht. Hun tijd, hun kracht, hun vermogens, zijn de Zijne, om ontwikkeld te worden, geoefend te worden, gebruikt te worden, voor Hem.
Naast de engelen is de mens gevonnd naar het beeld van God, de edelste van Zijn geschapen werken. God _wenst dat zij worden waartoe Hij mogelijkheden schonk en dat zij hun uiterste best doen met alle middelen die Hij binnen hun bereik bracht. Het leven is mysterieus en heilig. Het is een openbaring van God zelf, de bron van alle leven. Kostbaar zijn de gelegenheden, en zij moeten met emst benut worden. Eémnaal voorbij, zijn zij voor altijd verloren.
God plaatst ons voor de eeuwigheid met haar plechtige werkelijkheden en geeft ons een greep op onsterfelijke, onver- gankelijke onderwerpen. Hij houdt ons onschatbare, veredelende waarheden voor, zodat wij vorderingen kunnen maken op een veilig en zeker pad, volgens een plan dat de meest serieuze betrokkenheid van al onze mogelijkheden waard is.
God zorgt voor het kleinste zaadje dat Hijzelf heeft gevormd en ziet daarin verborgen de prachtige bloem, de stniik, of de statige breed gekruinde boom. Zo ziet Hij de mogelijkheden van elk mens. Zij zijn hier met een doel. God heeft ons Zijn plan voor ons leven gegeven en Hij draagt ons op de hoogste graad van ontwikkeling te bereiken. Hij wenst dat wij voortdurend zullen groeien in heiligheid, in geluk, in bruikbaarheid. Allen hebben mogelijkheden en die moeten zij leren beschouwen als heilige gaven, gaven Gods die naar waarde geschat en op de juiste wijze gebruikt moeten worden. Hij vraagt van de jeugd elk vermogen in hun wezen tot ontplooiing te brengen en actief te gebruiken. Hij wenst dat zij van alle nuttige en kostbare zaken in dit leven zullen genieten en dat zij goed zijn en goed doen, terwijl zij zich een hemelse schat vergaderen voor het toekomstige leven.
Het zou hun ideaal moeten zijn uit te blinken in alle dingen die onzelfzuchtig, hoog en edel zijn. Laat hen op Christus zien als het voorbeeld waamaar zij gevonnd moeten worden. De heilige idealen die Hij in zijn leven openbaarde, moeten zij koesteren - een heilig streven de wereld beter te maken door er geleefd te hebben. Dit is het werk waartoe zij geroepen zijn.
Een breed Fundament
De hoogste van alle wetenschappen is de wetenschap van het redden van zielen. Het grootste werk waamaar een mens kan streven is het werk van het wimren van mensen uit zonde tot heiligheid. Voor het realiseren van dit werk moet een brede basis worden gelegd. Een veelomvattende opvoeding en oplei- ding is daarvoor nodig - een opvoeding die van ouders en leraars meer denken en inspanning vraagt dan een leergang in de wetenschappen alleen, vereist. Er wordt meer gevraagd dan de ontwikkeling van het intellect. Opvoeding is niet compleet tenzij lichaam, geest en hart gelijkelijk opgevoed worden. Het karakter moet een passende discipline ontvangen voor de volledige en hoogste ontwikkeling. Alle vennogens van geest en lichaam moeten worden ontwikkeld en op de juiste wijze getraind. Het is een plicht om ieder vermogen, dat ons tot efiiciënte werkers voor God zal maken, aan te kweken en te beoefenen.
Ware opvoeding omvat het gehele wezen. Het leert hoe men zichzelf op de juiste manier inzet. Het stelt ons in staat het beste gebruik te maken van de hersenen, de beenderen, de spieren, van lichaam, geest en hart. De vermogens van de geest - de hogere vemrogens - moeten het koninkrijk van het lichaam beheersen. De natuurlijke begeerten en hartstochten moeten onder beheersing van het geweten en de geestelijke instelling gebracht worden. Christus staat aan het hoofd van de mensheid en het is Zijn doel ons in Zijn dienst te leiden in de hoge en heilige paden van reinheid. Door de wondere werking van Zijn genade moeten wij in Hem volmaakt worden.
Jezus werd thuis opgevoed. Zijn moeder was Zijn eerste menselijke lerares. Van haar lippen en uit de boekrollen der profeten leerde Hij de hemelse dingen. Hij woonde in een plattelands gezin en droeg trouw en opgewekt Zijn aandeel bij in de lasten van het huishouden. Hij die aanvoeder van de hemelse heirlegers was geweest, was een gewillige dienstknecht, een lieflrebbende, gehoorzame zoon. Hij leerde een handwerk en met zijn eigen handen werkte Hij in de timmerwinkel met Jozef. In het kleed van een gewone arbeider wandelde Hij in de straten van het kleine stadje naar Zijn nederig werk heen en terug.
De mensen van die tijd maten de waarde van de dingen naar het uiterlijk. Toen de godsdienst in kracht afnam, nam zij toe in uiterlijk vertoon. De opvoeders uit die tijd zochten respect af te dwingen door pracht en uiterlijk vertoon. Tegenover dit alles vertegenwoordigde het leven van Jezus een opmerkelijk contrast. Zijn leven demonstreerde de waardeloosheid van die dingen die men als omnisbaar in het leven beschouwde. De scholen van Zijn tijd, met hun verheerlijking van nietigheden en hun kleineren van belangrijke zaken, bezocht Hij niet. Zijn opvoeding kreeg Hij uit door de hemel aangewezen bromren, uit nuttig werk, uit studie van de Schriften, uit de natuur en uit levenservaring - Gods lesboeken, vol aanwijzingen voor allen die daar met gewillige handen naar toe komen met ziende ogen en een begrijpend hart. "Het Kind groeide op en werd krachtig en het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods was op Hem." (5) Zó voorbereid begon Hij Zijn dienstwerk, waarbij van Zijn contacten met de mensen altijd een zegenrijke invloed uitstraalde, een kracht tot vernieuwing, zoals de wereld nooit eerder aanschouwd had.
Thuis Onderricht
Het tehuis is de eerste school van het kind, en het is hier, dat de grondslag gelegd moet worden voor een leven van dienstbetoon. De beginselen moeten niet alleen in theorie geleerd worden. Zij behoren de gehele vonning van het leven tot doel te hebben.
Het kind moet heel vroeg de les van hulpvaardigheid worden geleerd. Zo gauw als de kracht en het denkvermogen het toelaten, moet het in huis plichten krijgen. Het moet aangemoedigd worden om vader en moeder te helpen, zichzelf te verloochenen en zichzelf te beheersen, om het geluk en gemak van anderen vóór het zijne te stellen, uit te zien naar gelegenheden om broers en zusjes en speelmakkertjes op te vrolijken en bij te staan, ouderen vriendelijkheid te bewijzen, evenals zieken en onge- lukkigen. Hoe meer de geest van ware dienstbaarheid het huis vervult, hoe vollediger dit zich in het leven van de kinderen zal ontwikkelen. Zij zullen leren om in de dienst aan en de opoñering voor anderen vreugde te vinden.
De Plaats die de School inneemt
De huiselijke opvoeding moet aangevuld worden door het werk op school. De ontwikkeling van het gehele wezen, lichamelijk, geestelijk en verstandelijk, en het leren van dienen en opofferen, moeten voortdurend in het oog worden gehouden. Boven alle andere middelen heeft de dienst voor de zaak van Christus in de kleine gebeurtenissen van iedere dag de macht om het karakter te vonnen en het leven te richten in lijnen van onzelfzuchtig dienen. De geest te doen ontwaken, aan te moedigen en juist te leiden, dat is het werk van zowel ouders als leraars. Geen belangrijker werk had hun toevertrouwd kunnen worden. De geest van het dienen is de geest van de hemel, en aan iedere poging om dit te ontwikkelen en aan te moedigen, zullen engelen hun medewerking verlenen.
Zo”n opvoeding moet gebaseerd zijn op het woord van God. Alleen hierin worden de beginselen daarvan in hun volheid gegeven. De Bijbel moet de grondslag zijn van studie en onderwijs. De meest wezenlijke kemris is de kemris van God en van Hem, die Hij gezonden heeft.
Kinderen en jeugdigen moeten zichzelf kemien. Zij moeten het lichaam dat God hen gegeven heefi, begrijpen en de wetten leren verstaan die dit lichaam in gezonde staat houden. Allen moeten grondig onderwezen worden in de basiskennis. Ook moeten zij een training in een of andere handvaardigheid of handwerk krijgen, die hen tot mannen en vrouwen met praktische mogelijkheden voor de plichten van alledag maakt. Hierbij komt dan de opleiding en praktische ervaring in de verschillende aspecten van het zendingswerk.
Leren door het Meedelen
Laat de jeugd vooruitgaan in het verkrijgen van kennis, zo snel en zo ver als zij kunnen. Laat him studieveld zo breed zijn als hun vemrogens kunnen omvatten. En zorg, dat zij leren, dat zij hun kemiis met anderen delen. Op deze wijze verkrijgt hun geest discipline en kracht. Het is het gebruik dat zij ervan maken, dat beslist over de waarde van hun opvoeding. Een lange tijd van besteding aan studie zonder pogingen om mede te delen wat geleerd is, blijkt dikwijls een hindemis te worden, eerder dan een hulp in echte ontwikkeling. Zowel thuis als op school moet het een oefening voor de student zijn om te leren hoe men studeert en de verkregen kemris doorgeeft. Wat zijn roeping ook is, hij moet zowel leerling als leraar zijn, zolang het leven duurt. Zo zal hij steeds vorderingen maken terwijl hij zijn vertrouwen op God stelt, zich vasthoudend aan Hem, die oneindig is in wijsheid, die geheimen, gedurende eeuwen verborgen, kan openbaren, die de moeilijkste problemen kan oplossen voor de geest die in Hem gelooft.
De Invloed van de Omgang
Gods woord legt grote nadmk op de invloed van omgang, op mannen zowel als op vrouwen. Hoeveel groter is de macht op de zich ontwikkelende geest en het karakter van kinderen en jonge mensen. De omgang die zij hebben, de beginselen die zij aannemen, de gewoonten die zij vormen, zullen beslissen over de vraag van hun nut hier en in hun toekomstige eeuwige belangen.
Het is een vreselijk feit - en één dat de harten van ouders moest doen sidderen - dat op zoveel scholen en universiteiten waarheen de jeugd gezonden wordt voor verstandelijke ontwik- keling en discipline, invloeden heersen die het karakter mis- vormen, de geest doen afdwalen van het ware doel van het leven, en het zedelijk peil verlagen. Door contact met jeugd die niet godsdienstig, maar bedorven is en pleziertjes najaagt, verliest heel veel jeugd hun eenvoud en reinheid, het geloof in God en de geest van zelfverloochening, die christelijke vaders en moeders hebben gekoesterd en beschennd door zorgvuldige lering, voorbeeld en emstig gebed.
Velen die naar school gaan met het doel zich voor te bereiden voor een of andere onzelfzuchtige dienstverlenende fimctie, raken verdiept in wereldse studies. Eerzucht wordt opgewekt om een titel te behalen en zich een positie te veroveren in de wereld. Het doel waarvoor zij op school kwamen, wordt uit het oog verloren en het leven wordt besteed aan zelfzuchtige en wereldse bezigheden. En dikwijls worden gewoonten gevormd die het leven voor deze wereld en de toekomende wereld bederven. Als regel zijn mannen en vrouwen met brede opvattingen, met een onzelfzuchtige levensdoel en een edel streven diegenen in wie deze karaktertrekken door omgang in hun jonge jaren werden ontwikkeld. In Zijn hele handelen met Israël heefi God het volk het belang van bescherming van de omgang van hun kinderen op het hart gedrukt. Alle regels van het burgerlijke, godsdienstige en sociale leven waren erop gericht de kinderen voor schadelijke vriendschappen te behoeden en hen vanaf hun vroegste jaren bekend te maken met de voorschriften en de beginselen van Gods wet. De praktische lessen, bij de geboorte van de natie gegeven, waren van dien aard, dat zij een diepe indmk maakten op ieders halt. Voor het laatste vreselijke oordeel over de Egyptenaren dat zich mani- festeerde in de dood van de eerstgeborenen gaf God Zijn volk bevel hun kinderen in hun eigen huizen bijeen te houden. De deurpost van elk huis werd met bloed getekend en binnen de verzekerde bescherming van dit teken moesten allen blijven. Zo moeten ook vandaag de dag ouders die God liefhebben en vrezen, hun kinderen onder "de band van het verbond" - binnen de beschenning houden van de heilige invloeden die mogelijk gemaakt zijn door Chiistus, bloed. "scheidt u af."
Van Zijn discipelen zei Christus: "Ik heb hun Uw woord gegeven, en... zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben." (6)
"Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld," gebiedt God ons, "maar wordt hervonnd door de vemieuwing van uw denken, opdat gij moogt onderkemien wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene." (7)
"Vonnt geen span met ongelovigen, want wat heeft gerech- tigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heefi het licht met de duistemis?... Welke gemeenschappelijke grond heeft de tempel Gods met de afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn. Daarom:
"Gaat weg uit hun midden, en scheidt u en houdt niet vast aan het onreine;... en Ik zal u aanneme, en Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Ahnachtige." (8)
Beloften en Zegen
"Vergadert het volk." (9)
"Maak hen Gods inzettingen en wetten bekend." (10)
"Zo zullen zij Mijn naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal hen zegenen." (11)
"Dan zullen de volkeren der aarde zien, dat de naam des Heren over u uitgeroepen is." (12)
"En het overblijfsel van Jacob zal te midden van vele volkeren zijn als dauw van de Here; als regenstromen op het groene kruid, dat niet wacht op de mens, noch mensenkinderen verbeidt." (13)
Wij worden bij Israël gerekend. Al de instructies die aan de Israëlieten werden gegeven aangaande de opvoeding en opleiding van hun kinderen, die allen beloften van zegen inhouden door gehoorzaamheid, zijn voor ons.
"Gods woord tot ons is: "Ik zal u zegenen,... en gij zult tot zegen zijn." (14)
Van de eerste discipelen en van allen die door him woord in Hem zouden geloven, zei Christus: "En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn; en Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen líefgehad hebt, gelijk Gij Mij líefgehad hebt." (15)
Wondervolle, wondervolle woorden, bijna buiten de greep van ons geloofl De Schepper van alle werelden heeft degene die zichzelf tot Zijn dienst geefi, lief, zoals Hij Zijn Zoon lieflieefi. Zelfs hier en nu worden Zijn genadegaven op ons uitgestort voor dit verbazend grote doel. Hij heefi ons het licht en de Majesteit van de hemel gegeven, en met Hem heeft Hij al de hemelse schatten over ons uitgegoten. Evengoed als Hij ons heeft beloofd voor het toekomstige leven, schenkt Hij ons prinselijke gaven in dit leven. Als deelhebbers aan Zijn genade wenst I-Iij van ons dat wij ons in alles zullen verheugen wat onze karakters zal veredelen, vergroten en verhogen. Hij staat gereed om de jeugd te inspireren met macht van omhoog, dat zij mogen staan onder de bloedbevlekte baníer van Christus, om te werken zoals Hij gewerkt heeft, zielen geleid heeft in veilige paden, de voeten van velen geplant heeft op de Rots der Eeuwen.
Gods Zekerheden
Allen die emaar streven te werken in harmonie met Gods opvoedingsplan, zullen Zijn ondersteunende genade ontvangen, Zijn voortdurende aanwezigheid, Zijn beschermende macht. Hij zegt tot een ieder: "Wees sterk en moedig, word niet verschrikt, want de Here uw God is met u." "Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten." (16)
Want zoals de regen en de sneeuw van de hemel neerdaalt en daarheen niet wederkeelt, maar doorvochtígt eerst de aarde, en maakt haar vruchtbaar en doet haar uitspruiten, en geefi zaad aan de zaaier en brood aan de eter, alzo zal Mijn woord dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar zal het doen wat Mij behaagt, en dat volbrengen waartoe Ik het zend. Want in vreugde zult gij uittrekken en in vrede geleid worden; de bergen en de heuvels zullen voor u uitbreken in gejuich, en alle bomen des velds zullen in de handen klappen. Voor een doomstmik zal een cypres opschieten, voor een distel zal een mirt opschieten; en het zal de Here zijn tot een naam, tot een eeuwig teken, dat niet uitgeroeid zal worden." (17)
Overal op de wereld is de maatschappij in wanorde, en een grondige vemieuwing is nodig. De opvoeding die de jeugd gegeven wordt moet de gehele gemeenschap omvormen. "Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd doen henijzen en de steden vemieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben gelegen van geslacht op geslacht." "Maar gij zult priesters des Heren heten... Blijvende vreugde zal hum geworden. Want Ik, de Here, heb het recht lief." (18)
"Ik zal hun in waarheid richten en een eeuwig verbond met hen sluiten." (19)
"Hun geslacht zal onder de volken vennaard zijn, en hun nakomelingschap te midden der natiën; allen die hen zien, zullen erkennen, dat zij het nageslacht zijn, dat de Here gezegend heeft... Want als de aarde haar gewas voortbrengt, en een hof zijn zaaisel doet uitspruiten, zo zal de Here Here gerechtigheid en lof doen uitspruiten voor het oog van alle volkeren." (20)
Verwijzingen: 1. Joh.l7:18. 8. 2 Cor.6:l4-18. 15. Joh.l7:22,23. 2. Joh.3:16. 9. Joël 2:16. 16. Jozua 119,5. 3. Ef.5:2. 10. Ex.18:16. 17. Jes.55:10-13. 4. Matth.20:28. 11. Num. 6:27. 18. Jes.6l:4,6-8. 5. Luc.2:40. 12. Deut.28:10. 19. Jes.61:8. 6. Joh.l7:14. 13. Micha 5:6. 20. Jes. 61:9,1l. 7. Rom.12:2. 14. Gen.12:2.
|