Er is gezondheid in gehoorzaamheid aan Gods Wet.
In de leer die _God aan Israël gaf, kreeg de instandhouding van de gezondheid zorgvuldige aandacht. Het volk dat uit de slavemij was gekomen met de onreine en ongezonde gewoonten die dat met zich meebraeht, werd in de woestijn onderworpen aan strenge tucht voor zij Kanaän bimierikwainen. Gezond- heidsbeginselen werden hun geleerd en wetten van hygiëne opgelegd.
Het Voorkomen van Ziekte
Niet alleen in hun godsdienst, maar in alle Zaken van het dagelijks leven werd het onderscheid tussen rein en onrein nageleefd. Allen die in aanraking kwamen met besmettelijke fiekten werden geisoleerd van het kamp en het werd hen niet ktïeåestaan terug te keren, voordat zowel de persoon als de L ing grondig gereinigd was. In het geval dat iemand aan een verontreinigende ziekte leed, werd de volgende aanwijzing gegeven:
"Elk bed waarop hij, die de vloeiing heeft, ligt, is onrein Elk voorwerp warop hij zit, is onrein. Ieder die zijn bed aanraakt. Zal zijn klederen wassen, zich m water baden en onrein zijn tot aan de avond. Wie zit op een voorwerp, waarop hij die dc Vloelmg heeft, gezeten heeft, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot aan de avond. Wie het lichaam van hem... aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot aan de avond... een ieder die iets aanraakt dat onder hem is, zal onrein zijn tot aan de avond; wie dit opneemt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot aan de avond. En ieder die... aanraakt, zonder de handen met water te hebben afgespeeld, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond. Het aardewerk... aanraakt, zal stukgeslagen worden, en elk houten voorwerp zal met water afgespoeld worden." (1)
De wet aangaande melaatsheid is ook een illustratie van de grondigheid waarmee deze regels werden opgelegd: "Zolang hij de plaag heefi, blijfi hij onrein; hij is onrein; afgezonderd zal hij wonen, buiten de legerplaats zal zijn verblijf zijn. Wanneer een kleed de plaag der melaatsheid zal zijn, aan een wollen of linnen kleed, hetzij aan de sehering, hetzij aan de inslag van het linnen of van het wol, of aan leder of iets van leder gemaakt;... het zal de priester getoond worden. Wanneer de aangetaste plek zich heeft uitgebreid, dan is de plaag een kwaadaardig melaatsheid, het is onrein. Hij zal het kleed verbranden, want het is een kwaadaardige melaatsheid, met vuur zal het verbrand worden." (2)
Zo ook, wanneer het huis bewijs leverde van een toestand dat het besmet was en daarom onveilig voor bewoning, werd het vemietigd. De priester moest "het huis omverhalen, zijn stenen en zijn houtwerk en al het leem van het huis en men zal het buiten de stad brengen op een onreine plaats. En hij die in het huis komt gedurende al die dagen dat men het afgesloten heeft, zal onrein zijn tot aan de avond. En hij die zich te slapen legt in dat huis, zal zijn klederen wassen; ook hij die in het huis eet, zal zijn klederen wassen." (3)
Zindelijkheid
De noodzaak van persoonlijke zindelijkheid werd op de meest indrukwekkende wijze geleerd. Alvorens te vergaderen bij de berg Sinaï om naar de proclamatie van de wet door de stem van God te luisteren, werd van het volk geëist om hun klederen en zichzelf te wassen. De aanwijzing werd gegeven op straffe des doods. Geen verontreiniging werd in tegenwoordigheid van God toegestaan.
Gedurende de trektocht door de woestijn waren de Israëlieten bijna voortdurend in de openlucht, waar onreine stoffen veel minder invloed hebben dan op de bewoners van gesloten huizen. Maar de meest strikte waameming van reinheid werd vereist, binnen in en om de tenten. Geen afval mocht bimien of rondom de legerplaats blijven liggen. "Want de Here, uw God, wandelt in uw legerplaats, om u te redden en uw vijanden aan u over te geven; daarom zal uw legerplaats heilig zijn, zodat Hij niets onbehoorlijks ziet en Zich niet van u afwendt. (4)
De Voeding
Het onderscheid tussen rein en onrein werd gemaakt in alle zaken betreffende de voeding:
"Ik ben de Here uw God, die u van de andere volken heb afgezonderd. Maakt dan scheiding tussen rein en onrein vee, en tussen reine en onreine vogels, opdat gij uzelf niet verfoeilijk maakt door vee en vogels en alles wat op de aarde kruipt, die ik u ontzegd heb door het onrein te verklaren." (5) Vele voedselartikelen, die door de heidenen rondom gegeten werden, waren voor de Israëlieten verboden. Het was geen willekeurig onderscheid, dat gemaakt werd. De verboden zaken waren ongezond. En het feit dat zij onrein genoemd werden, leerde de les, dat het gebruik van schadelijk voedsel verontreini gt. Dat wat het lichaam schade doet, heeft de tendens om ook de ziel te schaden. Het maakt de gebruiker ongeschikt tot gemeen- schap met God, maakt hem ongeschikt voor hoge, heilige dienst.
Voordelen en Regels
In het beloofde land werd de discipline, die in de woestijn begomien was voor de vonning van de juiste leefgewoonten, voortgezet onder gunstiger omstandigheden. Het volk werd niet in steden samengedrongen, maar ieder gezin had zijn eigen landelijke bezitting, die allen de gezondheid brengende zegenin- gen van een natuurlijk, onbedorven leven verzekerde. Aangaande de losbandige, wrede praktijken van de Kanaänieten, die door de Israëlieten verdreven waren, zei de Here:
"Wandelt niet naar de inzettingen van dat volk, dat Ik voor u uitdnjf; want al deze dingen hebben zij gedaan, zodat lk een afschuw van hen gekregen heb." (6) "En gij zult geen gruwel in uw huis brengen, zodat gij zelf evenzo onder de ban zoudt komen." (7)
In alle zaken van het dagelijks leven werden de Israëlieten de lessen geleerd, die door de Heilige Geest als volgt onder woorden zijn gebracht:
"Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!" (8)
Verblijden
"Een vrolijk hart bevordert de genezing." (9) Dankbaarheid, blijdschap, weldadigheid en vertrouwen in Gods liefde en zorg, - zijn de grootste beveiliging van de gezondheid. Voor de Israëlieten was dat dé sleutel tot het leven.
De reis die driemaal per jaar naar de jaarlijkse feesten te Jeruzalem gemaakt werd, en de week van het looíthutten feest waren gelegenheden voor recreatie buiten en voor het sociale leven. Deze feesten waren tijden van blijdschap, die nog veraangenaamd werden door een gastvrij welkom aan vreemdelingen, de Levieten en de annen.
"Gij zult u verheugen over al het goede, dat de Here, uw God, u en uw huis gegeven heeft: Gij, de Leviet en de vreemdeling, die in uw midden is." (10)
Toen in latere jaren de Wet van God in Jeruzalem werd voorgelezen aan de terugkerende ballingen uit Babylon en het volk weende over hun overtredingen werden de genadevolle woorden gesproken:
"Ween niet... Gaat heen, eet lekkemijen en drinkt zoete dranken en zend aan ieder voor wie niet bereid is, een deel, want deze dag is onze Here heilig: wees dus niet verdrietig, want de vreugde in de Here, die is uw toevlucht." (11)
En er werd in al de steden en in Jeruzalem aangekondigd: "Trekt uit naar het gebergte en brengt loof van de olijfboom, van de olijfwilg, van de mirt, van pahnen, van loofbomen, om loofhutten te maken, zoals geschreven staat. Het volk trok uit en zij haalden loof en maakten zich loofltutten, ieder op zijn dak en in de hoven en in de voorhoven van het huis Gods en op het plein van de Wateipoort en op het plein van de Efraïmpoort. De gehele gemeente van hen die uit de ballingschap waren teruggekeerd, maakte loofliutten en woonde in die loofliutten... Er heerste dus een zeer grote vreugde." (12)
Resultaten van het gehoorzamen van Gods wet God gaf Israël aanwijzingen in alle beginselen die van wezenlijk belang waren voor de lichamelijke zowel als voor de morele gezondheid, en het was evengoed voor deze beginselen als voor de morele wet, dat Hij hun gebood: "Wat Ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat. Gij zult het ook tot een teken op uw hand binden, en het zal u een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn, en gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan de poorten." (13)
"Wanneer later uw zoon u vraagt: Wat zijn dat voor getuigenissen, inzettingen en verordeningen, die de Here ons opgelegd heelt? Dan zult gij tot uw zoon zeggen... De Here gebood ons al deze inzettingen te onderhouden, en de Here onze God te vrezen, opdat het ons altijd wèl zou gaan en Hij ons in het leven zou behouden, zoals dit heden het geval is." (14)
Hadden de Israëlieten deze aanwijzingen die zij ontvangen hadden, gehoorzaamd, en van de voordelen geprofiteerd, zij zouden een voorbeeld van gezondheid en welvaart zijn geweest voor de wereld. Als zij als volk geleefd hadden overeenkomstig Gods plan, zij zouden behoed zijn tegen ziekten die andere volken teisterden. Zij zouden boven ieder ander volk lichamelijke kracht en intellectuele vennogens gehad hebben. Zij zouden het machtigste volk van de aarde zijn geweest. God zei: "Gezegend zult gij zijn boven alle volken." (15)
"De Here heeft heden van u het woord aanvaard, dat gij zijn eigen volk zult zijn, zoals Hij u gezegd heelt, en dat gij al Zijn geboden zult onderhouden - dan zal Hij u verheffen tot een lof, een naam en een sieraad, boven alle volken die Hij geschapen heefi en dan zult gij een volk zijn, geheiligd aan de Here, uw God, zoals Hij gezegd heefi."(16)
"De volgende zegeningen zullen alle over u komen en uw deel worden, indien gij luistert naar de stem van de Here, uw God: Gezegend zult gij zijn in de stad en gezegend op het veld. Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, en de vrucht van uw bodem en de vrucht van uw vee: de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. Gezegend zij uw mand en uw baktrog. Gezegend zult gij zijn bij uw ingang en gezegend zult gij zijn bij uw uitgang." (17)
"De Here zal over u de zegen gebieden in al uw schuren en in alles wat gij ondemeemt; Hij zal u zegenen in het land dat de Here uw God u geven zal. De Here zal u als een heilig volk bevestigen, zoals Hij u gezworen heefi, indien gij de geboden van de Here, uw God, onderhoudt en in Zijn wegen wandelt. Dan zullen alle volken der aarde zien, dat de naam des Heren over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u vrezen. Ook zal de Here u overvloedig het goede schenken, in de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw vee en de vrucht van uw bodem - in het land waarvan de Here aan uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou. De Here zal Zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u openen om u op tijd regen voor uw land te geven en al het werk uwer handen zegenen... De Here zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, en gij zult opgaan en niet neergaan wanneer gij luistert naar de geboden van de Here uw die Ik u heden opleg om die naarstig te onderhouden." Aan Aäron de hogepriester en zijn zonen werd de aanwijzing gegeven: "Zó zult gij de Israëlieten zegenen:
"De Here zegene u en behoedelu; de Here doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de Here verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede. Zo zullen zij Mijn naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal hen zegenen." (19)
De Israëlieten bleven in gebreke om Gods doel te vervullen en ontvingen niet de zegen die de hunne kon zijn geweest. Maar in Jozef en Daniël, in Mozes en Elisa en vele anderen, hebben wij voorbeelden van de resultaten van het ware levensplan. Gelijke trouw zal ook vandaag gelijke resultaten opleveren. De volgende woorden gelden voor ons: "Gij echter, zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk God ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duistemis geroepen heelt tot Zijn wonderbaar licht." (21)
"Gezegend is de man die op de Here vertrouwt, en wiens vertrouwen in de Here is." (22)
"De rechtvaardige zal groeien als een pahnboom, opschieten als een ceder van de Libanon; Geplant in het huis des Heren groeien zij in de voorhoven van onze God; Zij zullen in de ouderdom nog vrucht dragen, fris en groen zullen zij zijn." (23)
" "Mijn zoon, vergeet mijn onderwijzing niet Uw sterkte moge zijn als uw levensduur. Daar is niemand als God, o Jeshurun; Hij rijdt langs de hemel als uw Helper en in Zijn hoogheid over de wolken. De eeuwige God is uw woning en onder u Zijn eeuwige annen. Omdat Hij de vijand vóór u verdreef en zeide: Verdelg! Daarom woonde Israel veilig en bleef de bron van Jacob ongestoord in een land van koren en most; Ja, zijn hemel sprenkelt dauw. Welzalig zijt gij, Israël; wie is aan u gelijk? Een volk verlost door de Here, Die een schild uwer hulp en het zwaard uwer hoogheid is!" (20)
en uw hart beware mijn geboden, want lengte van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u venneerderen... Dan zult gij uw weg veilig gaan, zonder dat uw voet zich stoot. Indien gij u nederlegt, zult gij niet opschrikken, Maar gij zult u nederleggen en uw slaap zal zoet zijn. Vrees niet voor plotselinge schrik, noch voor de ondergang der goddelozen, als hij komt. Want de Here zal uw betrouwen zijn. Hij zal u voet bewaren, zodat hij niet gegrepen wordt." (24)
Vexwij zingen: 1. Lev.15:4-12. 2. Lev.13:46-52. 3. Lev.14:45-47. 4. Deut.23:14. 5. Lev.20:24,25. 6. Lev.20:23. 7. Deut.7:26. 8. 1 Cor.3:l6,17. 9. Spr.17:22. 10 Deut.26:11. 11Neh.8:10,1l. 12 Neh.8:15-17. 13 Deut.6:6-9. 14 Deut.6:20,21,24. 15 Deut.7: 14. 16 Deut.26: 18,19. 17 Deut.28:2-6. 18 Deut.28:8-13. 19 Num.6:23-27. 20 Deut.33 :25-29. 21 1 Petr.2:9. 22 Jer.27:7. 23 Ps.92:13,14. 24 Spr.3:1,2,23-26
|