"Dat gij elkander liejhebt gelijkerwijs Ik u heb liefgehad. "
Niet omdat wij Christus het eerst hebben liefgehad, had Hij ons lief; maar "toen wij nog zondaars waren" stierf Hij voor ons. Hij behandelt ons niet zoals wij verdienen. Ofschoon onze zonden veroordeling vragen, veroordeelt Hij ons niet. Jaar na jaar heefi Hij onze zwakheden en onwetendheid verdragen, met onze ondankbaarheid en weerspannigheid. Niettegenstaande onze afdwalingen en onze hardheid van hart, ons verzuim voor Zijn heilig Woord, is Zijn hand nog steeds naar ons uitgestrekt. Genade is een eigenschap van God die Hij tegenover mensen, die het niet verdienen, aanwendt. Wij zochten er niet naar, maar de genade werd uitgezonden om ons te zoeken. God verheugt er Zich in, Zijn genade op ons uit te storten, niet omdat we die waardig zijn, maar omdat we die uiterst onwaardig zijn. 0nze enige aanspraak op Zijn genade is onze grote nood.
De Here God houdt door Jezus Christus Zijn hand de gehele dag uitgestrekt naar de zondige, gevallen mens. Hij ontvangt iedereen. Hij verwelkomt allen. Het is Zijn heerlijkheid de grootste zondaars te vergeven. Hij wil de prooi van de machtige wegnemen, Hij wil de gevangene vrij maken, Hij wil het brandhout uit het vuur rukken. Hij wil de gouden keten van Zijn genade neerlaten in de diepste diepten van menselijke ellende en de lage, door zonde besmette ziel oprichten. Ieder mens is het voorwerp van liefdevolle belangstelling voor Hem, die Zijn leven gaf om de mens tot God terug te brengen. Schuldige en hulpeloze zielen, die alle kans lopen om door de kunstgrepen en valstrikken van Satan te worden vemietigd, worden verzorgd zoals de schaapherder de schapen van zijn kudde verzorgt. Het voorbeeld van de Verlosser moet de standaard zijn van ons dienstwerk voor de verzochten en de dwalenden. Dezelfde belangstelling, tederheid en verdraagzaamheid die Hij voor ons toonde, moeten wij ook voor anderen opbrengen. "Hebt elkander lief, gelijk Ik u heb liefgehad," zegt Hij. (1) Als Christus in ons woont, zullen wij Zijn onzelfzuchtige liefde openbaren voor allen met wie wij in aanraking komen. Als wij mannen en vrouwen zien, die hulp en sympathie nodig hebben, zullen we niet vragen: "Zijn ze dat wel waard?" maar "hoe kan ik van nut zijn?"
Rijken en amien, hoog en laag, vrijen en slaven, allen zijn zij Gods erfenis. Hij die Zijn leven gaf om de mens te redden, ziet in ieder van hen een waarde, die elke berekening te boven gaat. Door het geheimenis en de heerlijkheid van het kruis moeten wij Zijn schatting van de waarde van de ziel doorzien. Wanneer wij dit doen, zullen wij voelen dat mensen, hoe laag ook gezonken, te veel hebben gekost om met koelheid of verachting te worden behandeld. Wij zullen het belang beseffen van het werken voor onze medemensen, opdat zij geleid worden tot de troon van God.
Het verloren geldstuk in de gelijkenis van Jezus was, ofschoon het in stof en vuil lag, nog steeds een zilverstuk. De bezitter zocht het, omdat het waarde had. Zo is het ook met elke ziel, hoe verdorven ook door zonde, ze is in Gods oog kostbaar. Zoals de munt de beeltenis en het opschrift van de regerende macht droeg, zo droeg de mens bij zijn schepping de beeltenis en het opschrift van God. Ofschoon verdorven en dof door de invloed van de zonde, blijven de resten van dit opsehrifi op iedere ziel. God wenst die ziel weer te ontdekken en daarop Zijn eigen beeltenis in gerechtigheid en heiligheid terug te brengen.
Ons Gebrek aan Medeleven
Hoe weinig stemmen wij overeen met Christus in sympathie voor wat de sterkste band van eenheid tussen. ons en Hem moest zijn: medelijden met verdorven, schuldige, lijdende zielen, dood in overtredingen en zonden! De-omnenselijkheid van mens tegenover mens is onze grootste zonde. Velen denken dat zij Gods rechtvaardigheid vertegenwoordigen, terwijl zij geheel falen Zijn tederheid en Zijn grote liefde weer te geven. Dikwijls zijn diegenen, die zij met gestrengheid en hardheid tegemoet treden onder de druk van de verzoeking. Satan worstelt met deze zielen; norse, onsympathieke woorden mismoedigen hen en maken dat zij ten slachtoffer vallen aan de macht van de verzoeker.
Hoe bereikt Men Harten
Het is een tere zaak om zielen te bereiken. Alleen Hij die de harten leest, weet hoe men ze tot berouw brengt. Slechts zijn wijsheid kan ons succes geven in het bereiken van verloren zielen. U kunt stijf en strak vasthouden aan het gevoel ik ben hciliger dan u," en het hindert niets hoe juist uw redenenng of hoe waar uw woorden zijn, zij zullen nooit harten raken. De liefde van Christus, in woord en daad getoond, zal de weg naar de ziel winnen, wanneer de herhaling van voorschriften of argumenten niets uitwerken.
Wij hebben veel meer Christelijke sympathie nodig;_'nlet slechts sympathie voor hen, die ons onberispelijk toesehijnen, maar sympathie voor arme, lijdende en strijdende zielen, die vaak door dwaling overvallen worden, zondigen en berouw hebben, verzocht en mismoedig zijn. Wij moeten naar onze medemensen toe gaan, geraakt, zoals onze genadi ge Hogepne Stef, met gevoel voor hun gebreken. Het was de uitgeworpene, de tollenaar en zondaar, de verachte uit de volkeren, die Christus riep, en door Zijn bemirmelijkheid overreedde Hij hen tot Hem te komen. De enige klasse die Hij nooit zou aanmoedigen, was die zich apart hielden in hun zelfgenoegzaamheid en op de anderen neerzagen. "Ga uit in stegen en heggen, en dwing ze in te komen," gebiedt Jezus ons, "zodat Mijn huis vol wordt." In gehoorzaamheid aan dit woord moeten wij tot de heidenen gaan, die nabij ons zijn, en tot hen die verre zijn. De "tollenaren en hoeren" moeten de uitnodiging van de Verlosser horen. Door vriendelijkheid en geduld van Zijn boodschappers wordt de boodschap een dwingende macht om hen, die in de diepste diepten van de zonde gezonken zijn, op te heffen.
Christelijke motieven vragen, dat wij werken met een standvastig doel, en een niet aflatende belangstelling, met steeds toenemende aandrang voor de zielen die Satan zoekt te vernietigen. Niets mag de emstige, verlangende energie voor de redding van verlorenen verkillen.
Merk op, hoe door heel het Woord van God heen een geest van spoed geopenbaard wordt om mannen en vrouwen te smeken tot Christus te komen. Wij moeten iedere gelegenheid aangrijpen, in privé en in het publiek, ieder argument aanvoeren, op elk motief de nadruk leggen, om mensen tot de Verlosser te brengen. Uit al onze macht moeten wij hen ertoe dringen op Jezus te zien en Zijn leven van zelfverloochening en opoffering te aanvaarden. Wij moeten tonen dat wij van hen verwachten vreugde aan het hart van Christus te brengen door elk van Zijn gaven te gebruiken en Zijn naam te eren.
Gered door Hoop
"Want in die hoop zijn wij behouden." (2) De gevallenen moeten ertoe gebracht worden te voelen, dat het voor hen nog niet te laat is om mens te zijn. Christus vereerde de mens met Zijn vertrouwen en gaf hem daamiee zijn eergevoel. Zelfs zij, die het laagst gevallen waren, behandelde Hij met respect. Het deed Christus voortdurend pijn in c_0nï2§Ct gebracht YV°rdeÉ met vijandschap, ontaarding en onremheid, maar nooit uitte Hij cen woord om te tonen dat Zijn gevoelens geschokt Waren Of Zijn verfijnde smaak beledigt. Wat ook de kwade gewoonten, de sterke vooroordelen, of de verwerpelijkeliartstochten van de mensen waren, Hij kwam ze met__medelijdende tederheid tegemoet. Als wij deel hebben aan Zijn Geest, zullen we alle mensen als broeders beschouwen, met dezelfde verzoekmgen en moeilijkheden, vaak struikelend en worstelend om weer op te staan, vechtend met ontmoedigingen en benarde omstandighe- den, hakendi naar sympathie en hulp. __
Dan zullen wij hen op zo°n wijze tegemoet treden, dat wij hen niet ontmoedigen of afstoten, maar hoop wekken 111 hun harten. Als zij aldus bemoedigd zijn, kunnen wij met_vertrouwe__n zeggen: "Verblijd u niet over mij, mijn vijandin, al ben 1 gevallen, ik zal weder opstaan; al zit ik in het duister, de Her? zal mij tot licht zijn." Hij verdedigt mijn zaak, en verschaft mij recht' Hij zal mij uitleiden in het licht, ik zal aanschouwen, hoe Hij gerechtigheid oefent." God "ziet naar alle bewoners der aarde, Hij, die aller harten vormt." (3)
Hij gebiedt ons, in al onze contacten met de verzochtenen dwalenden te bedenken "gij mocht ook eens in verzoekmg komen." (4) Met gevoel voor onze eigen gebreken zullen wij medegevoel hebben voor de gebreken van anderen. __ _ "Want wie onderscheidt u? en wat hebt gij, dëï gll met ontvangen hebt?" (5) "Want één is uw Meester en gij zijt__al_len broeders." (6) "Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder? Qf ook gij, wat minacht gij uw bf0edef?f' (7) Late? WIJ dan met langer elkander oordelen, maar kom liever tot dit oordeel: uw broeder geen aanstoot of ergemis geven." (8)
Fouten Aanwijzen
Het is altijd vemederend als er op je fouten gewezen wordt. Niemand zou die ervanng bitterder moeten maken door nodeloze benspmg. Nooit is er iemand teruggewomien door verwijten, maar velen zijn daardoor afgestoten en zijn ertoe gebracht him hart te verharden, tegen de overtuiging in. Een zachtrnoedige geest, een vnendelijke, innemende houding kan de dwalende redden en bedekt een menigte zonden.
De apostel Paulus vond het noodzakelijk om de verkeerden terecht te wijzen, maar hoe vol zorg trachtte hij te tonen dat hij een vriend was van de dwalenden! Hoe angstvallig verklaarde hij de reden van zijn handelwijze! Hij maakte het voor hen begrijpelijk dat het hem pijn deed hen pijn te doen. Hij toonde zijn vertrouwen en sympathie aan degenen die worstelden om te overwinnen..
"Want in zware druk en beklemdheid des harten heb ik onder vele tranen u geschreven," zegt hij, "niet opdat gij zoudt bedroefd worden, maar opdat gij de liefde zoudt kennen, die ik in overvloedige mate voor u koester." (9) "Want ik heb u door mijn brief bedroefd, en ik heb er geen spijt van. Mocht ik er spijt van gehad hebben... thans verblijdt het mij, niet, dat gij bedroefd zijt geworden, maar dat de droeflieid u tot inkeer heeft gebracht... want zie toch, wat juist deze ervaring van droeflieid naar Gods wil u gebracht heeft; welk een emst, meer nog, verontschuldiging, vrees, verlangen, ijver, bestraffing. Gij hebt in alle dele doen blijken, dat gij zuiver stond in deze Daarom zijn wij vertroost." (10)
"Het verblijdt mij, dat ik in elk opzicht over u gerust kan zijn." (ll) "Ik mijn God, zo dikwijls ik uwer gedenk; immers, in al mijn gebeden bid ik telkens voor u allen met blijdschap, wegens uw deelhebben aan de prediking van het evangelie, van de_eerste dag af tot nu toe. Hiervan toch, ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk begonnen is, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus. Zó van u allen te denken, spreekt voor mij dan ook vanzelf, omdat ik u op het hart draag," (12) "Daarom, mijn geliefde broeders naar wie mijn verlangen uitgaat, mijn blijdschap en kroon, staat alzo vast in de Heer, geliefden!" (13) "Want nu leven wij, als gij vast staat in de Here." (14)
Paulus schreef aan deze broeders als "heiligen in Christus Jezus", maar hij schreef niet aan volmaakten in karakter. Hij schreef aan hen als mannen en vrouwen, die streden tegen verzoekingen en die in gevaar verkeerden te vallen. Hij wees ze op: "de God des vredes, die onze Here Jezus, de grote Herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heelt teruggebracht uit de doden, bevestige u in alle goed om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in Zijn ogen welbehaaglijk is door Jezus Christus." (15)
Wanneer iemand een fout heeft gemaakt en zich daarvan bewust wordt, draag dan zorg, dat zijn zelfrespect niet vemietigd wordt. Ontmoedig hem niet door onverschillig wantrouwen. Zegt niet: "Voor ik hem mijn vertrouwen geef, wacht ik eerst om te zien of hij het volhoudt." Dikwijls is juist dit wantrouwen de oorzaak, dat de verzochte weer stniikelt.
Wij zouden emaar moeten streven de zwakheid van anderen te begrijpen. Wij weten weinig van de zielsmoeilijkheden van degenen die gebonden waren in de ketenen van de duistemis, die besluiteloos zijn en weinig morele kracht bezitten. Heel meelijwekkend is de toestand van mensen die onder wroeging lijden; die is als iemand, die verdord is, wankelt en wegzinkt in het stof. Hij kan niet duidelijk zien. De geest is beneveld, hij weet niet welke stappen hij moet nemen. Vele anne zielen worden misverstaan, niet gewaardeerd, vol ellende en angst - een verloren, verdwaald schaap. Hij kan God niet vinden, toch heeft hij intens verlangen naar vergiffenis en vrede.
O, laat toch geen woord gesproken worden dat dieper pijn veroorzaakt! Stel de ziel, die vermoeid is van een leven van zonde, maar niet weet waar hij hulp kan vinden, de bamihartige Verlosser voor. Neem hem bij de hand, hef hem op, spreek woorden van bemoediging en hoop. Help hem de hand van de Verlosser te grijpen.
Niet Ontmoedigd zijn
Wij worden te snel ontmoedigd over zielen, die niet dadelijk onze pogingen beantwoorden. Houdt nooit op voor een ziel te werken als er nog een sprankje hoop is. Waardevolle zielen kostten onze zelfopofierende Heiland een te hoge prijs om lichtvaardi g opgegeven te worden aan de macht van de verzoeker. Wij moesten onszelf in de plaats stellen van de verzochten. Denk aan de erfelijkheid, de invloed van verkeerde contacten en omgeving, de macht van verkeerde gewoonten. Verbaast het ons, dat onder zulke invloeden velen verdorven worden? Kunnen wij ons erover verwonderen waarom zij zo langzaam onze pogingen, hen op te hefi`en, beantwoorden? Dikwijls worden juist zij, die ruw en weinig belovend schijnen, wanneer ze door het evangelie gewomien worden, de meest loyale verdedigers van de boodschap; zij waren niet helemaal verdorven. Onder de afl<erige buitenkant zijn er goede opwellingen die bereikt kunnen worden. Zonder een helpende hand zouden velen zichzelf niet kunnen herstellen, maar door geduldige, volgehouden pogingen kunnen zij opgeheven worden. Zulken behoeven zachte woorden, vriendelijke aandacht, tastbare hulp. Zij behoeven die soort raad, die het flauwe glimpje moed in de ziel niet uitdoofi. Laat de werkers die met hen in contact komen, dit bedenken. Sommigen van wie de geest zo verdorven is geweest, zullen in dit leven nooit meer worden wat zij in gunstiger omstandig- heden geworden zouden zijn. Maar de heldere stralen van de Zon der Gerechtigheid kunnen in de ziel schijnen. Het is hun voorrecht het leven te hebben, dat gemeten wordt met het leven van God. Plant in hun geest verheffende, veredelende gedachten. Laat uw leven hun het verschil duidelijk maken tussen verdorvenheid en reinheid, duistemis en licht. Laat hen in uw voorbeeld lezen wat het betekent een Christen te zijn. Christus is in staat om de meest zondige ziel op te heffen en haar te plaatsen waar zij erkend wordt als kind van God, mede-erfgenaam van Christus voor de onsterfelijke erfenis.
Door het wonder van goddelijke genade worden velen geschikt gemaakt voor een nuttig leven. Yeracht en verlaten, zijn zij uiterst ontmoedigd geworden; zij kunnen onaandoenlijk _en onvemiurwbaar lijken. Maar onder de leiding van de Heilige Geest zal de wezenloosheid, die hun opheffing zo hopeloos deed schijnen, voorbijgaan. De doffe benevelde geest zal ontwaken. De slaven der zonde zullen vnjgemaakt worden. Verdorvenhe id zal verdwijnen en onwetendheid zal overwonnen worden. Door middel van geloof, door liefde werkende, zal het hart gereinigd worden en de geest verlicht.
Verwijzingen: l. Joh.l3:34. 6. Matth.23:8. 12. Filip.1:3-5; l:6,7. 2. Rom.8:24. 7. Rom.l4:10. 13. Filip.4:1. 3. Mich.7:8,9; 8. Rom.14:l3. 14. l TheS.3Z8. Ps.33:l4,l5. 9. 2 Cor.2:4. 15. Hebr.13:20,21. 4. Gal.6:1. 10. 2 Cor.7:8-13. 5. 1 Cor.4:7. 11. 2 Cor.7:l6.
|