In de groene valleien, in het bos, op de berghelling, hield Jezus contact met Zijn hemelse Vader.
Het leven van de Zaligmaker op de aarde was een leven van gemeenschap met de natuur en met God. In deze gemeenschap openbaarde Hij ons het geheim van een leven vol kracht. Jezus was een emstige, ijverige man. Nooit heefi er onder de mensen iemand geleefd, die zo belast was met verantwoordelijkheden. Nooit heefi iemand zo”n zware last gedragen voor de zorgen en de zonde van de wereld. Nooit heefi iemand met zo°n zelfopofferende ijver voor het welzijn van de mensheid gewerkt. Toch leefde Hij een gezond leven. Lichamelijk zowel als geestelijk werd Hij gesymboliseerd door het offerlam, "onberispelijk en vlekkeloos." (1) Naar lichaam en ziel was Hij een voorbeeld van Gods bedoeling voor de gehele mensheid door gehoorzaamheid aan Zijn wetten. Als de mensen naar Jezus keken, zagen zij een gelaat waarin goddelijk medeleven vermengd was met bewuste macht. Hij scheen omringd te zijn door een sfeer van geestelijk leven. Terwijl Zijn manieren vriendelijk en zonder enige aanmatiging waren, imponeerde Hij toch de mensen door een gevoel van verborgen kracht, die niet geheel geheim kon blijven. Gedurende Zijn dienstwerk werd Hij onophoudelijk achter- volgd door sluwe en sehijnheilige mannen, die Hem naar het leven stonden. Spionnen zaten Hem op het spoor, letten op Zijn woorden om iets tegen Hem te vinden. De scherpzinnigste en hoogst ontwikkelde geesten van de natie streefden emaar Hem in woordenstnjd te verslaan. Maar nooit konden zij een voordeel behalen. Zij moesten het veld ruimen, verbijsterd en beschaamd door de nederige leraar uit Galilea. Christus” leer had een frisheid en een kracht zoals de mensen die nog nooit eerder gekend hadden. Zelfs Zijn vijanden werden gedwongen te erkennen: "Nooit heeft een mens zo gesproken als deze mens spreekt." (2)
De kinderjaren van Jezus, in armoede doorgebracht, waren niet bedon/en geweest door de gekunstelde gewoonten van een verdowen tijd. Terwijl Hij werkte aan de timmennanswerkbank, de lasten van het huiselijk leven droeg, de lessen van gehoorzaam- heid en ijver leerde, vond Hij ontspanning te midden van de taferelen der natuur, waar Hij kemiis verzamelde door de geheimen van de natuur te onderzoeken.
Hij bestudeerde het Woord van God en Hij was het gelukkigst op die momenten, dat Hij zich van Zijn werk kon afwenden en de velden in kon gaan om in de stille dalen te mediteren en gemeenschap te zoeken met God, op de berghellingen of te midden van de bomen in het bos. ”s Morgens vroeg was Hij dikwijls op eenzame plaatsen te vinden waar Hij mediteerde, de Schriften onderzocht, of in gebed verzonken was. Met gezang begroette Hij het morgenlicht. Met liederen van dankzegging vrolijkte Hij Zijn werkuren op en bracht blijdschap van de afgematten en ontmoedigden.
Gedurende Zijn dienstwerk leefde Jezus grotendeels een huitenleven.
Zijn reizen van plaats tot plaats deed Hij te voet en veel van L/,ijn onderwijs werd in de open lucht gegeven. Als Hij Zijn discipelen ondenvees, trok Hij Zich vaak uit het tumult van de stad terug naar de rust van de velden, wat beter overeenkwam met de lessen van eenvoud, geloof en zelfverloochening die Hij hen wenste te leren. Het was onder de beschutting van de bomen op de berghelling, op slechts een kleine afstand van het meer van Galilea, dat de twaalven tot het apostelambt geroepen werden en de Bergrede gehouden werd.
Christus hield ervan het volk om Zich heen te verzamelen onder de blauwe hemel, op een grasbegroeide berghelling, of op het strand langs het meer. Hier, omringd door Zijn eigen scheppingswerk, kon Hij hun gedachten van het gekunstelde op het natuurlijke richten. In de groei en ontwikkeling van de natuur worden de beginselen van Zijn koninkrijk geopenbaard. Als de mensen hun ogen zouden opheffen naar de heuvelen Gods en de wonderwerken van Zijn hand zouden aanschouwen, zouden zij kostbare lessen van goddelijke waarheid kunnen leren. Later zouden dan de lessen van de goddelijke Leraar herhaald worden door de dingen in de natuur. De geest zou opgeheven worden het hart rust vinden.
Aan de discipelen die met Hem aan Zijn werk verbonden waren, gaf Jezus dikwijls gedurende een periode de gelegenheid om hun gezin te bezoeken en uit te rusten; maar vergeefs waren hun pogingen om Hem van Zijn werk af te trekken. De gehele dag diende Hij de scharen die tot Hem kwamen, en ”s avonds of vroeg in de morgen ging Hij weg naar het heiligdom van de bergen voor gemeenschap met Zijn Vader. Dikwijls geraakte Hij door Zijn onophoudelijke arbeid en de conflicten met de vijandschap en de valse leer van de rabbi”s zichtbaar zo uitgeput, dat Zijn moeder en Zijn broers en zelfs de discipelen vreesden, dat Zijn leven eraan zou worden opgeofferd. Maar als Hij terugkwam van Zijn uren van gebed die de arbeidzame dag besloten, bemerkten zij de uitdrukking van vrede op Zijn gelaat, de frisheid, de kracht en de levendigheid die Zijn gehele wezen scheen te vervullen. Na de uren die Hij alleen met God had doorgebracht, kwam Hij te voorschijn, morgen na morgen, om het licht van de hemel tot de mensen te brengen.
Een Periode van Rust
Het was juist na de terugkeer van hun eerste zendingsreis, dat Jezus de discipelen verzocht, "Kom hier en rust een weinig." De discipelen waren teruggekomen, vervuld van blijdschap over het succes als verkondiger van het evangelie, toen het bericht van de dood van Johames de Doper, door de hand van Herodes, hen bereikte. Het was een groot verdriet en een bittere teleurstelling. Jezus wist dat door het sterven van Johannes de l)opcr in de gevangenis, het geloof van de discipelen zwaar op de proef werd gesteld. Met teder medelijden keek Hij op hun zorgelijke, betraande gezichten. Tranen stonden ook in Zijn ogen en klonken in Zijn stem toen Hij zei: "Kom hier en gaat met Mij naar een mstige, afgelegen plaats, en rust een weinig." (3)
Dicht bij Bethsaïda, ten noorden van het meer van Galilea, was een eenzame streek, prachtig in het frisse groen van het voorjaar, die een welkom, stil mstoord bood aan Jezus en Zijn discipelen om zich terug te trekken. Naar deze plaats vertrokken zij per boot dwars over het meer. Hier konden zij rusten, ver van de wanorde van de massa. Hier konden de discipelen luisteren naar de woorden van Christus, ongehinderd door de vinnige tegenwerpingen en beschuldigingen van de Farizeeën. Hier hoopten zij een korte tijd van vriendschap in het gezelschap van hun Heer te kunnen genieten.
Slechts een korte tijd had Jezus om alleen te zijn met Zijn geliefden, maar hoe kostbaar waren deze weinige momenten voor hen. Zij spraken met elkaar over het evangeliewerk en de mogelijkheid om hun arbeid effectiever te maken in het bereiken van het volk. Terwijl Jezus voor hen de schatten der waarheid opende, werden zij bezield door goddelijke kracht en geïnspireerd door hoop en moed.
Maar Hij werd spoedig weer door de scharen gezocht. In de veronderstelling dat Hij Zich op Zijn gebruikelijke plaats had teruggetrokken, volgde het volk Hem daarheen. Zijn hoop om maar een uur van rust te krijgen, werd verijdeld. Maar in de diepten van Zijn zuiver, medelijdend hart, voelde de Herder der schapen slechts liefde en medelijden met deze rusteloze, dorstende zielen. De gehele dag kwam Hij aan hun noden tegemoet en tegen de avond zond Hij hen naar huis om te rusten.
In een leven, geheel aan het welzijn van anderen gewijd, vond de Zaligmaker, het noodzakelijk om Zich tijdelijk terug te trekken van de eindeloze activiteit en het contact met de menselijke noden, om de eenzaamheid te zoeken en onafgebroken gemeenschap met Zijn Vader te hebben. Als de menigte die Hem gevolgd was vertrekt, gaat Hij de bergen in en alleen met God, stort Hij Zijn ziel uit in gebed voor deze lijdende, zondige, behoeftige personen.
Toen Jezus tot Zijn discipelen zei dat de oogst groot was, maar de arbeiders weinige, drong Hij bij hen niet aan op de noodzaak om onophoudelijk te arbeiden, maar verzocht hen: "Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in Zijn oogst." (4) Tot Zijn afgematte arbeiders van vandaag, evengoed als tot Zijn eerste discipelen spreekt Hij deze woorden van meevoelen: "Kom hier met en rust een weinig."
Allen die in opleiding bij God zijn, hebben behoefie aan de stille uren voor gemeenschap met hun eigen hart, met de natuur en met God. In hen moet een leven worden geopenbaard dat niet in hannonie is met de wereld, haar gewoonten en praktijken; en zij hebben een persoonlijke ervaring nodig in het verkrijgen van kennis van de wil van God. Wij moeten, ieder voor zich, Hem tot ons hart horen spreken. Wanneer iedere andere stem tot zwijgen is gebracht en wij in kalmte op Hem wachten, maakt de stilte van de ziel de stem van God duidelijk hoorbaar. Hij gebiedt: "Wees stil, en weet, dat Ik God ben." (5) Dit is een effectieve voorbereiding op al het werk van God. Te midden van de haastende menigte en de druk van de intense activiteiten in het leven, zal hij die aldus is opgefrist, omringd worden door een sfeer van licht en vrede. Hij zal nieuwe talenten ontvangen, zowel lichamelijke als geestelijke. Zijn leven zal een welriekende geur uitademen, en zal een goddelijke kracht openbaren die de harten der mensen zal bereiken.
Verwijzingen 1 Petr. 1:9. 3. Marc. 6:31. 5. Ps. 46:10. 2 Joh. 7:46. 4. Matth. 9238.
|