Jezus Christus is de hoeksteen, waarop alles, wat de gelovige tot heil dient, rust. Naar Hem moet de Christen de waarde van iedere zaak meten, zo ook de matigheid, als een der Christelijke deugden. 2 Petrus 1:6. Zelfbeheersing, en wel uit vrije geestesdrang, is de Goddelijke adem, die door het gehele Christendom waait en lichaam, ziel en geest doordringt en heiligt. Dit stelt Paulus zo duidelijk voor in 1 Kor. 9:24; 10:12. Wanneer reeds zij, die in de Griekse spelen in het strijdperk traden geneesheren, schermmeesters, een nauwkeurig dieet alsmede altijddurende oefening en ontelbare andere ont-houdingsregels nodig hadden en nalatigheid, zelfs in het geringste, alles kon bederven, hoeveel te meer moet de Christen die niet met vlees en bloed kampt, maar met de geestelijke boosheden in de lucht, de wellusten van zijn lichaam bedwingen en er op letten, het gezond en ongeschonden te bewaren opdat de Heilige Geest het als Zijn tempel versieren kan en hij de kroon van het eeuwige leven wegdrage!
Maar niet alleen de heidense kampvechters, ook het volk van Israël geeft ons daarin een belangrijke les. Niemand anders dan de Zoon van God verloste Israël uit de vreselijke Egyptische slavernij. Hij was de geestelijke rots, die meeging, Hem beproefden zij in de woestijn en werden door slangen gedood. Ter wille van Zijn roeping zag Mozes gewillig van de troon van Farao af en “heeft de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte” Hebr. 11:24-27. Hoe heerlijk maakte Hij zich aan hen bekend bij de Rode Zee en hoe vreselijk was Zijn strafgericht over de Egyptenaren! Maar reeds drie dagen later morde Israël vanwege het bittere water te Mara. Exod. 15:22-25. Toen wees Hij hen een hout aan, waardoor het water zoet werd en deed Zich door hen als hun Arts erkennen, terwijl Hij zei: “Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en doet wat recht is in Zijn ogen, en uw oor neigt tot Zijn geboden en al Zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de kwalen opleggen, die Ik de Egyptenaren opgelegd heb; want Ik, de Here, ben uw Heelmeester!” Kort daarop morde Israël opnieuw tegen de Here bij gebrek aan brood.
Toen gaf Hij hen het manna; het engelenvoedsel, om hen te leren, dat de mens niet alleen van brood leeft, maar van alles wat uit de mond des Heren uitgaat. Deut. 8:3. Als hun Heelmeester gaf Hij hen echter ook voor de gezondheid en reinheid, in de ceremoniële wetten zulke kernachtige zeden en geboden, als geen ander volk ze bezat maar naarmate de tijd vorderde werd het volk begerig naar vlees en gaf voor, dat hun ziel het manna zat werd. Toen zij zo het hemelse brood verwierpen, kregen zij het gewenste vlees, maar het was voor hun niet tot zegen. Num.11; Ps. 78. Daar alle Schrift, door God ingegeven, nuttig tot lering is, zo ook dit voorval. Opdat echter toch geen twijfel heerse, zegt Paulus duidelijk: “En deze gebeurtenissen zijn ons ten voorbeeld geschied, opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben, zoals zij die hadden.” 1 Kor. 10:6. En nog nauwkeuriger: “Dit is hun overkomen tot een voorbeeld voor ons en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is.” 1 Kor. 10:11.
Christus heeft nu nog niet opgehouden de Heelmeester van Zijn volk in geestelijke zowel als in lichamelijke zin te zijn. Wel zijn reeds lang de ceremoniële wetten, ook met betrekking tot spijs en drank, verdwenen, maar des te duidelijker zien we thans in Christus de heerlijke kern van ieder gebod voor ons. Zij zijn een zacht juk, dat, wanneer wij het dragen, onze lichamen voor de Egyptische plagen bewaart. Christus dringt Zichzelf niet aan ons op als Heelmeester, noch Zijn geneeskundige voorschriften, maar Hij biedt ons juist in de laatste tijd Zijn hulp liefderijk aan en wel voor niets. Hij wil Zijn volk helemaal vrij maken van alle wellusten en hartstochten van het vlees en het verwende gehemelte, en hun lichamen geheel tot tempel van de Heilige Geest wijden. Zoals weleer bevrijdt Hij nu bij het einde voor de tweede keer Zijn volk uit de Egyptische slavernij van de zonde, maar niet om ze tot een tijdelijke rust te brengen in het vergankelijke Kanaän, maar tot volkomen, eeuwige rust in het ware en blijvende Kanaän. Ook bij deze uittocht mag onder Gods volk, dat op de regels der gezondheid let, volgens Ps. 105:37 geen gebrekkige zijn, want zij hebben immers Christus als hun Heelmeester aangenomen en volgen Zijn voorschriften op. Ja, het heerlijke Evangelie is Zijn volk niet slechts een blijde boodschap voor hun geestelijk welzijn, maar ook tot gezondheid van het lichaam.
Dit kostelijk licht heeft de schrijfster, wier naam menig lezer reeds uit andere verschenen werken bekend kan zijn, reeds vroeger voor ongeveer honderd jaar voor het eerst in een reeks van belangrijke artikelen uitgedrukt, die terstond in alle bekende kringen een diepe indruk maakten. Duizenden werden daardoor bewogen, zich verouderde gewoonten te ontzeggen en met schadelijke vermaken te breken. Zulk een omkeer kan slechts daardoor verkregen zijn, omdat de geschriften de stempel van Goddelijke waarheid droegen en de Here zich met Zijn zegen tot hen wendde. Sedert die tijd zijn deze grondregels, die men in het begin verguisde en vol vooroordeel verwierp, meer en meer gemeengoed geworden en duizenden be-krachtigen thans het grote nut daarvan met hun eigen ervaringen.
Bloeiende geneeskundige inrichtingen ontstonden eerst op de bodem van Noord-Amerika en langzamerhand breidden deze zich in alle werelddelen en op de eilanden van de zee uit; ook ontwikkelden zich geneeskundige zendingsposten. De tijd heeft de waarde beproefd, de wetenschap heeft deze grondregels steeds meer bevestigd, maar de eer komt alleen de Here toe. Moge ook deze Nederlandse uitgave daartoe dienen, overal, waar het Nederlands klinkt, deze heerlijke grondbeginselen tot zegen van allen te verbreiden en moge menige ziel, terwijl zij deze kostelijke leerredenen beproefde te volgen, daarin de Here en Heiland als haar Heelmeester tot haar eigen heil leren kennen. Tenslotte kunnen wij ons voor de waarde lezer slechts bij de wens van de lievelingsdiscipel Johannes aansluiten, als hij aan de ouderling Gajus schrijft: “Geliefde, ik bid, dat het u in alles wèl ga en gij gezond zijt, gelijk het uw ziel wèl gaat.” 3 Joh. 2.
De Uitgevers
|