Herhaalde malen heb ik brieven van predikers en gemeenteleden ontvangen, waarin zij vroegen, of het goed is, spiritistische artsen of helderzienden om raad te vragen. Deze dienaren van de satan worden zo talrijk, en het is zo algemeen, ze om raad te vragen, dat waarschuwingen daartegen volkomen op zijn plaats zijn. God heeft het iedereen mogelijk gemaakt, kennis over de gezondheidsleer te verkrijgen. Hij heeft het ons tot plicht gesteld, onze lichamelijke gezondheid in de beste toestand te houden, opdat wij Hem de eer, die Hem toekomt, kunnen bewijzen. Wie weigert het licht en de kennis, die hem zo genadig gegeven is, aan te nemen, verwerpt de hem van God gegeven middelen, om zijn geestelijk en lichamelijk leven te bevorderen. Hij stelt zich in gevaar, door de beproevingen van de satan verleid te worden.
Niet weinige belijders van Christus in deze zogenaamd christelijke eeuw nemen hun toevlucht tot boze geesten, in plaats van op de kracht van de levende God te vertrouwen. De aan het ziekbed van haar kind wakende moeder zegt: “Ik kan er niets meer aan doen. Is er dan geen dokter, die mijn kind kan genezen?” Haar wordt van de wonderbare genezingen verteld, die door magnetiseurs en helderzienden bewerkt worden, en zij vertrouwt haar lieveling aan zulk een arts toe, doch geeft het daardoor over in de handen van de satan. In vele gevallen wordt het toekomstige leven van het kind door de satanische kracht, die onmogelijk te breken schijnt, beheerst. Een moeder vroeg een ongelovige arts het leven van haar kind te redden, maar toen ik haar aanspoorde haar hulp bij de grote Arts te zoeken die in ieder geval kan redden, keerde zij zich ongeduldig om.
Toen Ahazia, koning van Israël, ziek was, “zond hij boden heen zeggende: Gaat heen, en vraagt Baäl-Zebub, de god te Ekron, of ik van deze ziekte zal genezen.” Op de weg ontmoetten zij Elia en in plaats van het antwoord van de afgod te horen, vernam de koning de verschrikkelijke uitspraak van de God van Israël, “Van het bed waarop gij zijt komen te liggen, zult gij niet afkomen, maar gij zult voorzeker sterven.” 2 Kon. 1:4. Christus sprak de woorden door Elia tot de afvallige koning. De grote God Immanuël had reden om over de goddeloosheid van Ahazia ontevreden te zijn. Hoeveel had de Here reeds gedaan, om de harten van de Israëlieten te winnen en in hen vertrouwen in Hem op te wekken! Van oudsher had Hij op Zijn volk in onbeschrijfelijke liefde en lankmoedigheid neergezien. Van de tijd van de aartsvaders af had Hij het laten verkondigen, “hoe lief Hij de mensenkinderen had.” Jer. 31:3. Hij was steeds tot hulp geweest voor allen, die Hem oprecht zochten. “In alle benauwdheid was ook Hij benauwd, en de Engel Zijns aangezichts heeft hen gered. In Zijn liefde en door Zijn mededogen heeft Hij zelf hen verlost en Hij hief hen op en droeg hen al de dagen van ouds.” Jes. 63:9. Toch stond Israël weer tegen zijn God op en zocht hulp bij de voornaamste vijanden van de Here. Israël was het enige volk, dat met de ware God bekend was. Toen de koning van Israël het heidens orakel om raad vroeg, gaf hij daarmee de heidenen te kennen, dat hij meer vertrouwen in hun goden had, dan in de God van zijn volk, de Schepper van hemel en aarde. Op gelijke wijze onteren zij God, die zich inbeelden kennis van Gods woord te bezitten, maar toch zich van de bron der kracht en wijsheid afwenden en hulp en raad zoeken bij de machten van de duisternis. Wanneer de toorn Gods door de boze handelingen van de goddeloze koning opgewekt werd, hoe zal Hij een dergelijke handelwijze aanzien van hen, die Zijn dienaren willen heten? Velen zijn te traag, om zich kennis van de natuurwetten en van de eenvoudige middelen tot onderhoud van hun gezondheid te verschaffen. Hun levenswijze is niet de juiste. Wanneer hierdoor ziekten merkbaar worden, smeken zij niet om de zegen van God, maar nemen hun toevlucht tot de dokters. Wanneer zij weer genezen zijn, geven zij de geneesmiddelen en de dokters de eer. Zij zijn steeds bereid de menselijke macht en wijsheid te verafgoden, alsof het schepsel welk stof en as is, God zou zijn.
Het geeft geen zekerheid zich toe te vertrouwen aan artsen, die niet godvrezend zijn. “Wanneer het menselijk hart niet door de Goddelijke genade wordt beheerst, is het meer dan enig ding arglistig, ja dodelijk is het, wie zal het kennen?” Jer. 17:9. De mensen trachten slechts zichzelf te helpen. Onder de dekmantel van het beroep van arts zijn reeds vele zonden begaan en menig bedrog gepleegd. De dokter mag voorgeven, grote kennis en bekwaamheid te bezitten en kan toch karakterloos zijn en voorschriften geven, die in strijd zijn met de natuurwetten. De Here onze God verzekert ons, dat Hij wacht met Zijn genade, tot wij Hem in de nood aanroepen. In de meeste gevallen wijken de voorschriften van deze artsen van de wetten van God af, die Hij ons voor de gezondheid heeft gegeven, en dit is in het bijzonder het geval met het eten. Zij zeggen dat wij niet leven zoals wij moesten, en schrijven verandering voor die in strijd is met het licht dat God ons heeft gegeven. Hoe kan de Here ons zegenen als wij op de paden van de vijand wandelen?
Waarom willen de mensen zich niet toevertrouwen aan Hem, die hen geschapen heeft en Die slechts door een aanraking, een woord of een blik alle ziekten kan genezen? Wie anders behoort ons vertrouwen dan juist Degene, die voor onze verlossing zulk een groot offer bracht? Onze Here heeft ons bepaald aangewezen door de apostel Jacobus, wat onze plicht is, als wij ziek zijn. Als menselijke hulp niet baten kan, wil God Zijn volk tot helper zijn. “Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden.” Jak. 5:14,15. Wanneer de volgelingen van Christus met een rein hart de beloften Gods evenveel geloof schenken, als die van de satan, zouden zij de levendmakende kracht van de Heilige Geest aan lichaam en ziel ondervinden.
God heeft Zijn volk veel licht gegeven, maar niettemin zullen verzoekingen zich voordoen. Wie onder ons zoekt zijn hulp bij de god van Ekron? Denkt eens na over het volgende voorbeeld, het is niet ontsproten uit de verbeelding; bij velen vinden wij deze hoofdtrek terug. Een ziekelijk persoon, die schijnbaar ernstig maar vol vooroor¬deel en met zichzelf ingenomen is, bekent openlijk dat zij zich om de wetten en regels van de gezondheid niet bekommert, die wij als een volk door de genade Gods hebben aangenomen. Haar eten moet tot bevrediging van haar ziekelijke smaak bereid worden. In plaats van zelf voor voedsel te zorgen, neemt ze haar maaltijden in hotels, waar de eetlust onbeperkt bevredigd kan worden. Hoewel zij met vlugge tong de matigheid verdedigt, ontkent zij haar grondbeginselen. Zij zoekt genezing, maar weigert ze op voorwaarde van zelfverlooche-ning te verkrijgen.
Zulk een mens volgt steeds zijn bedorven smaak en de buik is in werkelijkheid zijn god. De krachten, die tot eer van God konden dienen, als zij geheiligd en veredeld waren, worden verzwakt en doen zeer weinig. Wanneer men de natuurwetten veracht, is een geprikkelde natuur, een verward brein en zwakke zenuwen daarvan een zeker gevolg. Op zulk een mens kan men zich niet verlaten, hij is onbetrouwbaar. Wie de moed heeft, hem broederlijk te waarschu¬wen, wekt daardoor slechts zijn misnoegen op en de kleinste tegen¬spraak prikkelt zijn strijdvaardige geest. Maar als hem een gelegenheid aangeboden wordt, hulp te zoeken bij iemand die door spiritisme genezing belooft, dan wendt hij zich dadelijk tot deze bron met alle ernst, geeft vrijwillig zijn geld en zijn tijd in de hoop, de aangeboden hulp te ontvangen. Hij wordt bedrogen en verblind; de macht van de spiritist wordt geprezen en anderen worden daardoor aangespoord ook dáár hun toevlucht te zoeken. Op deze wijze wordt de God van Israël oneer aangedaan, terwijl de macht van de satan verhoogd en geëerd wordt. In de naam van Christus vermaan ik al Zijn volgelingen: “Houdt vast aan het geloof, dat gij van Hem hebt ontvangen. Maar vermijd de onheilige, holle klanken.” 2 Tim. 2:16. In plaats van uw vertrouwen op toverkracht te stellen, vertrouwt u Hem toe; want vervloekt is het pad dat naar Endor of Ekron leidt. De voeten van hem, die zich op deze verboden weg begeven, zullen struikelen en vallen. Er is een God in Israël, bij wie alle terneergeslagenen en bedroefden bevrijding kunnen vinden. Gerechtigheid is het fundament van Zijn troon.
Het is zeker gevaarlijk voor ons, ook slechts in het geringste van de aanwijzingen van God af te wijken. Terwijl wij van het zekere pad der plicht afwijken, ontmoeten wij de ene omstandigheid na de andere, om ons verder en verder onweerstaanbaar van de rechte weg af te brengen. Onnodige vertrouwelijke omgang met hen die geen achting voor God hebben, zal ons tot dwaling voeren voordat wij het bemerken. De vrees wereldse vrienden te beledigen, houdt ons terug God te danken en onze afhankelijkheid van Hem te tonen. Wij moeten ons vast klemmen aan Gods woord. Zijn waar¬schuwingen en aanmoedigingen, Zijn bedreigingen en beloften hebben wij alleen nodig. Wij hebben een volkomen voorbeeld nodig, dat ons alleen in het leven en karakter van Jezus gegeven is. De engelen Gods zullen Zijn volk bewaren, als het op het rechte pad wandelt, maar voor hen die opzettelijk de weg van de satan bewandelen, bevindt zich geen belofte van enige bescherming.
Een dienaar van de grote bedrieger zal al het mogelijke zeggen en doen om zijn doel te bereiken. Het is hetzelfde of hij zich spiritist of magnetiseur noemt. Door aanmatiging wint hij het vertrouwen van de onbedachtzamen. Hij geeft voor hun levensgeschiedenis te kunnen voorspellen en verdriet en lijden te kennen van degenen, die hun toevlucht tot hem nemen. Hij doet zich voor als een engel des lichts terwijl duisternis zijn hart bedekt en oefent op vrouwen die zijn raad begeren grote invloed uit. Hij zegt dat hun bezwaren uit een ongelukkig huwelijk voortkomen. Dit kan waar zijn, maar zulk een uitspraak kan hun toestand niet veranderen. Hij zegt dat ze liefde en medelijden nodig hebben en terwijl hij grote belangstelling in hun welzijn aan de dag legt, wint hij macht over zijn argeloos offer en betovert hen, gelijk een slang het sidderende vogeltje. Onze enige zekerheid bestaat daarin, dat wij op het oude pad blijven. “Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad.” Jes. 8:20.
|