De huidige manier van opvoeden was schadelijk voor de gezondheid, ja zelfs voor het leven sinds mensenheugenis. Veel ouders en leraren begrijpen niet, dat de lichamelijke ontwikkeling van het kind in de prilste jeugd de grootste waakzaamheid eist, om het lichaam en de geest in evenwicht te houden. Menigmaal worden de kinderen reeds naar school gezonden, als zij de moederlijke zorg nog nodig hebben. In vele gevallen worden de kleinen in slecht geluchte schoollokalen bijeen gezet, waar zij dan op ongeschikte banken in een ongezonde houding zitten. De jonge tere plantjes lijden eronder, terwijl de ledematen en de spieren nog niet sterk zijn en het verstand zich niet heeft ontwikkeld. Enige kinderen zijn tenger gebouwd en daar zij dagelijks in de school tot stilzitten zijn gedwongen, worden ze zenuwachtig en ziek. Hun zenuwstelsel wordt uitgeput en hun lichaam verzwakt. De zwakke levensvonk dooft uit zonder dat de ouders of leraars bedenken dat zij er de schuld van zijn. De ouders beschouwen het verlies van hun kind misschien als een bestiering van de Almachtige, terwijl hun dwaze handelwijze de eigenlijke schuld ervan is. Wanneer men in zulke gevallen de dood van het kind toeschrijft aan de goddelijke Voorzienigheid loopt men gevaar God te lasteren, in plaats van Hem te eren. God wil, dat de kleinen leven en een goede opvoeding zullen genieten en dat hun ontwikkeld karakter goed wordt; want dan alleen zal God op deze wereld door hen verheerlijkt en in de toekomst door hen geprezen worden.
De ouders en onderwijzers nemen wel de verantwoording op zich, de kinderen op te voeden, maar slechts weinigen komen getrouw de plicht tegenover God na, om met de verschillende behoeften van het kind bekend te worden, opdat zij het leven en de gezondheid van de aan hun toevertrouwden bewaken kunnen. Duizenden kinderen stierven door de onwetendheid van hen, die er voor zorgen moesten. Hun zwak denkvermogen wordt te zeer ingespannen en de ontwikkeling van hun lichaam veronachtzaamd. De kinderen waren nog te zwak, om op de schoolbank te zitten. Men overlaadde ze met opgaven, terwijl ze vrij en werkloos hadden moeten blijven, tot de nodige lichamelijke kracht aanwezig was, om de geestelijke inspanning te verdragen. Kleine kinderen moeten vrij zijn als lammeren, en buiten rondspringen. De gunstigste gelegenheden moest men ze bieden, om vroeg een stevige lichaamsbouw te verkrijgen.
Kinderen die steeds tot leren worden aangespoord, zonder de nodige lichaamsbeweging, kunnen niet sterk worden. Wanneer het verstand steeds wordt ingespannen, zonder dat de lichamelijke krachten ontwikkeld worden, stijgt er te veel bloed in het hoofd en de bloedsomloop wordt in zijn werk gestoord. De hersenen krijgen dan te veel bloed, terwijl de overige lichaamsdelen te weinig krijgen. De uren tot leren en ontspanning moeten zorgvuldig verdeeld en een gedeelte van de tijd moet voor lichamelijke arbeid besteed worden. Wanneer de levenswijze van de scholieren in eten en drinken, in kleding en ontspanning overeenkomt met de natuurwetten, dan kunnen zij een opvoeding ontvangen, die hun gezondheid niet schaadt. Dikwijls moet deze waarheid herhaald en in het geheugen geprent worden, dat beschaving van de geest slechts geringe waarde heeft, wanneer de lichamelijke kracht ontbreekt om er gebruik van te maken. Aan de scholieren moet nooit zoveel hoofdarbeid opgelegd worden, dat ze geen tijd hebben voor de ontwikkeling van het lichaam. De gezondheid kan slechts dan blijven bestaan, als men iedere dag een bepaalde tijd in de frisse lucht zich met spel of andere lichaamsoefening bezighoudt. Daarbij moeten alle lichaamsdelen in werking gebracht worden. Wanneer de scholier de lichamelijke en geestelijke krachten gelijkmatig inspant, dan zal hij sterker worden. Wanneer hij ziek is, dan helpen lichaamsoefeningen zeer vaak tot herstel.
Als de leerlingen de school verlaten, moeten zij een betere gezondheid en een uitgebreider begrip van de hun beheersende natuurwetten hebben, dan toen zij daarin kwamen. Het is een even heilige plicht, de gezondheid en het karakter voor nadelige gevolgen te bewaren. Helaas weten veel scholieren niet, welke grote invloed voeding op de gezondheid uitoefent. Zij hebben er zich nooit met alle vastberadenheid op toegelegd, de genotzucht te beheersen of te letten op de gezondheidsregels met betrekking tot het eten. Zij gebruiken te veel bij de maaltijden en menigeen eet nog in de tussentijd, wanneer zij daartoe in de verzoeking komen. Willen zij die zich christenen noemen de hen zo dikwijls bezwarende vraag oplossen, waarom hun verstand zo traag is en hun streven naar goddelijke dingen zo zwak, dan behoeven zij in veel gevallen slechts hun dagelijkse maaltijden te onderzoeken; daar zijn oorzaken genoeg, al zijn er mogelijk nog andere. Door de bevrediging van hun eetlust wijken velen van de Here. God Die de haren op ons hoofd geteld heeft en het ziet als er een mus ter aarde valt, ziet ook de zonden van hen die zich aan de bevrediging van een bedorven eetlust overgeven en daarbij hun lichamelijke kracht verbruiken, het verstand verzwakken en het zedelijke onderscheidingsvermogen afstompen.
De onderwijzers moeten zelf nauwkeurig op de regels van de gezondheid letten, opdat zij hun eigen krachten in de beste toestand behouden en zowel door voorbeeld als woord een goede invloed op de scholieren kunnen uitoefenen. Een onderwijzer, wiens lichamelijke kracht reeds door ziekte of te drukke arbeid verzwakt is, moet des te meer op de natuurwetten letten. Hij heeft ontspanning nodig en hij moet buiten zijn school geen andere plichten op zich nemen, vooral niet, wanneer deze hem geestelijk en lichamelijk zo inspannen, dat de zenuwen er onder lijden en hij zijn zelfbeheersing verliest. In zulk een toestand zal hij met zijn scholieren niet goed kunnen omgaan, en hij zelf noch zijn leerlingen tot hun recht kunnen komen.
Iedere opvoedingsinstelling moet voldoende middelen ter beschikking hebben, om het onderwijs aangaande het menselijk lichaam en de verpleging daarvan goed duidelijk te maken. De scholieren moeten geleerd worden, hoe men goed ademt, leest en spreekt, zodat de keel en de longen niet ingespannen worden, maar alleen de buikspieren. Het is nodig, dat de onderwijzers zelf daarin onderricht en geoefend worden. Iedere scholier moet zó onderricht worden, dat als hij zich een beroep kiest, hij nauwkeurig het aardse huis, dat God hem gegeven heeft, kent. Hij moet zich bewust zijn, dat hij te leren heeft, zolang hij leeft. En terwijl de onderwijzer het kind onderricht, moet hij in het oog houden, dat dit weer anderen onderrichten zal. Op deze wijze zullen zijn leerlingen ook nog tot zegen van vele anderen zijn.
|