MS 82, 1901 17. Toen ik in Cooranbong was, kwamen veel flinke vleeseters bij ons thuis in het gezin. En als ze dan aan tafel zaten, en er werd geen stukje vlees opgediend, dan zeiden ze: “Wel, als jullie zúlk voedsel hebben, dan zou ik zonder vlees kunnen.” Ik denk dat ons gezin tevreden is over ons voedsel. Ik vertel ze: “Wat jullie ook doen, zorg dat je geen armetierig dieet krijgt. Zet genoeg op tafel om jullie organisme te kunnen voeden. Dat moeten jullie doen. Jullie moeten telkens opnieuw dingen uitvinden en bestuderen, zodat jullie de allerbeste gerechten maken die jullie maar kunnen. Zo zorg je dat je geen armetierig dieet krijgt.”
|