Brief 73a, 1896 15. Ik heb een groot gezin, waarin vaak zestien personen samen zijn. Onder hen bevinden zich mannen die met de ploeg werken en die bomen vellen. Zij hebben zwaar lichamelijk werk, maar er komt geen stukje vlees van dieren bij ons op tafel. Wij eten geen vlees meer sinds de camp meeting in Brighton. Mijn bedoeling was, om het nooit meer op tafel te zetten, maar er volgde een dringend pleidooi, dat een bepaald iemand niet in staat was om dit of om dat te eten, en dat zijn maag beter vlees kon verdragen dan ook maar iets anders. En zo werd ik in verleiding gebracht om het toch maar op tafel te zetten. … Iedereen is welkom om te komen eten, maar ik zet ze geen vlees voor. Graanproducten, groenten en fruit, vers of geweckt, staan bij ons op het menu. Op het ogenblik hebben we heel veel goede sinaasappels en veel citroenen. Dat is het enige verse fruit dat we in deze tijd van het jaar kunnen krijgen. … Ik heb dit geschreven om u enig idee te geven van hoe wij leven. Ik heb nog nooit zo’n goede gezondheid gehad als nu, en ik heb ook nog nooit zoveel geschreven. Ik sta om drie uur in de morgen op en slaap gedurende de dag niet. Ik ben vaak al om één uur op, en wanneer mijn geest van iets speciaals vol is, dan sta ik om twaalf uur op, om dingen op te schrijven die mij in gedachten zijn gekomen. Ik prijs de Heer met hart en ziel, en met mijn stem, voor Zijn grote genade jegens mij.
|